Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 141 of 340
Lichten en zicht
Let op
● In het menu Licht & Zicht kan de duur
v an de uit
schakelvertraging van de koplam-
pen worden ingesteld en de functie worden
geactiveerd of gedeactiveerd ›››
pag. 26.
● Als de functie "Coming home" ingescha-
keld is, k
linkt er bij het openen van het por-
tier geen akoestisch signaal als waarschu-
wing dat het licht nog aan is. Noodknipperlichten
Afb. 140
In het midden van het instrumenten-
p aneel: drukknop
voor al
armlichten.Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 25
Raadpleeg de wettelijke vereisten voor con-
trole van een defecte wagen. In veel landen
is het bijvoorbeeld verplicht om alarmlichten
aan te zetten en een reflecterend vest te ge-
bruiken ››› pag. 84. Bij het gesleept worden en met de alarmlich-
ten aan, kan een v
erandering van rijrichting
of van rijvak worden aangegeven met de hen-
del van de knipperlichten. Het knipperen van
de alarmlichten wordt tijdelijk onderbroken.
Als de wagen dienst weigert:
Parkeer de wagen op een veilige afstand
van het wegverkeer op een vlakke on-
dergrond ››› .
Sc h
ak el
de alarmlichten in met de toets
› ››
afb
. 140.
Sc h
akel de elektronisch parkeerrem in
››› pag. 197.
Zet de keuzehendel in de tussenstand of
in de stand P ››› pag. 202.
Zet de motor af en trek de sleutel uit het
contactslot ››› pag. 192.
Laat alle inzittenden uitstappen en op
voldoende afstand van het wegverkeer
wachten, bijvoorbeeld achter de van-
grail.
Neem bij het uitstappen alle autosleu-
tels mee.
Gebruik de gevarendriehoek om andere
verkeersdeelnemers te waarschuwen
voor de positie van uw wagen.
Laat de motor voldoende afkoelen en
vraag indien nodig hulp aan gespeciali-
seerd personeel.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9. Werken de alarmlichten niet, dan moet u de
overige
verkeersdeelnemers op een andere -
wettelijk toegestane - wijze op uw wagen at-
tenderen. ATTENTIE
Een defecte wagen in het verkeer brengt een
verhoogd ris ic
o op ongevallen met zich mee,
zowel voor de inzittenden als voor de andere
weggebruikers.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilig
e wijze mogelijk is. Parkeer de wa-
gen op een veilige afstand van het wegver-
keer en sluit alle deuren af in geval van nood.
Zet de alarmlichten aan om andere wegge-
bruikers te waarschuwen.
● Laat kinderen of gehandicapten nooit al-
leen achter in de w
agen als alle portieren zijn
vergrendeld. Hierdoor zouden de inzittenden
in de wagen in geval van nood opgesloten
kunnen komen te zitten. Opgesloten perso-
nen kunnen aan extreem hoge of lage tempe-
raturen blootstaan. ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet wor den. Dit
kan brand of aan-
zienlijke schade veroorzaken.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in aanraking kan
komen met brandbare materialen (zoals
droog gras of brandstof). » 139
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 142 of 340
Bedienen
Let op
● De wag en
accu zal ontladen als de alarm-
lichten te lang aangeschakeld blijven (zelfs
met het contact uit).
● In sommige wagens knipperen de remlich-
ten bij het bruu
sk remmen bij een snelheid
van ongeveer 80 km/u (50 mph) om voertui-
gen achter u te waarschuwen. Als u blijft rem-
men, zullen de alarmlichten automatisch wor-
den ingeschakeld bij een snelheid van minder
dan 10 km/u (6 mph). De remlichten blijven
aan. Als u gas geeft, worden de alarmlichten
automatisch weer uitgeschakeld. Koplampen afdekken
In die landen waar aan de andere kant van de
w
e
g w or
dt gereden dan in het land van her-
komst, kunnen tegenliggers door het asym-
metrisch dimlicht verblind worden. Daarom
dient u, als u in het buitenland rijdt, de ko-
plampen af te plakken of aan te passen.
De richting van de koplampen kan in het in-
strumentenpaneel worden aangepast, in het
submenu Reislamp van het menu Confi-
guratie ›››
pag. 30.
Bij wagens waarvan de koplampen niet van-
uit het menu kunnen worden afgesteld, moe-
ten bepaalde zones van het glas van de ko-
plampen met stickers worden afgeplakt of
moeten de koplampen in een gespecialiseer-
de werkplaats worden aangepast. Ga voor nadere informatie naar een gespecialiseerde
werkplaats.
SEAT raadt u aan om een Techni-
sche Dienst te raadplegen. Let op
Het gebruik van de projectorlampen en
stick er
s op de koplampen is alleen toege-
staan als deze gedurende een korte tijd ge-
bruikt zullen worden. Als u de projectie van
de koplampen definitief wilt veranderen,
wendt u zich dan tot een gespecialiseerde
werkplaats. SEAT raadt aan om de Technische
Dienst te raadplegen. Lichtbundelhoogteverstelling, verlich-
tin
g
van het
instrumentenpaneel en
schakelaars Afb. 141
Naast het stuur: regelaar instrumen-
t en- en s
ch
akelaarverlichting 1 en regelaar
lic ht
bu
ndel-hoogteverstelling 2 . 1
Instrumenten- en schakelaarverlichting
Bij in g
es
chakelde verlichting kunt u de sterk-
te van de instrumenten- en schakelaarverlich-
ting regelen door schakelaar ››› afb. 141 1 te draaien.
2 Lichtbundel-hoogteverstelling
D e lic
htb
undel-hoogteverstelling ››› afb. 141
2 past zich afhankelijk van de waarde van
de lic ht
bu
ndel van de koplampen aan de be-
ladingstoestand van de wagen aan. Hierdoor
heeft de bestuurder een zo goed mogelijk
zicht terwijl tegenliggers niet worden ver-
blind ››› .
U k u
nt de k
oplampen alleen verstellen als
het dimlicht aan staat.
Draai voor afstellen de knop ››› afb. 141 2 :
WaardeBeladingstoestand
a)
van de wagen
–Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg
1Alle plaatsen bezet en bagageruimte leeg
2Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Met aanhangwagen met minimale kogeld-
ruk
3Alleen de bestuurdersstoel bezet en baga-
geruimte vol. Rijden met aanhangwagen
met maximale kogeldruk.
a) Indien de beladingstoestand van de wagen niet in het over-
zicht voorkomt, kunnen ook tussenstanden geselecteerd wor-
den.
140
Page 143 of 340
Lichten en zicht
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling
D e r
eg
elaar 2 is vervangen bij wagens met
dy n
ami s
che lichtbundel-hoogteverstelling.
De lichtbundel wordt automatisch aan de be-
ladingstoestand van de wagen aangepast
wanneer de koplampen worden ingescha-
keld. ATTENTIE
Een zware last aan de achterzijde van de wa-
gen kan er t
oe leiden dat de koplampen ande-
re bestuurders verblinden en afleiden. Dit kan
ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Pas de hoogte van de lichtbundel aan de
belading
stoestand van de wagen aan, zodat
de overige weggebruikers hierdoor niet ver-
blind worden. Binnenverlichting en leeslampjes
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 25
Verlichting van de opbergvakken en van de
bagageruimte
Bij het openen of sluiten van het dashboard-
kastje en de achterklep gaat automatisch een
lampje aan en uit.
Sfeerverlichting
De interieurverlichting in het voorste deel van
de hemelbekleding verlicht de bedieningsor- ganen van de middenconsole van boven af
wanneer het st
ads- of het dimlicht branden.
Ook kan de handgreep in de portierlijst wor-
den verlicht. Let op
De leeslampjes gaan uit als de wagen wordt
vergr endel
d of na een paar minuten nadat de
sleutel uit het contact is genomen. Dat voor-
komt het ontladen van de accu. Zicht
Z onnek
lep
pen Afb. 142
Zonneklep. Mogelijke standen van de zonnekleppen
v
oor de be
st
uurder en voorpassagier:
● De zonneklep omlaag klappen naar de
voorruit. ●
De
zonnek
lep kan uit de steun worden ver-
wijderd en naar het portier worden toege-
draaid ››› afb. 142 1 .
● Kantel de zonneklep naar het portier, in de
l en
gt
erichting naar achteren.
Lampje van de make-up spiegel
In de uitgeklapte zonneklep zit een make-up
spiegel die door een klepje wordt afgedekt.
Als u het klepje ››› afb. 142 2 wegschuift,
g aat
er een l amp
je branden.
Het lampje gaat uit, wanneer u het klepje
voor de make-up-spiegel terugschuift of de
zonneklep omhoog klapt. ATTENTIE
Uitgeklapte zonnekleppen en uitgerolde rol-
gordijnen k u
nnen het zicht verminderen.
● Klap de zonnekleppen altijd terug en rol de
rolg
ordijnen altijd in de houder wanneer u ze
niet gebruikt. Let op
Het lampje dat boven de zonneklep zit, gaat
in bepaal de s
ituaties na een paar minuten au-
tomatisch uit. Dat voorkomt het ontladen van
de accu. 141
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 144 of 340
Bedienen
Rolgordijnen voor de achterzijruiten Afb. 143
Bij de achterzijruit rechts: rolgordijn. De rolgordijnen voor de zijruiten in de passa-
gier
sruimt
e acht
er zijn ondergebracht in de
zijbekleding onder de ramen.
● Trek het rolgordijn bij het trekoog ›››
afb
.
143 A helemaal omhoog.
● Haak de bovenlat bij de beide ringen vast
in de hier v
oor be s
temde behuizing B . Con-
tr o
leer of
het uitgetrokken rolgordijn goed
vastzit in de hiervoor bestemde behuizing B .
● Om het rolgordijn in te rollen haakt u het
bo v
en aan lo
s en laat u het met de hand zak-
ken ››› . VOORZICHTIG
Laat het rolgordijn niet "terugschieten" om
besc h
adiging van het rolgordijn of de binnen-
bekleding te voorkomen. Ruitenwisser voor en achter
Contro l
elampje
Springt aan
Ruitensproeier-
vloeistofpeil te
laag.Het ruitensproeierreservoir vullen
zodra u de gelegenheid hebt dit te
doen ››› pag. 297. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Ruitenwisserhendel Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 26 ATTENTIE
Het water van het reservoir kan op de voorruit
bevriezen al s
er niet voldoende antivries in
zit en het zicht naar voren beletten. ●
Gebruik in de w int
er alleen ruitensproeiers
met voldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winterse t
emperaturen zonder eerst de voor-
ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivries kan op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Versleten of vieze ruitenwisserbladen vermin-
der en het z
icht en verhogen het risico op on-
gevallen en ernstig letsel.
● Vervang de ruitenwisserbladen altijd als ze
besch
adigd of versleten zijn en de voorruit
niet goed schoonmaken. VOORZICHTIG
Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor het
eerst aan
zet, controleer of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Bij koud weer
kan het helpen de ruitenwissers in de servi-
cestand te zetten wanneer u de wagen par-
keert ›››
pag. 55. VOORZICHTIG
Als het contact met ingeschakelde ruitenwis-
sers w or
dt uitgeschakeld, beginnen de rui-
tenwissers weer op hetzelfde niveau te wis-
sen wanneer u het contact opnieuw inscha-
kelt. Bij vorst, sneeuw en andere voorwerpen
kunnen de ruitenwissers en de ruitenwisser-
motor beschadigd raken. 142
Page 145 of 340
Lichten en zicht
Let op
● De acht erruitw
isser werkt alleen bij inge-
schakeld contact en gesloten motorkap res-
pectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruitenw
issers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwissers
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen
stilstaatDe geactiveerde stand gaat tijdelijk
naar de voorgaande stand.
Tijdens de
werking van
de wis/was-
automaatDe airco schakelt 30 seconden in de re-
circulatiefunctie in om te voorkomen
dat de ruitensproeiervloeistof in het in-
terieur van de wagen te ruiken is.
Bij interval-
wissenDe intervallen werken volgens de snel-
heid. Hoe hoger de snelheid, des te
korter het interval.
Verwarmbare ruitensproeiers
D
e
ver
warming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in- schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgevin
gstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of
het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de koplampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
sproeiers van de bumper kan hebben verza-
meld. Mocht het nodig zijn, dan kan het ijs
met een antivriesspray worden verwijderd. Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruitenw i
sser dit obstakel weg te schuiven. In-
dien het obstakel de ruitenwisser blijft blok-
keren, blijft de ruitenwisser stil staan. Verwij-
der het obstakel en zet de ruitenwisser weer
aan. Regensensor*
Afb. 144
Ruitenwisserhendel: regensensor A afstellen.
Afb. 145
Gevoelig oppervlak van de regen-
sen sor
. De geactiveerde regensensor stuurt de rui-
t
en
wi
sserinterval afhankelijk van de regenval
››› . De gevoeligheid van de regensensor
k an h
andm atig w
orden ingesteld. Ruitenwis-
sers handmatig bedienen ››› pag. 142. »
143
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 146 of 340
Bedienen
Hendel in de gewenste stand drukken ››
›
afb .
144:
Regensensor gedeactiveerd.
Regensensor actief; wis/was-automaat
indien nodig.
De gevoeligheid van de regensensor af-
stellen
– de knop naar rechts instellen: hogere
gevoeligheid.
– de knop naar links instellen: lagere ge-
voeligheid.
Na het uitschakelen en opnieuw inschakelen
van het contact, blijft de regensensor geacti-
veerd en werkt hij weer zodra de ruitenwis-
sers in stand 1 staan en er harder dan 4
km/u (2 mph) w or
dt g
ereden.
Gewijzigd gedrag van de regensensor
Mogelijke oorzaken van storingen en verkeer-
de interpretaties in het gebied van het gevoe-
lige oppervlak ››› afb. 145 van de regensen-
sor zijn o.a.:
● Beschadigde wisserbladen: een laagje wa-
ter op de besc
hadigde wisserbladen kan de
activeringstijd verlengen, de sproei-interval-
len verminderen of snel en continu wissen
veroorzaken.
● Insecten: door de aanwezigheid van insec-
ten ku nnen de ruit
enwissers geactiveerd wor-
den. 0 1
A ●
Str ooiz
out op s
traat: in de winter kan het
zout dat op de straten wordt gestrooid een
overdreven lang wissen met vrijwel droge rui-
tenwissers veroorzaken.
● Vuil: droog stof, was, glasbekleding (lotus-
effect) of re
sten reinigingsmiddel (wasstraat)
kunnen de effectiviteit van de regensensor
verminderen of tot gevolg hebben dat deze
later of langzamer reageert of niet werkt.
● Barstje in de voorruit: door de inslag van
een steen wor
dt één wisbeweging met inge-
schakelde regensensor teweeggebracht. Ver-
volgens detecteert de regensensor dat het
gevoelige oppervlak verminderd is en stelt
zichzelf af. Afhankelijk van de omvang van de
inslag van de steen kan het gedrag van de
sensor anders zijn. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de regensensor de regen
niet v o
ldoende detecteert en de ruitenwissers
inschakelt.
● Indien nodig schakelt u de ruitenwissers
met de hand in wanneer het
water het zicht
door de voorruit hindert. Let op
● Maak r e
gelmatig het gevoelige oppervlak
van de regensensor schoon en controleer de
wisserbladen op mogelijke beschadigingen
››› afb. 145 (pijl). ●
Om was en afz
ettingen te verwijderen
wordt het gebruik van een glasreiniger met
alcohol aanbevolen. Achteruitkijkspiegel
Inleidin g t
ot thema ATTENTIE
De automatisch dimmende binnenspiegel be-
v at een el
ektr
olytvloeistof die vrij kan komen
wanneer het glas van de spiegel breekt. Deze
vloeistof is irriterend voor de huid, de ogen
en de ademhalingsorganen.
● De elektrolytvloeistof is irriterend voor de
huid, de ogen en de ademha
lingsorganen,
met name voor personen die aan astma of an-
dere aandoeningen lijden. Zorg dat er vol-
doende frisse lucht de wagen inkomt en uit-
gaat als het niet mogelijk is om alle portieren
en ramen open te zetten.
● Als de ogen of huid met de elektrolytvloei-
stof in c
ontact komen, ten minste gedurende
15 minuten met ruim water spoelen en een
arts raadplegen.
● Als de schoenen of kleding met de elektro-
lytvloeist
of in contact komen, ten minste ge-
durende 15 minuten met ruim water spoelen.
Voordat u ze weer gebruikt, uw schoenen en
kleding wassen. 144
Page 147 of 340
Lichten en zicht
●
In geva l
van inname via de mond van de
elektrolytvloeistof, de mond ten minste gedu-
rende 15 minuten met ruim water spoelen.
Probeer niet te braken tenzij dit op advies van
de arts gebeurt. Roep onmiddellijk medische
hulpverlening in. VOORZICHTIG
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende b innenspie
gel breekt, kan er elektro-
lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof kan de
kunststof oppervlakken aantasten. Daarom
dient u deze zo snel mogelijk met bijvoor-
beeld een spons schoon te maken. Binnenspiegel
Afb. 146
Handmatig dimmende binnenspie-
g el
. Afb. 147
Automatisch dimmende binnenspie-
gel. De bestuurder moet altijd de binnenspiegel
af
s
tel
len zodat deze voldoende zicht via de
achterruit naar achteren biedt.
Handmatig dimmende binnenspiegel
● Basisstand: nok aan de onderkant van de
spiegel
naar voren laten wijzen.
● Om te dimmen de hendel naar achteren
trekken ››
› afb. 146.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Legenda van afb. 147:
Controlelampje
Knop
Sensor die de lichtinval detecteert
Deze functie kan in- en uitgeschakeld worden
door knop van de binnenspiegel ››› afb. 147
1 2
3 2
in te drukken. Wanneer deze ingescha-
k el
d i s, lic
ht het controlelampje 1 op.
Bij in g
es
chakeld contact zet de sensor 3 au-
tomatis c
h de b
innenspiegel in de antiverblin-
dingsstand afhankelijk van het van achter in-
vallende licht.
De automatische dimfunctie wordt uitgescha-
keld wanneer de achteruit wordt ingescha-
keld of de binnenverlichting of de leeslamp-
jes branden. Let op
Wanneer de lichtinval op de sensor belet
wordt of
wordt tegengehouden, bijvoorbeeld
door een rolgordijn, werkt de binnenspiegel
met automatische dimfunctie niet helemaal
perfect. 145
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 148 of 340
Bedienen
Buitenspiegels Afb. 148
In het bestuurdersportier: knop van
de b uit
ens
piegels. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 16
Draaiknop in de gewenste stand draaien:
Elektrisch inklappen van de buitenspiegels
››› .
Buitenspiegelverwarming inschakelen. De
spiegels worden alleen verwarmd als de omge-
vingstemperatuur lager is dan +20°C (+68°F).
De linker buitenspiegel instellen door de knop
naar voren, achteren, rechts of links te draaien.
De rechter buitenspiegel instellen door de
knop naar voren, achteren, rechts of links te
draaien.
Nulstand. Buitenspiegel uitgeklapt, verwar-
ming van de buitenspiegel uitgeschakeld, de
buitenspiegel kan niet worden ingesteld. Synchrone spiegelverstelling
● Selecteer in het menu Instellingen -
Comfort als
de b uit
enspiegels synchroon
moeten worden ingesteld ›››
pag. 26.
● De knop in stand L draaien.
● De linker b
uitenspiegel instellen. De rech-
ter buiten
spiegel wordt gelijktijdig (syn-
chroon) mee ingesteld.
● Indien nodig, de instelling van de rechter
buitens
piegel corrigeren: draai de knop in de
stand R.
Automatisch dimmende buitenspiegel aan
bestuurderszijde
De automatisch dimmende buitenspiegel
wordt samen met de automatisch dimmende
binnenspiegel aangestuurd ››› pag. 145.
Instellingen van de buitenspiegel van de bij-
rijder opslaan voor het achteruitrijden ● Kies de wagensleutel waar de instelling
moet worden op
geslagen.
● Ontgrendel de wagen met de sleutel.
● Schakel de automatische parkeerrem in.
● Draai de knop van de buitenspiegel in
stand R
(bijrijderszijde).
● Contact inschakelen.
● Zet de versnellingsbak in neutraal.
● Ga naar het menu Instellingen op het
displ
ay in het instrumentenpaneel met be- hulp van het multifunctiestuurwiel en selec-
teer Comfort
.
● Select
eer de functie Helling achter-
uitkijkspiegel (indien deze optie al ge-
m
arkeerd is, deselecteert u ze en selecteert u
ze opnieuw).
● Schakel de achteruitversnelling in.
● Stel de buitenspiegel aan bijrijderszijde zo
in dat u de st
oeprand goed kunt zien.
● De ingestelde positie van de spiegel wordt
automatis
ch opgeslagen en toegewezen aan
de sleutel waarmee de wagen wordt ontgren-
deld. Bij wagens met stoelgeheugen, zie
››› pag. 151.
De instellingen van de buitenspiegel aan bij-
rijderszijde activeren
● Draai de knop van de buitenspiegel in
stand R
.
● Schakel de achteruitversnelling in bij inge-
schak
eld contact.
● De opgeslagen stand van de buitenspiegel
aan bijrijdersz
ijde voor de achteruit wordt ge-
wist wanneer men zo'n 15 km/u (9 mph)
vooruit rijdt of de knop vanuit stand R in een
andere stand draait. ATTENTIE
Het onachtzaam in- en uitklappen van de bui-
tens pie
gel kan verwondingen veroorzaken.146
Page 149 of 340
Stoelen en hoofdsteunen
●
Klap de buit en
spiegel alleen in of uit wan-
neer er zich niemand in de baan van de spie-
gel bevindt.
● Let er bij het bewegen van de buitenspiegel
op dat uw
vingers niet tussen de spiegel en
de spiegelsteun ingeklemd kunnen raken. ATTENTIE
Het niet goed inschatten van de afstand met
de ac hteropk
omende wagen kan tot ongeval-
len met ernstige gevolgen leiden.
● Convexe of asferische spiegels vergroten
het blikv
eld maar de voorwerpen worden klei-
ner en verderaf weerspiegeld.
● Het gebruik van deze spiegels om de af-
stand tot
de volgende wagen in te schatten
wanneer u van rijstrook veranderd, is on-
nauwkeurig en kan ongevallen met ernstige
gevolgen veroorzaken.
● Gebruik zo mogelijk de binnenspiegel om
de afstand t
ot het achteropkomend verkeer of
in andere omstandigheden te beoordelen.
● Zorg dat u voldoende zicht naar achteren
hebt. VOORZICHTIG
● In een automati s
che wasstraat moeten de
buitenspiegels altijd worden ingeklapt.
● De elektrisch inklapbare buitenspiegels
mogen mechani
sch worden uit- of ingeklapt
omdat hierdoor de elektrische bediening be-
schadigd kan worden. Milieu-aanwijzing
De verwarming van de buitenspiegels moet
niet lan g
er dan nodig aan blijven staan. An-
ders wordt onnodig veel brandstof verbruikt. Let op
● De v er
warming van de buitenspiegels ver-
warmt in het begin op het hoogste vermogen,
na ongeveer 2 minuten verwarmt deze afhan-
kelijk van de buitentemperatuur.
● Bij een storing kunnen de elektrisch be-
diende buitens
piegels met de hand worden
ingesteld door tegen de rand van het spiege-
loppervlak te drukken. Stoelen en hoofdsteunen
D e s
toel
en en hoofdsteunen
verstellen
Stoelen handmatig verstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 13 ATTENTIE
Belangrijke informatie, tips, adviezen en
waars c
huwingen die u in het belang van uw
eigen veiligheid en de veiligheid van uw pas-
sagiers moet lezen en in acht nemen, vindt u
in het hoofdstuk Veilig rijden ››› pag. 57. ATTENTIE
● Vers t
el de voorstoelen uitsluitend terwijl de
wagen stil staat. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken.
● Voorzichtig bij het verstellen van de stoel-
hoogte! Door ong
econtroleerd of onachtzaam
te verstellen kunt u bekneld komen te zitten -
levensgevaarlijk!
● De rugleuningen van de voorstoelen mogen
niet te v
eel achterover staan tijdens het rij-
den. Anders kunnen de veiligheidsgordels en
het airbagsysteem hun beschermfunctie niet
vervullen, met het bijbehorend risico op ern-
stige letsels bij ongeval. 147
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 150 of 340
Bedienen
Bestuurdersstoel elektrisch verstel-
l en* Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 14 ATTENTIE
Het onachtzaam of ongecontroleerd gebrui-
ken v an de el
ektrische voorstoelen kan ern-
stig letsel veroorzaken.
● De voorstoelen kunnen ook elektrisch ver-
steld w
orden met het contact uitgeschakeld.
Laat nooit kinderen of hulpbehoevende per-
sonen alleen achter in de wagen.
● In geval van nood, onderbreekt u de elektri-
sche v
erstelling door op een andere toets te
drukken. VOORZICHTIG
Om de elektronische onderdelen van de voor-
stoel en niet
te beschadigen, mag u nooit op
de stoelen knielen noch geconcentreerde
druk uitoefenen op een enkel punt van de zit-
ting of rugleuning. Let op
● Indien de accu v
an de wagen bijna leeg is,
is het mogelijk dat de stoel niet elektrisch
versteld kan worden.
● Bij het starten van de motor, wordt de mo-
gelijkheid om de st
oel te verstellen onderbro-
ken. Stoelen achterin verstellen
Afb. 149
Stoelen achterin verstellen.
FunctieNodige handelingen
1 Rugleuning ver-
stellen.
Trek aan de hendel en zet de rug-
leuning in de gewenste stand
›››
. De voorstoel moet vastklik-
ken wanneer de hendel wordt
losgelaten! In de derde zitrij en
de middelste stoel van de tweede
zitrij bevindt zich een handvat in
plaats van de hendel. De bedie-
ning gebeurt zoals met de hen-
del.
2 Enkel in de
tweede zitrij: Naar
voren of naar ach-
teren schuiven van
de stoel.Trek aan de hendel en verschuif
de stoel. De stoel moet vastklik-
ken wanneer de hendel wordt
losgelaten! VOORZICHTIG
● Indien de rugleunin g
van de tweede zitrij
helemaal naar achteren gekanteld wordt, kan
dit de hoedenplank beschadigen. Alvorens de
rugleuning te verstellen, dient u de hoeden-
plank uit te bouwen.
● Door de stoelen achterin in de lengterich-
ting te v
erschuiven, kunnen voorwerpen die
zich in de bagageruimte bevinden bescha-
digd raken. 148