PEUGEOT PARTNER TEPEE 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 216

29
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voor werpen die het openen of sluiten van
de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Als de auto op een helling staat, begeleid
dan de schuifbeweging van de deur.
De deur kan sneller openen of sluiten
vanwege de helling en daardoor letsel
veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
Bediening in geval van
een accustoring
Voorportieren en
schuifdeuren
Bij een storing van de accu of centrale vergrendeling,
kunt u het vergrendelingssysteem gebruiken om de
portieren en deuren mechanisch te vergrendelen.
F Om het portier of de deur te openen en uit te stappen, trekt u aan de binnenhandgreep.
F

O
m het portier of de deur te vergrendelen,
steekt u de sleutel in het vergrendelingssysteem
op de zijkant van het portier of de deur en draait
u deze een achtste omwenteling .
Bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai hem
rechtsom om te vergrendelen en linksom
om te ontgrendelen.
Achterklep
Openen
Van buitenaf
De achterklep kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met de afstandsbediening.
F

D
ruk op de knop onder de sierlijst om de
achterklep te openen en til ver volgens de
achterklep op.
Gebruik de lus aan de binnenzijde om de
achterklep te sluiten wanneer deze in de
hoogste stand staat.
F

B
egeleid de achterklep tijdens het sluiten
tot deze zich op het balanspunt van de
sluitbeweging bevindt. Druk vervolgens
nog eenmaal op de achterklep, zodat deze
volledig sluit.
2
Toegang tot de auto

Page 32 of 216

30
Van binnenuit
(noodbediening)
Bij een storing van de centrale vergrendeling,
kunt u de achterklep van binnenuit
ontgrendelen.
Achterruit in achterklep
De ruit van de achterklep
kunt u openen, zodat u het
achtercompartiment rechtstreeks
kunt bereiken zonder dat u de
achterklep hoeft te openen.
Openen
Sluiten
F Sluit de achterruit door op het midden van de ruit te drukken totdat deze volledig
gesloten is.
De achterklep en de achterruit kunnen
niet tegelijkertijd worden geopend
om beschadiging van de ruit en het
openingssysteem te voorkomen.
F

S

teek een kleine schroevendraaier in de
opening tussen de achterklep en de vloer.
Beweeg de pal naar links om het slot te
ontgrendelen en duw vervolgens tegen de
achterklep. F

D
ruk, nadat u de auto hebt ontgrendeld
met de afstandsbediening of de sleutel, op
de knop en til de achterruit op om deze te
openen.
Achterdeuren
De twee achterdeuren zijn asymmetrisch (2/3 -1/3), met de kleine zijde aan de rechterkant.
Ze zijn voorzien van een centraal het
openingssysteem.
Toegang tot de auto

Page 33 of 216

31
Van buitenaf
F Trek de handgreep naar u toe om te openen.
F Trek aan de hendel om de rechterdeur te openen.
F

B
ij het sluiten moet eerst de rechterdeur en
vervolgens de linkerdeur worden gesloten. Bij uitvoeringen met een dakklep is de
achterbumper versterkt, zodat deze kan
fungeren als een opstap om in de auto te
komen.
Als er een aanhanger aan de trekhaak
gekoppeld is, kan het openen van de
achterdeuren belemmerd worden. U moet
dan eerst de aanhanger loskoppelen.
Om het transport van lange ladingen
gemakkelijker te maken, is het mogelijk om met de
deur aan de rechterzijde open te rijden. De deur
aan de linkerzijde wordt gesloten gehouden door
het opvallende "gele" slot onderaan de deur. Deze
gesloten deur mag niet gebruikt worden om de
lading tegen te houden.
Met de deur aan de rechterzijde open rijden mag
zonder speciale toestemming. Hierbij moeten
echter wel de gebruikelijke veiligheidsvoorschriften
met betrekking tot het waarschuwen van andere
verkeersdeelnemers in acht worden genomen.
Openen tot ongeveer 180°
Dankzij speciale deurvangers kunnen de
achterdeuren onder een hoek van ongeveer
180° in plaats van 90° worden geopend.
F

T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
2
Toegang tot de auto

Page 34 of 216

32
Bij het parkeren
van de auto met de
achterdeuren 90° geopend,
bedekken de deuren de
achterlichten. Gebruik een
gevarendriehoek of een
andere signalering die door
de regelgeving en wetten
van uw land voorgeschreven
is om andere weggebruikers,
die in dezelfde richting rijden
en anders niet opmerken dat
u stilstaat, te waarschuwen.
Van binnenuit
F Indien uw auto hierover beschikt, kunt u aan deze hendel trekken om de linkerdeur te
openen.
Dakklep
De dakklep aan de achterzijde is alleen
compatibel met achterdeuren. Openen van de dakklep:
F

b
eweeg de zwarte hendel van het scharnier
omhoog,
F
d
uw de dakklep voorzichtig naar beneden
en ontgrendel vervolgens de haak,
F
b
eweeg de dakklep omhoog,
F
b
reng de dakklep voorbij het
weerstandspunt om deze te vergrendelen
met de steunen.
Rijd nooit zonder geblokkeerde steunen.
Sluiten van de dakklep:
F
c
ontroleer of de steunstang stevig is
vergrendeld,
F
b
eweeg de dakklep omlaag,
F
d
ruk de dakklep omlaag, houd de twee
veerringen vast en plaats de haak in de
behuizing,
F b eweeg de zwarte hendel omlaag om de
dakklep te vergrendelen.
Vergrendelen van de dakklep zorgt voor stevig
contact met de afdichting en garandeert een
geluidsloze afdichting.
Steunstang
Er is een steunstang beschikbaar voor het
transporteren van lange ladingen na het
openen van de dakklep.
Toegang tot de auto

Page 35 of 216

33
F Klap de steunstang terug door de hendel omhoog te bewegen.
F

B
eweeg deze naar de deurstijl.
F

O
ndersteun de lange ladingen die
getransporteerd moeten worden, til ze op en
verplaats de steunstang met een hand.
F

Z
org dat de stang goed wordt vastgezet
door de hendel omlaag te drukken voorbij
het weerstandspunt en zet de ladingen
stevig vast.
De zijsteunen kunnen gebruikt worden als
vasthaakpunten.
Bevestig een lading nooit aan de dakklep.
De achterbumper is versterkt, zodat deze
kan fungeren als een opstap om in de auto
te komen. Rijd nooit zonder aangebrachte
steunstang.
De achterdeuren kunnen alleen worden
vergrendeld als de steunstang is
aangebracht.
Wanneer de dakklep open is, wees dan
voorzichtig bij het rijden op een weg met
een hoogtebeperking.
Laat ladingen nooit direct op de
achterdeuren steunen.
Neem de instructies met betrekking tot het
waarschuwen van andere weggebruikers
in acht.
Gebruik de dakklep uitsluitend bij korte
ritten.
Centrale vergrendeling
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of de sleutel in het
portierslot.
De deuren kunnen altijd van binnenuit worden
geopend.
De LED van de knop:
-

k
nippert wanneer de portieren en deuren
zijn vergrendeld, de auto stilstaat en de
motor is afgezet,
-

b
randt als de portieren en deuren zijn
vergrendeld en het contact is aangezet.
Het rijden met vergrendelde portieren kan
bij een noodgeval de toegang tot de auto
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Druk eenmaal op de knop om de centrale
vergrendeling van de auto in te schakelen wanneer
alle te openen carrosseriedelen gesloten zijn.
Druk nogmaals op de knop om de centrale
vergrendeling van de auto uit te schakelen.
Laadruimte
Druk op deze knop om de achterdeuren
onafhankelijk van de vergrendelstatus van de
cabine te vergrendelen/ontgrendelen.
De deuren kunnen altijd van binnenuit worden
geopend.
2
Toegang tot de auto

Page 36 of 216

34
Het systeem vergrendelt de portieren en
deuren zodra een snelheid van 10 km/h
wordt bereikt. U kunt de sloten dan horen
vergrendelen. Het lampje in de knop op het
centrale bedieningspaneel op het dashboard
gaat branden.
Als tijdens het rijden één van de portieren of
deuren wordt geopend, wordt de auto volledig
ontgrendeld.
Activeren/deactiveren van het
systeem
Druk bij aangezet contact op deze knop en
houd deze ingedrukt om de functie te activeren
of deactiveren.
Controleer als dit lampje brandt of de
portieren, achterklep, achterdeuren,
schuifdeuren en motorkap goed zijn
gesloten.
Alarmsysteem
Vergrendelen van de auto
met volledig alarm
Inschakelen van het alarm
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F S chakel het alarm binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto in door vergrendeling
of super vergrendeling van de auto via de
afstandsbediening. De rode LED op de
knop knippert één keer per seconde.
Uitschakelen van het alarm
F Ontgrendel de auto via de afstandsbediening of zet het contact aan.
De rode LED gaat uit.
Vergrendelen van de auto met
alleen externe beveiliging
Als u uw auto even verlaat en een ruit
gedeeltelijk open wilt laten of een huisdier in de
auto laat, dient u alleen de externe beveiliging
in te schakelen.
F

Z
et het contact af.
Afgaan van het alarm
De sirene klinkt, de richtingaanwijzers
knipperen ongeveer 30 seconden en de rode
LED knippert snel.
F

S
teek de sleutel in het contactslot en zet het
contact aan om het afgaan van het alarm te
stoppen.
Anti- over valsysteem
Vergrendelen tijdens het rijden
Als uw auto met dit systeem is uitgerust, biedt
het twee beveiligingstypen.
-

e
xterieurbeveiliging: klinkt als een van
de portieren of deuren, of de motorkap
geopend wordt.
-

i
nterieurbeveiling: klinkt als het volume in
het interieur verandert (ingeslagen ruit of
beweging in de auto).
Als uw auto is uitgerust met een tussenschot,
is de interieurbeveiliging niet actief in de
laadruimte.
F

D
ruk binnen tien seconden op de knop tot
de rode LED blijft branden.
F

V
erlaat de auto.
F

S
chakel het alarm binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto in door vergrendeling
of super vergrendeling van de auto via de
afstandsbediening (de rode LED op de knop
knippert één keer per seconde).
Toegang tot de auto

Page 37 of 216

35
Vergrendelen van de auto
zonder alarm
F Steek de sleutel in het slot van het bestuurdersportier en vergrendel de
portieren.
Schakel het alarm niet in wanneer u uw auto
wast.
Storing van de afstandsbediening
Als het alarm is ingeschakeld, maar de
afstandsbediening niet werkt:
F

O
ntgrendel de portieren met de sleutel en
open het portier. Het alarm gaat af.
F

Z
et het contact binnen tien seconden aan.
Het alarm wordt uitgeschakeld.
Storing
Als de rode LED na het aanzetten van het
contact tien seconden blijft branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met de sirene.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
om het systeem te laten controleren.
Automatisch inschakelen
van het alarm
Afhankelijk van het land waar de auto verkocht
is, wordt het alarm ongeveer 2 minuten na
het sluiten van het laatste portier automatisch Breng geen wijzigingen aan in het
alarmsysteem, want dit kan tot storingen
leiden.
Als het alarm voor de 11e keer op rij afgaat,
wordt het alarmsysteem gedeactiveerd.
Herhaal de procedure voor het inschakelen van
het alarm.
ingeschakeld.
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier te voorkomen, moet eerst
nogmaals op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening worden gedrukt.
Portierruiten achter
F Om de portierruiten achter te openen,
kantelt u de hendel en duwt u ver volgens
tegen de hendel tot de ruiten helemaal in de
geopende stand staan.
Elektrische ruitbediening
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische stand
Deze stand is beschikbaar aan de
bestuurderszijde (afhankelijk van de
uitvoering).
Deze stand is beschikbaar aan de
bestuurders- en passagierszijde.
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
2
Toegang tot de auto

Page 38 of 216

36
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact,
-

a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer
open.
Resetten
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing, moet de ruitbediening gereset worden.
F

L
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig gesloten is
F

H
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal één seconde ingedrukt.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er van
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruikmaken van de elektrische
ruitbediening.
Zorg er voor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.
Na meerdere opeenvolgende pogingen
om de ruiten te sluiten/openen met behulp
van de elektrische ruitbediening, wordt
een beveiligingssysteem ingeschakeld
waarmee de ruiten alleen gesloten kunnen
worden. Na het sluiten duurt het ongeveer
40
minuten voordat de bediening weer
werkt.
Toegang tot de auto

Page 39 of 216

37
Stuurwielverstelling
F Ontgrendel bij stilstaande auto het stuurwiel door aan de hendel te trekken.
F

S
tel de hoogte en diepte van het stuur wiel
af en vergrendel het door de hendel omlaag
te duwen.
Spiegels
Handmatige
buitenspiegelverstelling Elektrische
buitenspiegelverstelling
F Draai de knop naar rechts of links om de
desbetreffende buitenspiegel te selecteren.
F

D
uw de knop in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
F

Z
et de knop weer in het midden.
Elektrisch inklappen/
uitklappen
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden in- of uitgeklapt:
F
Z
et de schakelaar in de middelste stand.
F

D
ruk de schakelaar omlaag.
F

D

uw de knop in een van de vier richtingen
om de spiegel af te stellen.
Wanneer de auto is geparkeerd, kunnen de
buitenspiegels handmatig worden ingeklapt.
De buitenspiegels hebben geen automatische
ontwaseming.
3
Ergonomie en comfort

Page 40 of 216

38
Buitenspiegelverwarming
Elektrisch verstelbare en inklapbare spiegels
kunnen verwarmd worden.F

D
ruk op de toets van de
achterruitverwarming.
Terugklappen
Als de spiegel uit de oorspronkelijke stand is
gekomen, duw deze dan bij stilstaande auto,
handmatig op zijn plaats terug of gebruik de
elektrische bedieningsknop.
Binnenspiegel (handmatig)
Spiegel naar achterpassagiers
Deze spiegel, die boven de binnenspiegel is
geplaatst, biedt de bestuurder of voorpassagier
de mogelijkheid om de zitplaatsen achterin in
de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden gedraaid, kan
deze eenvoudig handmatig worden afgesteld
en is het mogelijk een goed zicht te krijgen op
de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat
deze een beter overzicht geeft bij parkeren of
inhalen.
De binnenspiegel kent 2 standen:
-
dag

stand (normaal),
-
na

chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Vo or stoelen
Instellingen
Verstellen in lengterichting
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand.
Verstellen van de rugleuning
F Beweeg de hendel naar voren met uw rug tegen de rugleuning en stel de gewenste
hoek in.
Ergonomie en comfort

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 220 next >