Peugeot iOn 2012 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 168

6
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
69
















Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de
auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A
t/m G).
IUF:zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISO FIX-kinderzitje voor het ver voer met het "gezicht in de rijrichting" eneen bovenste riem.
X:plaats niet geschikt voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep.


Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 10 kg(groep 0)Tot ca.6 maanden
Tot 10 kg (groep 0) Tot 13 kg (groep 0+)
Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)Van ca. 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg*"rug in de rijrichting""rug in derijrichting""gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1
ISOFIX-kinderzitjes universeel en semi-universeel geschiktvoor bevestiging op de buitenste zitplaatsen achter
XXXRÖMER
BabySafe Plus
I
SOFIXXXIUF
*
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd.

Page 72 of 168

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
70
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar ingeval van een botsing. Wanneer u een kinderzitje met de veiligheidsgordel in de auto installeert, let er dan wel op dat de gordel goed gespannen is; het zitje moet namelijk strak aan de autostoelzijn bevestigd.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of hettuigje van het kinderzitje, zelfs bij kor te ritten,worden vastgemaakt waarbij de speling tenopzichte van het lichaam van het kind zoveelmogelijk moet worden beperkt. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukten dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moet worden,berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bijkrachtig afremmen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met hetgezicht in de rijrichting op de passagiersstoelvoor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door anderekinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde * uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Hetkind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Adviezen voor kinderzitjes
Plaatsen van eenstoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzienvan een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.Laat uit veiligheidsoverwegingen:- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een autoachter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten om te voorkomendat de por tieren per ongeluk geopendworden. Zorg er voor dat de achterzijruiten nietverder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.








Kinderslot

Elk achterportier is voorzien van een kinderslot
om het openen van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zi
jkant van beide
achterportieren.
Vergrendelen
)Beweeg de knop Aomlaag in stand 1.


Ontgrendelen
)Beweeg de knop Aomhoog in stand 2.
*
Volgens land van bestemming en dewetgeving in uw land.

Page 73 of 168

7
Veiligheid
71









Richtingaanwijzers

Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook aan te geven.)Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot
voorbij de weerstand.)Rechts: duw de hendel helemaal omhoog,
tot voorbij de weerstand.







Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. ) Druk deze knop in: de richtingaanwijzersknipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.





Claxon

Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor directgevaar.)
Druk op het middelste gedeelte van het stuur.

Beperk het gebruik van de claxon tot devolgende gevallen:


- direct gevaar,

- inhalen van een fietser of voetganger,

- naderen van een onoverzichtelijke situatie.

Page 74 of 168

Veiligheid
72

















Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remkrachtverdeler (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van
uw auto en voor een betere controle in scherpe
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig totstilstand te brengen:


- het antiblokkeersysteem (ABS),

- de elektronische remdrukregelaar (EBD),

- Brake Assist System (BAS).









Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende PEUGEOT- he lp de sk .
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
Inschakelen

Het ABS treedt automatisch in werking,
wanneer de kans bestaat dat een wiel blokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeers
ysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Raadplee
g de rubriek "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.

Page 75 of 168

7
Veiligheid
73

Storing


Bi
j stilstaande auto
Het controlelampje brandt gedurende enkele seconden na het aanzetten van het contact (stand ON). Raadpleeghet PEUGEOT- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als hetlampje niet uitgaat of niet gaat branden.
Als het verklikkerlampje permanent
brandt, is er een storing in het ABS,
waardoor u tijdens het remmen decontrole over de auto zou kunnen
verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Tijdens het rijden
Wanneer deze tweeverklikkerlampjes
branden, is er een storing
in de elektronische remkrachtverdeler waardoor u tijdens hetremmen de controle over de auto zou kunnen
verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden
en velgen) voor, dat deze voldoen aan de
voorschriften van de constructeur.

Wanneer dit controlelampje gaat
branden, is er een storing in het ABS waardoor u tijdens het remmen de controle over de auto zou kunnen
verliezen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Brake Assist System (BAS)

Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
z
odat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigdebedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig in en laat het pedaalniet los.

Page 76 of 168

Veiligheid
74
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)













Stabiliteitscontrolesystemen



Uitschakelen

In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de
auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan
het nuttig zijn het ASR / ESP uit te schakelen,zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.) Druk op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart. De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het ASR en het ESP is uitgeschakeld.


Opnieuw inschakelen:

Deze systemen worden niet automatisch weer
ingeschakeld.)Druk nogmaals op de knop om de systemen handmatig weer in te schakelen.
Als het symbool op het instrumentenpaneelverdwijnt, betekent dit dat het ASR en het ESP
weer ingeschakeld is. De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te
grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitspro
gramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.

In dat geval gaat dit controlelampje
o
p het instrumentenpaneel knipperen.

Het ASR / ESP verhoogt de veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder magechter nooit risico's nemen of te hardrijden.
Deze systemen kunnen alleen goed werken als de voorschriften van deconstructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronischecomponenten en montageproceduresworden opgevolgd en dewerkzaamheden door het PEUGEOT.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.


Storing
Als deze lampjes op het instrumentenpaneel gaan
branden, is er sprake van een
storin
g in deze systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het ASR / ESP
te laten controleren.

Page 77 of 168

7
Veiligheid
75
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting A.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Verklikkerlampje
veili
gheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt
Als de bestuurder zijn gordel niet vastmaaktbinnen een minuut na het aanzetten van hetcontact, gaat het verklikkerlampje knipperen en
klinkt er een onderbroken geluidssignaal.
Na ongeveer 90 seconden gaat het
verklikkerlampje uit en stopt het geluidssignaal,
ver volgens gaat het lampje opnieuw brandenen klinkt het geluidssignaal opnieuw. Dit blijft zo
zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijdenwordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.
De veili
gheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.

Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting A.
Als het contact wordt aan
gezet, gaat
dit lampje branden en wordt gedurende
enkele seconden een geluidssignaal
weergegeven als de bestuurder en/of de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 78 of 168

Veiligheid
76
Veiligheidsgordels achter
De twee zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaat.

Gordel vastmaken
)
Trek aan de gordel en steek ver volgens degesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gesp goed vergrendeld is door even aan de riem te trekken.



Gordel losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.


Waarschuwinglampjes vergetenveiligheidsgordels
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel rechtsachter.
Waarschuwin
gslampje
veiligheidsgordel linksachter.
Het branden van deze lamp
jes geeft aan datde veiligheidsgordel van de inzittende op
de desbetreffende zitplaats achterin niet is
vastgemaakt.

Page 79 of 168

7
Veiligheid
77



Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt, niets aan wordengewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moetenwerkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamhedenvolgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordelsbeschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsopof een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetPEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 80 of 168

Veiligheid
78





Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de inzittenden te beschermen bij ernstigeaanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.De elektronische schoksensoren registreren in
dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen
waaraan de registratiezones voor een
aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en
beschermen ze de inzittenden van de auto;direct na de aanrijding ontsnapt het gasuit de airbags zodat noch het zicht, nochhet eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veili
gheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.

De airbags werken alleen als hetcontact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), werken de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.Deze rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die daar gevoelig voor zijn irriteren. De knal die bij de ontsteking wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een kor te periode enigszinsverminderen.


Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Airbags vóór


Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen, behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór ( A), in de lengterichting Avan de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op eenhorizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen hetdashboard en de inzittende om te verhinderen dat deze naar voren klapt. De airba
gs vóór beschermen het hoofd en deborst van de bestuurder en de passagier bij eenfrontale aanrijding.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 170 next >