Peugeot Partner 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 177

94
Trekken van een aanhanger
Gebruiksvoorschrift
Onder zeer zware
gebruiksomstandigheden (het trekken
van het maximale aanhangergewicht
op een steile helling bij hoge
temperatuur) wordt de airconditioning
automatisch uitgeschakeld, zodat de
prestaties van de motor weer kunnen
worden verhoogd.

Banden
Controleer de bandenspanning
van de auto (zie rubriek 8 in het
gedeelte "Identifi catie") en de
aanhanger en breng deze indien nodig
op de juiste waarde. Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Niveaus".
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.

Remmen
Het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug, rem
geleidelijk. Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van
originele PEUGEOT-trekhaken en hun
kabelset, die tijdens de ontwikkeling
van uw auto uitgebreid zijn getest
en gehomologeerd en de montage
hiervan toe te vertrouwen aan het
PEUGEOT-netwerk.
In geval van montage buiten het
PEUGEOT-netwerk, moet deze
montage worden uitgevoerd met
gebruikmaking van de voorbereide
geïntegreerde elektrische
voorzieningen aan de achterzijde van
de auto en de voorschriften van de
constructeur.
Conform de algemene voorschriften
die hierboven zijn vermeld, attenderen
wij u op het risico dat het monteren van
een trekhaak of elektrisch accessoire
zonder artikelnummer van PEUGEOT
met zich meebrengt. Hierdoor kunnen
storingen in het elektrisch systeem van
uw auto ontstaan. Raadpleeg eerst het
PEUGEOT-netwerk. OVERIGE ACCESSOIRES
Al deze accessoires en onderdelen
zijn, na getest en goedgekeurd te zijn
ten aanzien van bedrijfszekerheid
en veiligheid, aangepast aan uw
auto. Er wordt een ruime keuze aan
accessoires en originele onderdelen,
voorzien van een artikelnummer,
aangeboden.
Gamma professionele uitrusting
In de door de Directie Onderdelen
uitgegeven catalogus met accessoires
voor de Partner treft u verschillende
uitrustings- en indelingsmogelijkheden
aan, zoals:
Onderdelen om lading tegen te houden
(alle typen).
Laadrol.
Trekhaak, kabelset: deze trekhaak
moet bij het PEUGEOT -netwerk
worden gemonteerd.
Scheidingswanden en -roosters,
vloerbeschermingsplaten van gelakt
hout en met antisliplaag.
Beschermingsroosters.

Zijwind
De zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met
matige snelheid.
ABS/ESP
Het ABS of ESP werkt uitsluitend op de
auto en niet op de aanhanger.

Parkeerhulp achter
Bij het trekken van een aanhanger is
de parkeerhulp uitgeschakeld.
Er is tevens een ander aanbod van
accessoires beschikbaar, dat is
onderverdeeld in de thema's comfort,
vrije tijd en onderhoud:

Page 92 of 177

95
ACCESSOIRES
5
Uitrusting
Inbraakalarm, graveren
van ruiten, verbanddoos,
veiligheidsvest, parkeerhulp
achter, gevarendriehoek, ...
Stoelhoezen geschikt voor
voorstoelen met zij-airbags,
passagiersbank, rubber
mat, moquettestoffen mat,
sneeuwkettingen, zonnescherm,
fi etsendrager op achterklep,...
Autoradio's, handsfree-sets,
luidsprekers, CD-wisselaar,
navigatiesysteem, ...
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt en goed bevestigd is,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Voordat nieuwe audio- en/of
telematica-apparatuur wordt
gemonteerd, moet aan de hand
van de specifi caties altijd worden
gecontroleerd of deze kan
worden gecombineerd met de
standaarduitrusting van de auto en of
het elektrische systeem van de auto er
niet door wordt overbelast. Raadpleeg
eerst het PEUGEOT -netwerk. Maximaal toegestaan gewicht op
dakdragers
- Imperiaal: 120 Kg.
- Dwarsstangen op het dak: 100 Kg.
- Dwarsstangen op in lengte
gemonteerde dakstangen: 75 Kg.
Monteren van zenders voor
radiocommunicatie
Alvorens achteraf een zender voor
radiocommunicatie in te bouwen met
externe antenne op uw auto, adviseren
wij u contact op te nemen met een
vertegenwoordiger van het merk
PEUGEOT .
Het PEUGEOT -netwerk zal u
informeren over de gegevens van
de zenders (frequentie, maximum
vermogen, stand antenne, specifi eke
montagevoorschriften) die kunnen
worden gemonteerd, conform
de Richtlijn Elektromagnetische
compatibiliteit automobielen
(2004/104/CE). Spatlappen vóór, spatlappen
achter, 15/17 inch lichtmetalen
velgen, bekleding van
wielkasten, lederen stuurwiel, ...
Ruitensproeiervloeistof,
reinigings-/
onderhoudsmiddelen voor
interieur en exterieur, lampen, ... Het monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer
in het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan storingen in het
elektronische systeem van uw
auto veroorzaken. Houd rekening
met deze bijzonderheid en wij
raden u aan contact op te nemen
met een vertegenwoordiger van
het Merk om u te laten informeren
over het assortiment uitrustingen
en accessoires voorzien van een
artikelnummer.
Afhankelijk van het land van
bestemming is de aanwezigheid
van een veiligheidsvest, een
gevarendriehoek en een lampenset in
de auto verplicht.
Telematica-eenheid
"Active Fleet Data"
De telematica-eenheid die via het
"Full CAN"-netwerk rechtstreeks met
het hart van de auto verbonden is, is
onmiddellijk in staat om de volgende
informatie te geven:
- afgelegde afstand,
- nog af te leggen afstand voor de volgende onderhoudsbeurt,
- waarschuwingen en storingen (oliepeil, koelvloeistofniveau,
olietemperatuur,
koelvloeistoftemperatuur, enz...).
Fleetowners kunnen hiermee hun
bedrijfswagenpark beter volgen en
beheren.
Raadpleeg, afhankelijk van het land,
voor meer informatie het PEUGEOT -
netwerk.

Page 93 of 177

97
Motorkap openen
ONDERHOUD
6
MOTORKAP OPENEN
Motorkapsteun
Zet om de motorkap open te houden de
motorkapsteun vast in de met een sticker
aangegeven houder in het plaatdeel aan
de linkerzijde van de auto.
Plaats voordat u de motorkap sluit
de motorkapsteun terug in de klem,
zonder te forceren.
Buitenzijde
Til de motorkap met één hand iets
op en steek uw andere hand met de
palm omlaag naar binnen, zodat u
gemakkelijk bij de haak kunt.
Duw met deze hand de veiligheidshaak
naar links. Open de motorkap.
Binnenzijde
Trek aan de hendel onder het
dashboard. De motorkap is
ontgrendeld.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of de
motorkap goed vergrendeld is.
Open de motorkap liever niet als het
hard waait.

Page 94 of 177

98
Onder de motorkap
BENZINEMOTOR
4. Reservoir rem- en
koppelingsvloeistof.

5. Luchtfi lter.

6. Oliepeilstok.
7. Motorolie (bij)vullen.

8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.

1. Reservoir ruitensproeiers vóór.

2. Zekeringkast.

3. Reservoir koelvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
-
Metalen negatieve aansluiting (massa).
Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap.

Page 95 of 177

99
ONDERHOUD
6
Onder de motorkap
DIESELMOTOR
4. Reservoir rem- en
koppelingsvloeistof.

5. Luchtfi lter.

6. Oliepeilstok.
7. Motorolie (bij)vullen.

8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.

9. Handopvoerpomp.

1. Reservoir ruitensproeiers vóór.

2. Zekeringkast.

3. Reservoir koelvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
-
Metalen negatieve aansluiting (massa).
Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap.

Page 96 of 177

100
Niveaus
NIVEAUS
Olie verversen
Dit dient volgens het
onderhoudsschema van de
constructeur te worden uitgevoerd.
Het is verplicht uitsluitend olieën te
gebruiken met de door de constructeur
voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg
de voorschriften bij het PEUGEOT
netwerk .
Neem voordat u olie bijvult de peilstok
uit de houder.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag
niet boven het bovenste merkteken
uitkomen).
Draai de olievuldop vast alvorens de
motorkap te sluiten. Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan
de DOT4-normen voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MAXI van het
reservoir te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak
bijgevuld moet worden zo snel mogelijk
het PEUGEOT netwerk .
Verklikkerlampjes
Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van
de afdekkap van de motor, de
bevestigingsclips niet beschadigt.
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen twee
verversingen eventueel olie bijvullen
(maximum olieverbruik: 0,5 liter per
1000 km).
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste auto te
geschieden, met behulp van de
oliepeilstok. Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk als het oliepeil
boven dit merkteken
uitkomt.
B = mini.
Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Voor het behoud van
de bedrijfszekerheid
van de motoren en de
emissieregelsystemen
mogen in geen geval
additieven aan de motorolie
worden toegevoegd.
Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de
door de constructeur voorgeschreven
normen te voldoen.
Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in
goede staat te houden. Raadpleeg
de voorschriften bij het PEUGEOT-
netwerk of in het onderhoudsboekje
dat bij dit instructieboekje zit.
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit" voor meer informatie
over de verklikkerlampjes.

Page 97 of 177

101
ONDERHOUD
6
Niveaus
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade
te voorkomen uitsluitend door de
constructeur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen en te voorkomen dat de hete
koelvloeistof uit het koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak
koelvloeistof moet worden bijgevuld,
zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk .
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Om het fi lter te regenereren, wordt
geadviseerd zo snel mogelijk, indien
de omstandigheden dit toelaten,
gedurende minstens 5 minuten met
een snelheid van 60 km/uur of hoger te
rijden (totdat de melding op het display
verdwijnt en het verklikkerlampje
service uit gaat).
Tijdens het regenereren van het
roetfi lter, kunnen enkele geluiden
van het relais hoorbaar zijn onder het
dashboard.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als
de melding niet verdwijnt en het lampje
service blijft branden.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen
de merktekens MINI en MAXI van
het expansievat te staan. Laat het
koelsysteem, als meer dan 1 liter moet
worden bijgevuld, controleren door het
PEUGEOT netwerk . Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid
de producten van PEUGEOT te
gebruiken.
Bovendien mag het vloeistofniveau
niet worden bijgevuld met of worden
vervangen door water om bevriezing te
voorkomen en een goede reiniging te
garanderen.
Inhoud reservoir ruitensproeiers:
ongeveer 4,5 liter.
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud
van het reservoir 7,5 liter.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door het
verklikkerlampje service in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Als dit bij draaiende motor gebeurt,
komt dit doordat het roetfi lter verstopt
dreigt te raken (uitzonderlijke
rij-omstandigheden: veelvuldig
stadsverkeer, lage snelheid, lange
fi les, ...). Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk .
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid en is een erg bijtend
middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond, maar deponeer
deze in de daarvoor bestemde
containers bij het PEUGEOT-netwerk .

Page 98 of 177

102
Controles
CONTROLES
Koolstoffilter en interieurfilter
Via een luikje onder het
dashboardkastje kunnen de fi lters
worden vervangen.
Het koolstoffi lter zorgt ervoor dat
stofdeeltjes permanent en krachtig
gefi lterd worden.
Een verstopt interieurfi lter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan nare geuren in het interieur
veroorzaken.
Wij adviseren u een gecombineerd
interieurfi lter de gebruiken. Danzij het
specifi eke tweede actieve fi lter, draagt
het bij aan de zuivering van de door de
inzittenden ingeademde lucht en aan
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, onaangename
geuren en vette aanslag). Roetfilter (diesel)
Onderhoudswerkzaamheden aan het
roetfi ler moeten worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk .
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties van de auto en heeft geen
gevolgen voor het milieu.
Accu
Laat uw accu voor de winter door het
PEUGEOT-netwerk controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is,
kan dit behalve door lekkage van het
remsysteem ook veroorzaakt worden
door slijtage van de remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over de controle
van uw remschijven/-trommels een
PEUGEOT-servicepunt.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk .
Oliefilter
Vervang het oliefi lterelement periodiek,
volgens het onderhoudsschema.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval
van de fi lterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de fi lters twee keer zo
vaak worden vervangen.

Page 99 of 177

103
ONDERHOUD
6
Controles
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van
uw auto, voor het laten controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens
het onderhoudsschema van de
constructeur.
Aftappen van water in het
brandstoffilter
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen zoals het remsysteem te
optimaliseren, worden door PEUGEOT
specifi eke producten geselecteerd en
aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.
Als dit lampje gaat branden,
moet het brandstoffi lter
worden afgetapt. Om
te voorkomen dat het
lampje gaat branden kan
het fi lter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug van het fi lter los.
Ga door met aftappen tot al het water
uit het fi lter is weggelopen via de
transparante slang. Draai vervolgens
de aftapplug weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwalifi ceerde
technici van het PEUGEOT-netwerk .
Volgens land van bestemming.

Page 100 of 177

104
Brandstof
Te laag brandstofniveau Het tanken dient met
afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling om.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep.
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstofl ekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP).
- neem de sleutel uit het contactslot.
- plaats de sleutel in het contactslot.
- zet het contact aan en start de motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Zorg ervoor dat tijdens het tanken,
als de brandstofvulklep geopend
is, niemand de schuifdeur
probeert te openen.
Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit verklikkerlampje
branden.
Er bevindt zich nog ongeveer 8 liter
in de tank. Tank bij de eerstvolgende
gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 180 next >