PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: BOXER, Model: PEUGEOT BOXER 2021Pages: 212, PDF Size: 6.44 MB
Page 101 of 212

99
Praktische informatie
7
Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer
90 liter.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau E (Empty)
is bereikt, gaat dit verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank en
de motoruitvoering bevat de tank nog ongeveer 10
of 12 liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Tanken
Het tanken altijd met afgezette motor.
► Open de brandstofvulklep.
►
Houd de zwarte vulklep met een hand.
►
Steek de sleutel met de andere hand erin en
draai deze linksom.
► Verwijder de zwarte vuldop en bevestig deze aan
de haak aan de binnenzijde van de brandstofvulklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep geeft aan welke brandstof u moet
tanken.
Laat het vulpistool maximaal een 3
de keer afslaan,
aangezien er anders storingen kunnen optreden.
►
V
ergrendel de zwarte vuldop na het tanken en
sluit de vulklep.
Tank met het Stop & Start-systeem nooit terwijl de motor in de STOP-stand staat; zet
dan altijd het contact af met de sleutel.
Brandstofsysteem
onderbroken
Bij een botsing zorgt een voorziening ervoor dat de
brandstoftoevoer naar de motor en de voeding van
het voertuig automatisch worden onderbroken.
De alarmknipperlichten en de interieurverlichting
gaan branden, en de portieren worden ontgrendeld.
Als de toevoer en voeding na de botsing weer moeten worden hersteld, moet u eerst
op brandstoflekkage en vonken controleren om
ervoor te zorgen dat er geen brand ontstaat.
► Herstel de brandstoftoevoer door op de eerste
knop rechtsvoor te drukken.
► Druk vervolgens op de tweede knop in het
accucompartiment onder de vloer (minibus) om de
voeding te herstellen.
Page 102 of 212

100
Praktische informatie
Bij andere uitvoeringen is de tweede knop vervangen door een zekering ; neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het
gebruik van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe,
gelden speciale onderhoudsvoorschriften die onder
"Zware omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige
of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk
verboden (kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is
het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor
minimaal 50% gevuld te houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om de
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om
problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële benaming
enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Laadsysteem (elektrisch)
Elektrisch systeem van 400 V
Het elektrische tractiesysteem dat met een spanning
van ongeveer 400 V werkt, is te herkennen aan
de oranje kabels. De componenten ervan zijn
gemarkeerd met het volgende symbool:
De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van
het contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in acht,
vooral die op de binnenzijde van de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan
het elektrische systeem van de auto (inclusief
de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en
andere componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden - kans op ernstige brandwonden of een
mogelijk dodelijke elektrische schok (kortsluiting/
elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een aanrijding of beschadiging aan de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 103 of 212

101
Praktische informatie
7Bij brandStap onmiddellijk uit de auto en laat ook alle
passagiers uit de auto stappen. Probeer de brand
nooit zelf te blussen - kans op elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om een
elektrische auto gaat.
Bij het wassen van de auto Controleer voordat u de auto gaat wassen
altijd of de laadklep goed is gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit Het is nadrukkelijk verboden om met een
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders
schade aan elektrische componenten kan
ontstaan.
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer
u de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de laadaansluiting of laadstekker komt - kans
op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte
handen aansluiten of loskoppelen - kans op
elektrocutie!
Tractiebatterij
In deze batterij wordt energie voor de elektromotor,
en de verwarming en airconditioning opgeslagen.
Deze loopt leeg tijdens gebruik en moet zo vaak
mogelijk worden opgeladen, ook gedeeltelijk.
De actieradius van de tractiebatterij kan variëren,
afhankelijk van de rijstijl, de route, het gebruik van
de verwarmings- en airconditioningssystemen
en de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De levensduur van de tractiebatterij is afhankelijk van meerdere factoren, zoals
klimaatomstandigheden, afgelegde afstand en
hoe vaak de snellaadfunctie wordt gebruikt.
Zo kunt u de capaciteit en actieradius van de
tractiebatterij behouden:
–
Rijd niet te vaak met een acculading lager dan
15%.
–
Laad het voertuig minimaal één keer per week
volledig op (100%) en gebruik het voertuig dan 4
uur niet, zodat de lading in de tractiebatterij zich
gelijkmatig over de cellen kan verdelen (wat voor
een gelijkmatige spanning over de cellen zorgt).
–
Parkeer het voertuig in de zomer op een
plek in de schaduw en uit de buurt van
warmtebronnen.
Bij schade aan de tractiebatterij Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan het voertuig uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de huid
dan grondig af met water en raadpleeg zo snel
mogelijk een arts.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Klep van de laadaansluiting
en laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan de
zijkant linksvoor van de auto.
►
Als u de klep van de laadaansluiting wilt openen,
schuift u uw vinger in de sleuf rechtsonder en trekt
u eraan.
De laadaansluiting wordt met 2 afdekkingen
beschermd.
Een controlelampje boven de laadaansluiting geeft
aan of de laadstekker is vergrendeld.
Page 104 of 212

102
Praktische informatie
Controlelampje voor laadstatus Betekenis
Brandt permanent De laadstekker is
vergrendeld.
Knippert De laadstekker is
ingestoken, maar
het contact is nog aangezet.
Zet het contact af en probeer opnieuw.
Uitschakelen De laadstekker is
ontgrendeld en kan worden verwijderd.U mag de laadaansluiting niet demonteren of aanpassen; elektrocutie- en/of
brandgevaar!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels, aansluitingen en
laders
De laadkabel die bij de auto wordt geleverd
(afhankelijk van de uitvoering), is geschikt voor
de elektrische systemen van het land waar de
auto is verkocht. Wanneer u naar het buitenland
gaat, controleer dan of de plaatselijke elektrische
systemen geschikt zijn voor de laadkabel.
Er is een volledig aanbod laadkabels verkrijgbaar bij
uw dealer.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie en
voor het aanschaffen van geschikte laadkabels.
Identificatielabels op laadaansluitingen
/ stekkers
Er zijn identificatielabels op de auto, laadkabel en
lader aangebracht, om de gebruiker te informeren
over welk apparaat moet worden gebruikt.
De identificatielabels geven het volgende aan:
Identificatielabel LocatieConfiguratieVoedingstype / spanningsbereik
C
Laadaansluiting (zijde auto) TYPE 2AC
< 480 Vrms
C
Laadstekker (zijde lader) TYPE 2AC
< 480 Vrms
K
Laadaansluiting (zijde auto) COMBO 2 (FF)DC
50 V – 500 V
Page 105 of 212

103
Praktische informatie
7Versneld opladen, Mode 3
Snellader (afhankelijk van de uitvoering)(versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))
Met mode 3 en een snellader: maximale laadstroom 32 A.
Met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.
Laadkabel, Mode 3 (AC)
Identificatielabels (C ) op de laadaansluiting (zijde
auto) en op de stekker (zijde lader).
Snellader Demonteer of wijzig de lader niet;
elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de lader voor de bedieningsinstructies.
Snelladen, Mode 4
Openbare snellader
(snelladen - gelijkstroom (DC))
Laadkabel, Mode 4 (DC)
(geïntegreerd in de openbare snellader)
Identificatielabel (K ) op de laadaansluiting (zijde
auto).
Gebruik alleen openbare snelladers waarvan de kabel maximaal 30 meter lang is.
Bij snelladen van het voertuig wordt het laden beperkt tot 50 kW.
Page 106 of 212

104
Praktische informatie
De tractiebatterij laden
(elektrisch)
Voor het opladen moet u het voertuig op een
eenheid voor opladen via een normaal stopcontact
of een opladen via een normaal stopcontact
(snelladen) aansluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet u de
gewenste laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen totdat de procedure automatisch wordt
beëindigd.
U kunt het opladen op elk moment stoppen
door 5 seconden op de vergrendeltoets van de
afstandsbediening te drukken en de laadstekker te
verwijderen. Zie voor snelladen ook de openbare
snellader.
De weergave van informatie over het opladen wordt
in de achteruitkijkspiegel weergegeven. Zie het
betreffende hoofdstuk voor meer informatie over het
Display in de achteruitkijkspiegel.
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel op de laadaansluiting
van het voertuig is aangesloten.
Koelen van de tractiebatterij De ventilator in de motorruimte gaat tijdens
het laden aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
De spanning van de tractiebatterij uitbalanceren
Nadat het voertuig minstens een keer per week
volledig is opgeladen (100%), raden wij u aan om
het voertuig 4 uur niet te gebruiken.
In die tijd kan de spanning zich over de cellen
van de tractiebatterij verdelen (voor een
gelijkmatige spanning in alle cellen).
Dankzij dit proces blijft de accu in goede staat en
kan het laadniveau worden berekend.
Volledig lege tractiebatterij Zorg ervoor dat de accu nooit helemaal leeg
is (0%), om de levensduur van de tractiebatterij
te behouden en de accu niet te beschadigen.
Wanneer het laadniveau daalt tot 15%, wordt de
melding "LOW POWER MODE" op het display
in de achteruitkijkspiegel weergegeven. Als deze
melding onder het rijden wordt weergegeven,
accelereer dan niet te hard en laad het voertuig
zo snel mogelijk op.
Langdurig parkeren Voordat u het voertuig langere tijd parkeert,
moet u de tractiebatterij volledig opladen.
Parkeer het voertuig op een plek met een
temperatuur tussen 0 °C en 45 °C (wanneer
het voertuig wordt geparkeerd op een plek met
extreme temperaturen kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Ontkoppel de kabel uit de minklem (-) van de
12V-accu.
Controleer het laadniveau in de tractiebatterij
regelmatig en laad waar nodig bij. Wanneer
het voertuig langer dan een maand wordt
geparkeerd, zorg dan dat het laadniveau hoger
dan 50% blijft. Wanneer het voertuig zeer lang
wordt geparkeerd, laad het voertuig elke 2
maanden op.
Laad de laadkabel niet aangesloten.
Wanneer de tractiebatterij niet wordt gebruikt,
nemen de prestaties tijdelijk af. Na het parkeren
moet u de batterij meerdere keren opladen en
leeg laten lopen om de normale werking van de
tractiebatterij te herstellen.
Voorzorgsmaatregelen
Onze elektrische voertuigen zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de aanbevelingen voor
maximale limieten voor elektromagnetische velden,
zoals uitgegeven door de International Commission
on Non-Ionizing Radiation Protection
(ICNIRP -
Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten
Vraag uw arts welke voorzorgsmaatregelen u moet nemen of vraag de fabrikant van uw
elektrische medische apparaat of de werking ervan
kan worden gegarandeerd in een omgeving die
voldoet aan de ICNIRP-aanbevelingen.
Page 107 of 212

105
Praktische informatie
7Bij twijfelVersneld opladen: blijf niet in of in de buurt
van het voertuig, of in de buurt van de laadkabel
of de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Snelladen: gebruik het systeem niet zelf en komt
niet in de buurt van openbare snelladers. Verlaat
het gebied en vraag iemand anders om het
voertuig op te laden.
Voorafgaand aan het laden
Versneld opladen Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of de
elektrische installatie voldoet aan de geldende
normen en geschikt is voor het opladen van de
auto.
►
Laat een snellader
, geschikt voor het
betreffende voertuig, door een professionele
installateur installeren.
Gebruik bij voorkeur de kabel die bij het voertuig
of als accessoire is geleverd.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Snelladen Controleer of de openbare snellader en de
laadkabel geschikt zijn voor uw voertuig.
Tijdens het laden
Voer nooit werkzaamheden uit onder de motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs
één uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!
–
De ventilator kan op elk moment inschakelen -
kans op snijwonden of verstikking!
De prestaties van de tractiebatterij zijn afhankelijk van de buitentemperatuur en de
temperatuur in de tractiebatterij zelf.
Tijdens het opladen moet de buitentemperatuur
bij voorkeur tussen 0 °C en 45 °C liggen.
Laden is niet mogelijk als de temperatuur in de
tractiebatterij lager dan -5 °C of hoger dan 55 °C
is. De laadtijd kan langer zijn als de temperatuur
lager dan 0 °C is.
Bij lage temperaturen moet u het voertuig na het
afzetten van het contact onmiddellijk aansluiten.
Bij grote schommelingen in de inkomende stroomtoevoer kan het laadproces worden
gestopt.
►
Koppel de laadkabel los en wacht totdat het
stroomniveau weer normaal is.
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Aansluiten
► Zet het contact af.
► Open de laadklep, verwijder de beschermkappen
en controleer of er geen vuil aanwezig is op de
laadaansluiting.
Versneld opladen, Mode 3
► Sluit de laadkabel aan op de laadeenheid (waar
van toepassing).
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Het controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is begonnen, wordt de
melding "CHARGING" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven, samen met de
stroomsterkte van de stroom die de tractiebatterij
in gaat.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Snelladen, Mode 4
► Volg de gebruiksinstructies voor de openbare
snellader en selecteer een maximumvermogen van
50 kW.
Page 108 of 212

106
Praktische informatie
Het laden start niet bij een vermogensniveau hoger dan 50 kW.
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker op
de openbare snellader.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Het controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is begonnen, wordt de
melding "CHARGING" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven, samen met de
stroomsterkte van de stroom die de tractiebatterij
in gaat.
Als dat niet het geval is, is het laden nog niet
begonnen. Afhankelijk van de melding in de
achteruitkijkspiegel gaat u als volgt te werk:
–
"UNPLUG&PLUG": verwijder de laadstekker en
plaats deze dan terug.
–
"WAITING x SEC": wacht een paar seconden
totdat de melding "DC CHARGE READY" wordt
weergegeven.
Loskoppelen
Het laden is voltooid en de melding "CHARGE
FULL" wordt op het display in de achteruitkijkspiegel
weergegeven.
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Onderbreek de stroom naar de laadeenheid
(waar van toepassing).
of
►
Druk 5 seconden op de vergrendeltoets van de
afstandsbediening.
De laadstekker ontgrendelt (wat wordt bevestigd
door het branden van het controlelampje boven de
laadaansluiting).
Versneld opladen, Mode 3
Wanneer de laadstekker is ontgrendeld, wordt
de melding "PLUGGED IN" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
Als de laadstekker niet binnen 30 seconden wordt verwijderd, wordt deze automatisch
weer vergrendeld in de aansluiting en begint het
laden (de melding "CHARGING" wordt
weergegeven op het display in de
achteruitkijkspiegel).
Snelladen, Mode 4
Wanneer de laadstekker is ontgrendeld, wordt de
melding "CHARGE STOP" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven.
► Wacht totdat de melding "UNPLUG" wordt
weergegeven en verwijder dan de laadstekker.
Probeer de laadstekker nooit te verwijderen wanneer deze is vergrendeld
(controlelampje brandt permanent) - kans op
onherstelbare schade aan het
vergrendelmechanisme en de tractiebatterij wordt
niet opgeladen.
►
Plaats de beschermkappen terug op de
laadaansluiting en sluit de laadklep.
►
Haal de kabel los van de laadeenheid (waar van
toepassing).
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien van
een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die zijn bedoeld voor
montage op het type wiel van de auto:
Page 109 of 212

107
Praktische informatie
7Oorspronkelijke
bandenmaatMaximale afmeting
van de schakels.
205/70 R15 16 mm
215/70 R15 12 mm
225/70 R15 16 mm
215/75 R16 12 mm
225/75 R16 16 mm
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen zonder sneeuw, omdat de banden van de
auto en het wegdek dan beschadigd raken. Als
de auto lichtmetalen velgen heeft, controleer dan
of geen enkel deel van de kettingen of
bevestigingen de velg raakt.
Trekken van een aanhanger
De maximale aanhangergewichten staan vermeld
op het kentekenbewijs van uw auto en op het
constructeursplaatje.
Voor meer informatie over de Technische specificaties van uw auto en met name de
gewichten en versleepbare lasten, zie de
desbetreffende paragraaf.
Aan de hand daarvan kunt u bepalen of uw auto
geschikt is voor het trekken van een aanhanger,
caravan of boot, enz.
Deze waarden worden ook vermeld in de
commerciële documentatie.
Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en
deze door het PEUGEOT-netwerk te laten
monteren.
Deze originele trekhaken zijn compatibel met
de werking van de parkeerhulp achter en de
achteruitrijcamera (indien aanwezig).
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens de
voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.
ElektromotorEen elektrische auto mag nooit met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus geen aanhanger of caravan trekken
met een dergelijke auto.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze originele trekhaakkogel kan eenvoudig en snel
worden gemonteerd en verwijderd. Hiervoor hebt u
geen gereedschap nodig.
Page 110 of 212

108
Praktische informatie
1.Bevestigingssteun
2. Aansluiting
3. Veiligheidsoog
4. Afneembare kogel
5. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
6. Slot met verwijderbaar kapje
7. Label voor sleutelnummer
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de technische gegevens
van het voertuig, met name voor gewichten en
maximaal sleepbare massa's.
A. Vergrendelde stand; de draaiknop maakt contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand; de draaiknop maakt geen contact met de kogel (speling van ongeveer 5
mm).
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Vóór het gebruik
Controleer of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Doe dit door de volgende
punten te controleren:
–
het groene merkteken van de draaiknop valt
samen met het groene merkteken van de kogel;
–
de draaiknop maakt contact met de kogel;
– het slot is vergrendeld en de sleutel is
verwijderd; de draaiknop kan niet meer worden
bediend;
–
de kogel mag absoluut niet in de
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en trek
eraan om dit te controleren.
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
gewicht van de auto en van de aanhanger en het
maximaal toelaatbare treingewicht.
Na het gebruik
Als gereden wordt zonder aanhanger of
bagageplateau, moet de trekhaakkogel zijn
verwijderd en moet de afdekplaat zijn aangebracht.
Dit is met name van belang als de kogel het zicht
op de kentekenplaat of de verlichting van de auto
belemmert.