Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2016, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2016Pages: 340, PDF Size: 7.27 MB
Page 131 of 340

Openen en sluiten
ATTENTIE
Als de achterklep niet correct gesloten is, kan
deze tijdens het
rijden onverwacht opengaan
en ernstig letsel veroorzaken.
● Zet onmiddellijk de wagen stil en sluit de
achterkl
ep.
● Controleer na het sluiten van de achterklep
of de ver
grendeling in de slotplaat goed is
vastgeklikt. Let op
Bij buitentemperaturen van minder dan 0°C
(+32°F) kunnen de op g a
sdruk werkende
schokdempers niet altijd de achterklep auto-
matisch omhoogklappen. Open in dit geval
de achterklep handmatig. De achterklep sluiten
Afb. 137
Achterklep geopend: uitsparing voor
dic httr
ekk en. Achterklep sluiten
●
Pak de uitsparing van de binnenbekleding
v an de ac ht
erk
lep ››› afb. 137 (pijl) vast.
● Duw de achterklep omlaag tot deze in het
slot v
astklikt.
● Controleer of de achterklep correct is vast-
geklikt door aan de ac
hterklep te trekken.
De achterklep vergrendelen
Wanneer u de wagen ontgrendelt en geen
van de portieren of de achterklep opent,
wordt de wagen na 30 seconden automatisch
opnieuw vergrendeld. Deze functie voorkomt
dat de wagen onbedoeld continu is ontgren-
deld.
De wagen kan alleen worden vergrendeld als
de achterklep correct gesloten en vastgeklikt
is.
● De achterklep kan ook met de centrale ver-
grendeling v
ergrendeld worden.
● Wanneer de achterklep van een vergrendel-
de wagen met de knop van de autosleutel
ont gr
endel d w
ordt, wordt de wagen wanneer
de achterklep gesloten wordt opnieuw ver-
grendeld.
● Een gesloten maar niet vergrendelde ach-
terklep w
ordt bij een snelheid van ongeveer
9 km/h (7 mph) automatisch vergrendeld. ATTENTIE
Als de achterklep op de verkeerde manier of
op een onbeheerst e m
anier gesloten wordt,
kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Laat de wagen nooit onbeheerd achter en
laat nooit k
inderen in of rondom de wagen
spelen, met name als de achterklep geopend
is. Kinderen kunnen in de bagageruimte klim-
men, de achterklep sluiten en opgesloten ko-
men te zitten. In een afgesloten wagen kan
het, afhankelijk van het jaargetijde, zo ex-
treem warm of koud worden dat dit tot ern-
stig letsel, ziekte of zelfs de dood kan leiden. Let op
Zorg, voordat u de achterklep sluit, dat u de
sleut el
niet in de bagageruimte gelaten hebt. Achterklep elektrisch bedienen
Afb. 138
Knop met geopende achterklep. » 129
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 132 of 340

Bedienen
Openen van de achterklep
● Druk de knop van de wagensleutel en-
k el
e sec onden in t
otdat de achterklep auto-
matisch geopend wordt.
● OF: houd de toets op de middenconso-
l e on
gev
eer een seconde ingedrukt
››› afb. 6.
● OF: druk de toets ›››
afb. 7 (pijl) van de
achterklep in.
Als er moeilijkheden optreden of een voor-
werp in de weg staat, wordt het automatisch
openen van de achterklep onderbroken.
De elektrisch bediende achterklep kan niet
geopend worden wanneer de in de fabriek
gemonteerde trekhaak op een elektrische
wijze op de aanhangwagen aangesloten is
››› pag. 248.
De achterklep kan handmatig met meer
kracht geopend worden.
Achterklep sluiten
● Druk de knop op de wagensleutel onge-
v eer één sec
onde in.
● OF: houd de t
oets op de middenconso-
l e on
gev
eer een seconde ingedrukt
››› afb. 6.
● OF: druk de toets ›››
afb. 7 (pijl) van de
achterklep in.
● Druk op de knop op de geopende ach-
t erk
lep
›
›› afb. 138 ››› .●
Bew
eeg de ac
hterklep handmatig om de
achterklep te sluiten.
De achterklep komt vanzelf omlaag tot in de
eindpositie en wordt door de sluithulp auto-
matisch gesloten ››› .
A l
s er moei
lijkheden optreden of een voor-
werp in de weg staat, wordt het automatisch
sluiten van de achterklep onderbroken en
wordt de achterklep een klein beetje geo-
pend.
Controleer waarom de achterklep niet geslo-
ten kan worden.
Probeer de achterklep opnieuw te sluiten.
Openen of sluiten van achterklep onderbre-
ken
Het openen of sluiten van de achterklep kan
gestopt worden door een van de knoppen in te drukken. Telkens wanneer een van de
knop
pen wordt ingedrukt, wordt de ach-
t erk
lep n
aar de beginpositie verplaatst.
Daarna kan de achterklep handmatig verder
worden geopend of gesloten. Hiervoor is
meer krachtsinspanning nodig.
Openingshoek in geheugen opslaan
De achterklep moet minimaal voor de helft
geopend zijn om een openingshoek in het
geheugen te kunnen opslaan. ●
Stop het openen op de gew
enste ope-
ningspositie ››› pag. 130.
● Houd bij een geopende achterklep de knop
››› afb
. 138 ten minste 3 seconden ingedrukt.
De openingshoek wordt in het geheugen op-
geslagen.
Als het opslaan in het geheugen voltooid is,
wordt dit bevestigd door knipperende alarm-
lichten en een akoestisch signaal.
Om de achterklep opnieuw helemaal te ope-
nen, moet de openingshoek opnieuw in het
geheugen worden opgeslagen.
● Ontgrendel de achterklep en open de ach-
terklep t
ot de in het geheugen opgeslagen
hoogte.
● Trek de achterklep handmatig omhoog tot
het hoogst
e punt. Hiervoor is meer krachtsin-
spanning nodig.
● Houd bij een geopende achterklep de knop
››› afb
. 138 ten minste 3 seconden ingedrukt.
● De in de fabriek ingestelde openingshoek
wordt opnieu
w ingesteld. ATTENTIE
Als de achterklep op de verkeerde manier of
op een onbeheerst e m
anier gesloten wordt,
kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Laat de wagen nooit onbeheerd achter en
laat nooit k
inderen in of rondom de wagen
spelen, met name als de achterklep geopend 130
Page 133 of 340

Openen en sluiten
is. Kinderen kunnen in de bagageruimte
klimmen, de acht
erk
lep sluiten en opgesloten
komen te zitten. In een afgesloten wagen kan
het, afhankelijk van het jaargetijde, zo ex-
treem warm of koud worden dat dit tot ern-
stig letsel, ziekte of zelfs de dood kan leiden. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de achterklep niet volle-
dig g eopend wor dt, of
dat als de achterklep
geopend is, deze uit zichzelf gesloten wordt
als er een grote hoeveelheid sneeuw op de
achterklep aanwezig is, of een dakdragersys-
teem gemonteerd is. In dit geval moet de ach-
terklep daarnaast ook vastgezet worden. VOORZICHTIG
● Contro l
eer, wanneer u met een aanhangwa-
gen rijdt, of er voldoende vrije ruimte aanwe-
zig is op de achterklep te kunnen openen of
sluiten.
● Verwijder voor het openen van de achter-
klep eers
t het gemonteerde dakdragersys-
teem, bijvoorbeeld een fietsenrek. VOORZICHTIG
Als het systeem vaak gebruikt wordt, wordt
het sys t
eem uitgeschakeld om oververhitting
te voorkomen.
● Als het systeem afgekoeld is, kan de func-
tie opnieuw gebruikt
worden. Tijdens deze
periode kan de achterklep handmatig, door kracht op de achterklep uit te oefenen, geo-
pend of ge
s
loten worden.
● Als de wagenaccu losgekoppeld wordt of de
zekering b
ij een geopende achterklep door-
brandt, moet het systeem van de achterklep
opnieuw geïnitialiseerd worden. Daarom
moet de achterklep gesloten zijn. Let op
Zorg, voordat u de achterklep sluit, dat u de
s leut el
niet in de bagageruimte gelaten hebt. Elektrische ruitbediening
El ektri s
c
he ruitbediening: functies Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 11
Na het inschakelen van het contact kunnen
de ruiten gedurende een korte tijd met de
knoppen op het portier worden geopend of
gesloten, mits het bestuurders- of voorpassa-
giersportier niet geopend is. Als de sleutel
uit het contactslot en het bestuurdersportier
geopend is, kunnen alle elektrisch bediende
ruiten tegelijkertijd geopend of gesloten wor-
den door de knop van de ruit op het bestuur-
dersportier ingedrukt te houden. Na enkele
seconden start het comfortopenen of -sluiten
››› pag. 132. Sluit- en openingsautomaat
Met de sluit
- en openingsautomaat kunnen
de ruiten volledig worden geopend of geslo-
ten. Hiervoor hoeft u de knop die bij de ruit
hoort niet ingedrukt te houden.
Voor de sluitautomaat: trek de knop voor de
betreffende ruit omhoog, tot de tweede
stand.
Voor de openingsautomaat: druk de knop
voor de betreffende ruit omlaag, tot de twee-
de stand.
Automatische versnelling stoppen: de knop
voor de betreffende ruit opnieuw indrukken
of omhoog trekken.
Weer activeren van de sluit- en openingsau-
tomaat
Als de accu los- of vastgekoppeld wordt, of
de accu wordt ontladen door een ruit die niet
volledig gesloten is, is de sluit- en openings-
automaat buiten werking en moet deze weer
worden geactiveerd.
● Sluit alle portieren en ruiten.
● Trek de knop van de desbetreffende ruit
omhoog en houd de ruit ten mins
te één se-
conde in deze stand.
● Laat de knop los en trek de knop, al vast-
houdende, verv
olgens opnieuw omhoog. De
sluit- en openingsautomaat is nu weer be-
drijfsklaar. »
131
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 134 of 340

Bedienen
U kunt de automatische elektrische ruiten af-
z onderlijk
of t
egelijkertijd bedienen.
Comfortopenen en -sluiten
De ruiten kunnen met de wagensleutel van
binnenuit worden geopend of gesloten:
● Houd de ontgrendelings- of vergrende-
lingsknop v
an de wagensleutel ingedrukt. Al-
le ruiten met elektrische ruitbediening wor-
den geopend resp. gesloten.
● Laat de ontgrendelings- of vergrendelings-
knop los om de fu
nctie te stoppen.
Bij het comfortsluiten worden eerst de ruiten
en vervolgens het panoramaschuifdak geslo-
ten.
Via het menu Configuratie - Comfort
kunnen verschillende instellingen voor het
bedienen van de ruiten worden ingesteld
››› pag. 26. ATTENTIE
Als de elektrische ruitbediening op een onop-
lettende of onbeheer
ste manier gebruikt wor-
den, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Open of sluit de elektrische ruiten alleen
wanneer zic
h niemand in de looprichting van
de ruiten bevindt.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevenden al-
leen achter in de w
agen wanneer u deze af-
sluit. In noodgevallen kunnen de ruiten niet
geopend worden. ●
Neem telken s
wanneer u de wagen verlaat
alle sleutels mee. Na het inschakelen van het
contact kunnen de ruiten gedurende een kor-
te tijd met de knoppen op het portier worden
geopend of gesloten, mits het bestuurders- of
voorpassagiersportier niet geopend is.
● Als u kinderen op de achterbank vervoert,
deactiveer dan a
ltijd de achterruiten met de
knop voor het elektrische kinderslot zodat de
ruiten niet geopend of gesloten kunnen wor-
den. Let op
Als er een storing in de elektrische ruitbedie-
ning is, f u
nctioneren de sluit- en openingsau-
tomaat evenals de sluitkrachtbegrenzing niet
goed. Raadpleeg een gespecialiseerde werk-
plaats. Sluitkrachtbegrenzing van de elektri-
s
c
he ruit bedienin
g De sluitkrachtbegrenzing van de elektrische
s
c
huif deur
en vermindert tijdens het openen
en sluiten van de ruiten het risico op letsel
››› . Als het sluiten van de ruit stroef ver-
loopt of
door een o b
stakel wordt tegenge-
werkt, gaat de ruit meteen weer open.
● Controleer waarom de ruit niet gesloten
kan worden.
● Pr
obeer de ruit opnieuw te sluiten. ●
Indien u het probeer
t binnen de 10 secon-
den en de ruit opnieuw moeizaam sluit of
een hindernis aantreft, zal de sluitautomaat
niet werken gedurende 10 seconden.
● Als de ruit weer stroef sluit of door een ob-
stakel
niet kan worden gesloten, stopt het
sluiten van de ruit in deze stand. Als u bin-
nen de 10 seconden de knop opnieuw be-
dient, wordt de ruit gesloten zonder de sluit-
krachtbegrenzing ››› .
R uit
en z
onder sluitkrachtbegrenzing sluiten
● Probeer de ruit opnieuw binnen de 10 se-
conden te sluit
en door de knop ingedrukt te
houden. Het sluiten gebeurt gedurende een
korte periode met de sluitkrachtbegrenzing!
● Als het sluiten van de ruit meer dan 10 se-
conden duurt, wor
dt de sluitkrachtbegren-
zing opnieuw geactiveerd. De ruit stopt op-
nieuw als deze moeizaam sluit of een hinder-
nis aantreft.
● Als de ruit dan nog niet gesloten kan wor-
den, neem dan contact
op met een gespecia-
liseerde werkplaats. ATTENTIE
Als de elektrische ruiten zonder de sluit-
krac ht
begrenzing gesloten worden, kan dit
ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Sluit de elektrische ruiten altijd voorzich-
tig. 132
Page 135 of 340

Openen en sluiten
●
In de looprichting v
an de elektrische ruiten
mag zich niemand bevinden, vooral niet wan-
neer de ruiten zonder de sluitkrachtbegren-
zing gesloten worden.
● De sluitkrachtbegrenzing voorkomt niet dat
vinger
s of andere lichaamsdelen tegen het
ruitframe worden gedrukt, en kan verwondin-
gen veroorzaken. Let op
De sluitkrachtbegrenzing treedt ook in werk-
in g wanneer met de w
agensleutel het com-
fortsluiten voor de ruiten wordt gebruikt
››› pag. 132. Panoramaschuifdak*
P anor
ama
schuifdak: werkingLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 12
Het panoramaschuifdak werkt alleen bij inge-
schakeld contact. Nadat het contact is uitge-
schakeld, kunt u het nog enkele minuten
openen of sluiten zolang het bestuurders- of
bijrijdersportier niet wordt geopend.
Comfortopenen en -sluiten
Het panoramaschuifdak kan met de wagen-
sleutel van buitenaf worden geopend en ge-
sloten: ●
Houd de ontgrendeling
s- of vergrende-
lingsknop van de wagensleutel ingedrukt.
Het panoramaschuifdak wordt dan afgesteld
of gesloten.
● Laat de ontgrendelings- of vergrendelings-
knop los om de fu
nctie te onderbreken.
Bij het comfortsluiten worden eerst de ruiten
en vervolgens het panoramaschuifdak geslo-
ten. ATTENTIE
Het op een onoplettende of onbeheerste ma-
nier gebruik en
van het panoramaschuifdak
kan leiden tot ernstig letsel.
● Open of sluit het panoramaschuifdak of het
rolg
ordijn alleen wanneer er zich niemand in
de buurt van het panoramaschuifdak of het
rolgordijn bevindt.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
alle s
leutels mee.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevende
personen all
een achter in de wagen - vooral
niet als zij bij de wagensleutel kunnen. Als de
wagensleutel zonder toezicht gebruikt wordt,
kan de wagen vergrendeld worden, de motor
gestart worden, het contact ingeschakeld
worden en het panoramaschuifdak bewogen
worden.
● Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u
het panoram
aschuifdak nog even openen of
sluiten zolang het bestuurders- of bijrijder-
sportier niet wordt geopend. Let op
● Als er een s
toring in het panoramaschuif-
dak optreedt, werkt de sluitkrachtbegrenzing
niet correct. Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats.
● Bij het van buitenaf activeren van het com-
forts
luiten blijft de draaischakelaar van het
panoramaschuifdak in de laatst gekozen
stand staan en moet deze aan het begin van
de rit weer opnieuw worden ingesteld. Rolgordijn openen en sluiten
Afb. 139
In de hemelbekleding: knoppen voor
r o
lg
ordijn.
FunctieNodige handelingen
Volledig openen (automatisch):Druk kort op de toets ››› afb. 139
1.
Automatisch func-
tioneren stoppen:Druk de knop ››› afb. 139 1 of
››› afb. 139 2 kort in.» 133
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 136 of 340

BedienenFunctieNodige handelingen
De tussenstand
afstellen:Houd de knop ››› afb. 139 1of
››› afb. 139 2 ingedrukt tot de
gewenste stand bereikt is.
Volledig sluiten (automatisch):Druk kort op de toets ››› afb. 139
2. Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u
het panor
am
aschuifdak nog enkele minuten
openen of sluiten zolang het bestuurders- of
bijrijdersportier niet wordt geopend.
Sluitkrachtbegrenzing van panorama-
schuif d
ak en rolgordijn De sluitkrachtbegrenzing kan tijdens het ope-
nen en s
luit
en v
an het panoramaschuifdak
en het rolgordijn het risico op letsel vermin-
deren ››› . Indien moeizaam schuiven of
een o b
st
akel tegenkomen, gaan ze weer
open.
● Controleer waarom het panoramaschuifdak
of het ro
lgordijn niet gesloten kan worden.
● Probeer het panoramaschuifdak of het rol-
gordijn opnieuw t
e sluiten.
● Als het panoramaschuifdak of het rolgor-
dijn weer niet ge
sloten kan worden vanwege
een voorwerp of weerstand, stopt het panora-
maschuifdak of het rolgordijn in deze stand.
Sluit het dan zonder de beveiliging tegen be-
kneld raken. Zonder inklembeveiliging sluiten
●
De schakelaar ›››
afb
. 13 moet in de
"sluitstand" 1 staan.
● Panoramaschuifdak: houd de s c
h ak
elaar
na het activeren van de sluitkrachtbegren-
zing de eerstvolgende 5 seconden naar ach-
teren getrokken ›››
afb. 13 (pijl
5 ) tot
het p
anor am
aschuifdak volledig gesloten is.
● Rolgordijn: druk binnen 5 seconden n
a het
activeren van de sluitkrachtbegrenzing de
knop ››› afb. 139 2 in tot het rolgordijn vol-
l edig g
es
loten is.
● Het panoramaschuifdak of het rolgordijn
worden z
onder de sluitkrachtbegrenzing ge-
sloten.
● Als het panoramaschuifdak nog steeds niet
geslot
en kan worden, neem dan contact op
met de werkplaats van een officiële dealer. ATTENTIE
Als het panoramaschuifdak of het rolgordijn
zonder de sluitk r
achtbegrenzing gesloten
worden, kan dit ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
● Sluit het panoramaschuifdak altijd voor-
zichtig.
● In de looprichtin
g van het panoramaschuif-
dak of het
rolgordijn mag zich niemand bevin-
den, vooral niet wanneer het panorama-
schuifdak of het rolgordijn zonder de sluit-
krachtbegrenzing gesloten worden. ●
De sluitk r
achtbegrenzing voorkomt niet dat
vingers of andere lichaamsdelen tegen het
ruitframe worden gedrukt, en kan verwondin-
gen veroorzaken. Let op
De sluitkrachtbegrenzing treedt ook in werk-
in g wanneer met de w
agensleutel het com-
fortsluiten voor de ruiten en het panorama-
schuifdak wordt gebruikt ››› pag. 132.134
Page 137 of 340

Lichten en zicht
Lichten en zicht
Lic ht
en
C ontr
olelampjes
Springt aan
Rijlicht geheel of ge-
deeltelijk defect.
Vervang het betreffende lampje
››› pag. 94.
Als alle lampjes correct zijn,
wendt u zich dan tot een gespe-
cialiseerde werkplaats, indien
nodig.
Storing van de boch-
tenverlichting.››› pag. 137.
Knippert
Storing in het sys-
teem van de bochten-
verlichting.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats
››› pag. 136.
Springt aan
Mistachterlicht aan.›››
pag. 24.
Springt aan
Mistlampen aan.›››
pag. 24.
Springt aan
Linker of rechter
knipperlicht.
Het controlelampje
knippert twee keer zo
snel wanneer er een
storing in een van de
knipperlichten van
de wagen of de aan-
hangwagen is.
Controleer, indien nodig, de
verlichting van de wagen en
van de aanhangwagen.
Springt aan
Grootlicht aan of
grootlichtsignaal in
werking gesteld.›››
pag. 136.
Springt aan
Grootlichtregeling
(Light Assist) inge-
schakeld.›››
pag. 136. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. Lichten in- en uitschakelen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 24
De bestaande wettelijke verlichtingsvoor-
schriften voor elk land moeten in acht wor-
den genomen.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor
de juiste afstelling van de koplampen en het
voeren van de juiste verlichting.
Bij wagens die standaard met een trekhaak
zijn uitgerust: als de aanhangwagen elek-
trisch aangesloten is en voorzien is van een
mistachterlicht, wordt dit bij de wagen auto-
matisch uitgeschakeld.
Geluidssignalen om te waarschuwen dat de
lichten niet uit zijn
Wanneer de autosleutel niet in het contact-
slot zit en het bestuurdersportier open is,
hoort u enkele geluidssignalen in de onder-
staande gevallen: hierdoor wordt u eraan
herinnerd dat de lichten nog uitgezet moeten
worden.
● Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
›››
p
ag. 136.
● Als de lichtschakelaar in stand staat.»
135
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 138 of 340

Bedienen
ATTENTIE
Het stads- of dagrijlicht is niet helder genoeg
om de weg v
oor u voldoende te verlichten of
door andere verkeersdeelnemers te worden
gezien.
● Schakel daarom 's nachts, bij regen of bij
slecht
zicht altijd het dimlicht in. ATTENTIE
Als de koplampen te hoog zijn afgesteld en
het grootlic ht
verkeerd wordt gebruikt, kun-
nen overige weggebruikers hierdoor worden
afgeleid en verblind. Dit kan ernstige onge-
vallen tot gevolg hebben.
● Zorg er altijd voor dat de koplampen correct
zijn afge
steld.
● Gebruik nooit het grootlicht of het groot-
lichtsign
aal wanneer dat andere weggebrui-
kers kan verblinden. Knipperlicht- en grootlichthendel
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 25
Comfortlichten
Beweeg voor de comfortlichten de hendel
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal. De comfortlichten worden in- en uitgescha-
keld in het menu
Licht & Zicht op het
di
splay van het instrumentenpaneel
››› pag. 26. Bij wagens die niet over het
menu Licht & Zicht beschikken, kan de
functie in een gespecialiseerde werkplaats
worden gedeactiveerd. Let op
● Indien de comfor tknip
perlichten in werking
zijn (driemaal knipperen) en het comfortknip-
perlicht van het tegenoverliggende deel
wordt geactiveerd, dan stopt het actieve deel
met knipperen en knippert het licht slechts
eenmaal in het nieuwe deel dat is geselec-
teerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld cont
act. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld ››› pag.
84.
● Als er een storing in een van de knipper-
lichten v
an de wagen of van de aanhangwa-
gen is, knippert het controlelampje twee keer
zo snel als normaal.
● Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
dimlicht
worden aangezet. Lichten en zicht: functies
Parkeerlicht
W anneer het
park
eerlicht ingeschakeld is
(rechter of linker knipperlicht), gaan het
stadslicht voor en het achterlicht aan de des- betreffende zijde van de wagen branden. Het
parkeerlicht
brandt alleen bij uitgeschakeld
contact.
Dagrijlicht
De dagrijverlichting vermindert het risico op
ongevallen, door de zichtbaarheid van uw
wagen te verhogen. Het betreft in de kop-
lamp ingebouwde lichten die telkens aan-
gaan bij het inschakelen van het contact in-
dien de bediening van de lichten zich in
stand of 0 bevindt.
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat, schakelt een lichtsensor automatisch
de verlichting van de instrumenten en van de
schakelaar in en uit.
Automatische rijlichtregeling
De automatische rijlichtregeling is slechts
een hulp en kan niet alle rijsituaties herken-
nen.
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat, worden automatisch de lichten van de
wagen en de verlichting van de instrumenten
en schakelaars in- en uitgeschakeld in de vol-
gende omstandigheden ››› :
136
Page 139 of 340

Lichten en zichtAutomatisch inschake-
lenAutomatisch uitscha-
kelen of omschakelen
op dagrijlicht
De lichtsensor detecteert
dat het
donker wordt, bij-
voorbeeld bij het inrijden
van een tunnel.Wanneer voldoende licht
wordt gedetecteerd.
De regensensor detecteert
de neerslag en schakelt de
achterruitwisser in.Wanneer de achterruitwis-
ser niet ingeschakeld
wordt na enkele minuten. Dynamisch bochtenlicht (AFS)
D
e dy
nami
sche bochtenverlichting werkt al-
leen wanneer het dimlicht is ingeschakeld en
bij een snelheid van meer dan 10 km/u (6
mph). In bochten zorgen de automatisch
meedraaiende koplampen voor een betere
verlichting van de weg.
Het dynamische bochtenlicht kan vanuit het
infotainmentsysteem geactiveerd of gedeac-
tiveerd worden.
Statisch bochtenlicht
Bij langzaam draaien om van richting te ver-
anderen of in zeer scherpe bochten gaan au-
tomatisch de geïntegreerde bochtenlichten
aan. De dynamische bochtenverlichting werkt
alleen bij een snelheid lager dan 40 km/u
(25 mph). Het statische bochtenlicht kan, afhankelijk
van de uitrustin
g, in de mistkoplampen of ko-
plampen geïntegreerd zijn. ATTENTIE
Als de weg slecht verlicht is en andere weg-
gebruik er
s de wagen niet of slecht kunnen
zien, kan dit tot ongevallen leiden.
● De automatische rijlichtregeling ()
schak
elt het dimlicht alleen in bij verandering
van de lichtsterkte, maar niet bij mist bijvoor-
beeld.
● U mag nooit met dagrijlicht rijden als de
weg sl
echt verlicht is vanwege de weersom-
standigheden of als het het donker is. De
dagrijverlichting levert onvoldoende licht om
de weg goed te verlichten of om goed zicht-
baar te zijn voor andere weggebruikers.
● De achterlichten worden bij het dagrijlicht
niet inge
schakeld. Een wagen zonder inge-
schakelde achterlichten is 's nachts, bij regen
of bij slecht zicht voor achteropkomend ver-
keer niet zichtbaar. Grootlichtregeling
Grootlichtregeling (Light Assist)
D
e gr
ootlic htr
egeling schakelt het grootlicht
automatisch in en uit, afhankelijk van de om-
gevings- en de rijomstandigheden en de
snelheid binnen de beperkingen van het sys-
teem ››› . De regeling maakt gebruik vaneen sensor aan de binnenkant van de voor-
ruit, bo
v
en de b innen
spiegel.
De automatische grootlichtregeling schakelt
het grootlicht automatisch in, afhankelijk van
de voor- en tegenliggers die aanwezig zijn en
de omgevings- en rijomstandigheden vanaf
een snelheid van ong. 60 km/u (37 mph) en
schakelt deze weer uit bij een snelheid lager
dan ong. 30 km/u (18 mph).
In- en uitschakelen
Handeling
Inscha-
kelen:– Zorg dat het contact aan staat, draai de
lichtschakelaar in stand en zet de knip-
perlicht- en grootlichthendel in de stand van
het grootlicht ››› pag. 136. Als de (automati-
sche) grootlichtregeling geactiveerd is, gaat
op het display van het instrumentenpaneel
het controlelampje
branden.
Uitscha-
kelen:- Contact uitschakelen.
– OF: draai de lichtschakelaar naar een an-
dere stand dan
››› pag. 135.
– OF: zet de knipperlicht- en grootlichthen-
del in de stand van het grootlichtsignaal of
het grootlicht ››› pag. 136. Onder de volgende omstandigheden kan het
g
e
beur en d
at het grootlicht niet of niet tijdig
wordt uitgeschakeld:
● Op slecht verlichte wegen met veel reflecte-
rende signal
en.
● Bij weggebruikers met onvoldoende ver-
lichting, bij
v. voetgangers of fietsers. »
137
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 140 of 340

Bedienen
● Bij g e
slot
en bochten, als tegenliggers ge-
deeltelijk verborgen zijn, op steile hellingen.
● Op wegen met tegenliggers en een vangrail
in de middenberm als de be
stuurder hier ge-
makkelijk overheen kan kijken (bijvoorbeeld
de bestuurder van een vrachtwagen).
● Als de camera defect is of de voeding is on-
derbroken.
● Bij mis
t, sneeuw en hevige regenval.
● Bij stof- en zandwolken.
● Als de voorruit beschadigd is door steen-
slag in het
zichtveld van de camera.
● Als het zichtveld van de camera beslagen,
vuil of
bedekt is met een sticker, sneeuw of
ijs. ATTENTIE
De hoge mate van comfort die de (automati-
sche) gr ootlic
htregeling biedt, mag niet in
gevaar komen. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Controleer de lichten altijd zelf en pas ze,
indien nodig, aan het licht, het
zicht en het
verkeer aan.
● De (automatische) grootlichtregeling regi-
streert
niet alle situaties correct en heeft in
bepaalde situaties een beperkte werking.
● Als de voorruit beschadigd is of de verlich-
ting van de w
agen gewijzigd wordt, kan dit
nadelige gevolgen hebben voor de werking
van de (automatische) grootlichtregeling, bij- voorbeeld als extra koplampen worden ge-
monteerd.
Let op
Het grootlichtsignaal en het grootlicht kun-
nen a ltijd handm atig in- en uit
geschakeld
worden met de knipperlicht- en grootlicht-
hendel ››› pag. 136. Functie "Coming home" en "Lea-
v
in
g home" (oriënt atielic
hten) De functie "Coming home" moet handmatig
w
or
den in g
eschakeld. De functie "Lea-
ving home" wordt echter automatisch door
een lichtsensor gestuurd.
"Coming home": nodige handelingen
Inschake-
len:
– Schakel het contact uit.
– Stel het grootlichtsignaal ca. 1 seconde
››› pag. 136 in werking.
De verlichting "Coming home" gaat aan
wanneer het bestuurdersportier wordt ge-
opend. De uitschakelvertraging voor de
koplampen start wanneer het laatste por-
tier of de achterklep van de wagen wordt
gesloten.
"Coming home": nodige handelingen
Uitschake-
len:
– Automatisch na beëindiging van de uit-
schakelvertraging van de koplampen.
– Automatisch, wanneer 30 seconden na
het inschakelen van het contact nog een
portier of de achterklep geopend is.
– Draai de lichtschakelaar in stand
.
– Schakel het contact in.
"Leaving home": nodige handelingen
Inschake-
len:– Ontgrendel de wagen wanneer de licht-
schakelaar in de stand staat en de
lichtsensor detecteert dat het donker is.
Uitschake-
len:
– Automatisch, na beëindiging van de uit-
schakelvertraging van de koplampen.
– Vergrendel de wagen.
– Draai de lichtschakelaar in stand
.
– Schakel het contact in. Omgevingsverlichting in de buitenspiegels
D
e om
gev
ingsverlichting in de buitenspie-
gels verlicht de directe omgeving van het
portier bij het in- en het uitstappen. Deze
gaat aan bij het ontgrendelen van de wagen,
het openen van een portier en het activeren
van de functie "Coming home" of "Leaving
home". Als de lichtsensor deel uitmaakt van
de uitrusting, wordt de omgevingsverlichting
in de buitenspiegels alleen ingeschakeld als
het donker is.
138