Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 291 of 340

Controleren en bijvullen
De motorkap openen en sluiten Afb. 239
In de voetenruimte, aan bestuur-
der s
z
ijde: ontgrendelingshendel voor de mo-
torkap. Afb. 240
Ontgrendelingshendel voor het ope-
nen v
an de mot

orkap in het ventilatierooster. De motorkap openen
D
e hendel
om de mot

orkap te openen kan
enkel bediend worden indien het bestuurder-
sportier geopend is. ●
Alvor
ens de motorkap te openen, contro-
leer of de ruitenwissers op de voorruit liggen
››› .
● Open het bestuurdersportier.
● Trek de ontgrendelingshendel in de rich-
tin g
v

an de pijl ››› afb. 239. Door de veerwer-
king springt de motorkap uit de vergrende-
ling van de slotplaat ››› .
● Til de motorkap op aan de ontgrendelings-
hendel



› afb. 240 (pijl) en open de motor-
kap. De motorkap wordt ondersteund door de
gasdrukveer.
Motorkap sluiten
● De motorkap zo ver omlaagtrekken, tot de
krac
ht van de gasdrukveer is overwonnen
››› .
● Laat de motor vallen in de vergrendeling
v an de s
lotp

laat. Niet nadrukken.
Als de motorkap nog niet gesloten is, deze
opnieuw openen en correct sluiten.
De motorkap is correct gesloten als hij aan-
sluit bij het niveau van het omringende op-
pervlak van de carrosserie. ATTENTIE
Als de motorkap niet goed gesloten is, zou hij
onder het rijden p lot

s open kunnen gaan en
de bestuurder het zicht kunnen ontnemen.
Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg heb-
ben. ●
Nad at

de motorkap gesloten werd, dient u
te controleren of de vergrendeling goed vast-
geklikt is in de slotplaat. De gesloten motor-
kap moet vlak met de carrosseriedelen erom-
heen liggen.
● Als u onder het rijden vaststelt dat de mo-
torkap niet
goed gesloten is, moet u onmid-
dellijk stoppen en de motorkap goed sluiten.
● Open en sluit de motorkap alleen als nie-
mand z
ich binnen de actieradius ervan be-
vindt. VOORZICHTIG
● Om sc h

ade aan de motorkap en ruitenwis-
sers te voorkomen, mag de motorkap alleen
geopend worden als de wisserarmen op de
voorruit liggen.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. 289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 292 of 340

Aanwijzingen
Vloeistofniveaus controleren Afb. 241
Afbeelding met de plaats van de ele-
ment en. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient
regelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofreservoir
Oliepeilstok
Olievulopening
Remvloeistofreservoir
Startaccu (onder afdekking)
Ruitensproeiervloeistofreservoir
Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
fen wordt bij de eerder genoemde onderde- 1 2
3
4
5
6 len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
s
c
hr

even op ››› pag. 287.
Overzicht in tabelvorm
Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 314
Motorolie Inleidin
g tot thema ATTENTIE
Verkeerd gebruik van motorolie kan ernstig
let sel

en brandwonden veroorzaken.
● Bescherm steeds uw ogen wanneer u werkt
met motor
olie.
● Olie is een giftig product en moet buiten
het bereik
van kinderen gehouden worden.
● De motorolie mag alleen in de goed afge-
sloten originel
e verpakking bewaard worden
en hetzelfde geldt voor gebruikte olie tot die
verwijderd wordt.
● Bewaar olie nooit in lege blikken, flessen of
andere v
erpakkingen. Anderen zouden ervan
kunnen gaan drinken.
● Veelvuldige aanraking met motorolie kan
de huid aantas
ten. Bij aanraking met motor-
olie moet de huid met water en zeep gewas-
sen worden. ●
Wanneer de mot or dr

aait wordt de olie erg
heet. Dit kan brandwonden veroorzaken.
Wacht steeds tot de motor afgekoeld is. Milieu-aanwijzing
Net zoals bij de andere vloeistoffen kan ge-
mor st

e motorolie schadelijk zijn voor het mi-
lieu. Vang deze vloeistoffen op in geschikte
houders en verwijder ze op milieuvriendelijke
wijze. Waarschuwings- en controlelampjes

Springt aan
Motoroliepeil te
laag.Motor afzetten. Controleer het moto-
roliepeil
››› pag. 291. 
Knippert
Motoroliesys-
teem defect.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat de motoroliesensor
nakijken. Controleer intussen hand-
matig het oliepeil.
290

Page 293 of 340

Controleren en bijvullen
Knippert
Motoroliedruk te
laag.

Onmiddellijk stoppen!
Zet de motor uit. Controleer het mo-
toroliepeil.
– Indien het waarschuwingslampje
knippert, mag u niet verder rijden
noch de motor laten draaien, zelfs
wanneer het oliepeil correct is. Doet
u dit toch dan kan de motor bescha-
digd raken. Roep de hulp van vak-
mensen in. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Motoroliespecificaties
De gebruikte motorolie moet strikt voldoen
aan al
l
e s

pecificaties.
Voor een perfecte werking en lange levens-
duur van de motor, moet de juiste olie ge-
bruikt worden. In de fabriek is de motor met
een hoogwaardige multigrade olie gevuld die
in het algemeen geschikt is voor alle jaarge-
tijden.
Gebruik voor zover mogelijk uitsluitend mo-
torolie die geautoriseerde is door SEAT ››› .
Indien u de L on
gLif

e Service wenst te behou-
den, mag u enkel oliën bijvullen die goedge-
keurd zijn voor die service volgens de over- eenkomstige VW-norm (
›››

 Tab. op pag.
42). Alle aangegeven oliën zijn multigrade
synthetische oliën.
Motoroliesoorten worden continu verder ont-
wikkeld. De Technische Dienst wordt continu
van elke wijziging op de hoogte gebracht.
SEAT adviseert u daarom om de motorolie bij
een SEAT-garage te laten verversen. VOORZICHTIG
● Vu l

alleen motorolie bij waarvan de specifi-
caties uitdrukkelijk goedgekeurd zijn door
SEAT. Elk ander type olie kan de motor be-
schadigen! Motoroliepeil controleren en motor-
o
lie b
ij

vullen Afb. 242
Peilstok met markeringen voor het
o liepei
l

. Afb. 243
In de motorruimte: dop van de moto-
ro liev

ulopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 41
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak terrein om
een verk
eerde aanduiding van het oliepeil te
voorkomen.
● Wacht na het uitzetten van de motor een
paar minuten
zodat de olie in de carterpan
kan terugstromen. Wanneer de motor koud
staat, kan onmiddellijk het oliepeil gecontro-
leerd worden en zo nodig worden bijgevuld.
● Open de motorkap  ›››
pag. 287.
● De vulopening voor de motorolie is te her-
kennen aan het symboo
l  op de dop
››› afb. 243 en de peilstok aan de geverfde
greep. »
291
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 294 of 340

Aanwijzingen
Motoroliepeil controleren
● Trek de peilstok uit de buis en droog hem
met een s
c
hone lap.
● Schuif de peilstok opnieuw zo ver mogelijk
in de buis. Indien de s
tok een markering
heeft, moet deze markering bij het inschui-
ven in de overeenkomstige gleuf aan de bo-
venzijde van de buis passen.
● Haal de peilstok er weer uit en controleer
het motor
oliepeil.
● Schuif na het aflezen van het oliepeil, de
peils
tok opnieuw tot onderaan in de buis.
Motorolie bijvullen na de controle van het
peil
Vul alleen motorolie bij in kleine hoeveelhe-
den en in meerdere stappen:
● Schroef de dop van de motorolie-vulope-
ning in de ci
linderkop los ››› afb. 243. Roep
de hulp van vakmensen in als u niet zeker
weet waar de dop zich bevindt.
● Vul de door SEAT goedgekeurde motorolie
in kleine hoev
eelheden bij (niet groter dan
0,5 liter) ››› pag. 291.
● Om te voorkomen dat u te veel olie toe-
voeg
t, dient u wanneer u een hoeveelheid
bijvult te wachten tot de olie in de carterpan
is gestroomd zodat de stijging van het peil
merkbaar is aan de peilstok. ●
Contro
leer opnieuw het oliepeil voordat u
nog een kleine hoeveelheid toevoegt. Vul
nooit te veel motorolie bij ››› .
● Wanneer het peil zich minstens in het ge-
b ied



› afb. 242 B bevindt, schuift u de peil-
s t
ok
zo ver mogelijk in de buis om te voorko-
men dat olie weglekt wanneer de motor
draait.
● Na het bijvullen van olie, draai de dop van
de vu
lopening goed dicht. ATTENTIE
De olie kan ontsteken als ze in aanraking
komt met

warme motoronderdelen. Dit kan
leiden tot brand, brandwonden en ander ern-
stig letsel.
● Zorg er steeds voor dat na het bijvullen de
dop van de
vulopening goed dichtgedraaid
wordt. Hierdoor voorkomt u dat motorolie op
de warme motoronderdelen kan weglekken
wanneer de motor draait. VOORZICHTIG
● Star t

de motor niet als het oliepeil boven
het gebied ››› afb. 242 A ligt. Roep de hulp
van v
akmensen in. Anders kunnen de kataly-
sator en de motor beschadigd raken.
● Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
fen, moet de betr
effende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor. Milieu-aanwijzing
Het oliepeil mag in geen geval boven gebied
›› ›

afb. 242 A liggen. Anders kan olie via de
car t
erontluchting worden aangezogen en
door de uitlaat in de atmosfeer komen. Verbruik van motorolie
Het olieverbruik hangt af van het type motor
en kan
v

ariëren tijdens de levensduur ervan.
Afhankelijk van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden, kan het olieverbruik oplopen
tot 1 l per 2.000 km (1 kwart gallon elke
1.200 mijl) , in nieuwe wagens tijdens de
eerste 5.000 km (3.000 mijl) zelfs meer. Om
die reden moet u het motoroliepeil regelma-
tig controleren, bij voorkeur elke keer bij het
tanken en vóór langere ritten.
Motorolie verversen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 41
De motorolie moet op regelmatige tijdstip-
pen vervangen worden, overeenkomstig de
specificaties van het Onderhoudsprogram-
ma.
Door de moeilijkheden bij de verwijdering
van de gebruikte olie en de behoefte aan ge-
schikt gereedschap en vakkennis, dient u de
292

Page 295 of 340

Controleren en bijvullen
motorolie en het filter altijd in een gespeciali-
seer de w
erkp
laats te laten vervangen. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen.
In het Onderhoudsprogramma vindt u gede-
tailleerde informatie over de service-interval-
len. ATTENTIE
Als u in uitzonderlijke gevallen de motorolie
zelf g

aat vervangen, dient u het volgende in
acht te nemen:
● Draag altijd oogbescherming.
● Wacht altijd tot de motor volledig afge-
koeld i
s om brandwonden te voorkomen.
● Houd uw arm altijd horizontaal als u de
olie-af
tapplug met de hand losdraait, zodat
de olie niet langs uw arm naar beneden kan
lopen.
● Gebruik een geschikte houder met voldoen-
de capac
iteit om de gebruikte olie op te van-
gen, minimaal met de inhoud van de hoeveel-
heid die in de motor past.
● Vang de motorolie nooit op in lege blikken,
fles
sen of andere houders. Niet iedereen kan
zien dat het om olie gaat. ●
Olie i s

een giftig product en moet buiten
het bereik van kinderen gehouden worden. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
t oev oe

gen. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. Milieu-aanwijzing
● Alv or

ens de motorolie te verversen, zoek al-
tijd eerst een goede plaats om het volgens de
milieuvoorschriften te verwijderen.
● Verwijder de olie steeds op milieuvriende-
lijke wijz
e. Giet gebruikte olie nooit weg in de
afvoer, de riolering, de tuin, het bos, de
openbare weg, rivieren enz. Motorkoelvloeistof
In l
eidin

g tot thema ATTENTIE
De motorkoelvloeistof is een giftig product!
● Bewaar de koelvloeistof uitsluitend in de
originele v

erpakking die goed afgesloten op
een veilige plaats bewaard moet worden.
● Bewaar de koelvloeistof nooit in lege blik-
ken, fle
ssen of andere verpakkingen. Anderen
zouden ervan kunnen gaan drinken. ●
Bew aar de mot

orkoelvloeistof altijd buiten
het bereik van kinderen.
● Zorg ervoor dat de verhouding van de juiste
toevoe
ging voor de koelvloeistof overeen-
stemt met de laagste omgevingstemperatuur
waarin de wagen gebruikt zal worden.
● Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
koelvloeis
tof bevriezen en de wagen tot stil-
stand komen. Aangezien in dit geval de ver-
warming ook niet werkt, kunnen de inzitten-
den zonder voldoende warme kleding onder-
koeld raken. Milieu-aanwijzing
De koelvloeistoffen en toevoegingen kunnen
het mi lieu

vervuilen. Vang wegstromende
vloeistoffen op in geschikte houders en ver-
wijder deze producten op milieuvriendelijke
wijze. 293
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 296 of 340

Aanwijzingen
Waarschuwingslampje en koelvloeistoftemperatuurmeter Afb. 244
Koelvloeistoftemperatuurmeter in
het in s
trumentenpaneel. Koud bereik
Normaal
ber

eik
Waarschuwingsbereik
Bij een normale rijstijl bevindt de naald zich
in het midden van de schaalverdeling. Bij
sterke motorbelasting - vooral bij hoge bui-
tentemperaturen - kan de naald ver naar
rechts gaan.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige controle- en waarschuwings- A B
C lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werk
in
gscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Springt aanStand van indicatieMogelijke oorzaakOplossing 
Waarschuwingsbereik
CMotorolietemperatuurmeter te hoog. 
Zet de wagen onmiddellijk stil!
Zodra dit op een veilige wijze kan, moet u de wagen tot stilstand brengen. Zet de
motor uit en wacht tot die afgekoeld is en de naald in het normale bereik komt. Con-
troleer het motorkoelvloeistofpeil ››› pag. 295.
Normaal bereik BMotorkoelvloeistofpeil te laag.Controleer het koelvloeistofpeil bij koude motor en indien dit erg laag is, koelvloei-
stof bijvullen
››› pag. 295.
Hoewel het koelvloeistofpeil nu weer correct is, is er ergens een defect.
--Motorkoelvloeistofsysteem defect.  Niet verder rijden.
Roep de hulp van vakmensen in.
--Koud bereik A--Vermijd te hoge toerentallen en te hoge motorbelastingen zolang de normale wer-
kingstemperatuur nog niet bereikt is.
KnippertStand van indicatieMogelijke oorzaakOplossing 
--Motorkoelvloeistofsysteem defect.Roep de hulp van vakmensen in.
294

Page 297 of 340

Controleren en bijvullen
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Koelvloeistofspecificatie
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›

 pag. 42 ATTENTIE
Als er zich onvoldoende koelvloeistof in het
koel sy

steem bevindt, dan kunnen er zich fou-
ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-
volg ernstige storingen in de motor plaatsvin-
den.
● Er moet worden nagegaan of het additie-
fpercent
age juist is, rekening houdend met
de laagst voorziene omgevingstemperatuur
op de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-
den.
● Als er een extreem lage buitentemperatuur
is, kan de k
oelvloeistof bevriezen en kan de
wagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-
val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-
zittenden die niet warm genoeg zijn gekleed
doodvriezen. VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemen gd met

koelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun- nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het
k

oelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lil
a is maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het milieu

vervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Koelvloeistofpeil controleren en koel-
vloei
s
t

of bijvullen Afb. 245
In de motorruimte: markering aan
het k
oelvloei

stofexpansiereservoir. Afb. 246
In de motorruimte: vuldop van het
k oelvloei
s

tofexpansiereservoir. Indien het koelvloeistofpeil zeer laag is, gaat
het
o
v

ereenkomstige waarschuwingslampje
branden. »
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 298 of 340

Aanwijzingen
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak en stevig ter-
r ein.
● Laat de mot
or afkoelen ›››
.
● Open de motorkap  › ›

pag. 287.
● Het koelvloeistofexpansiereservoir is te
herkennen aan het symboo
l  op de dop
››› afb. 246.
Het motorkoelvloeistofpeil controleren
● Controleer het koelvloeistofpeil wanneer de
motor koud i
s door middel van de zijmarke-
ring van het expansiereservoir ››› afb. 245.
● Vul koelvloeistof bij wanneer het koelvloei-
stofpei
l in het reservoir onder de -marke-
ring staat. Bij warme motor kan het peil ook
iets boven het gemarkeerde gebied liggen.
Motorkoelvloeistof bijvullen
● Bescherm steeds uw gezicht, handen en ar-
men teg
en hete koelvloeistof of stoom door
een geschikte doek op de dop van het expan-
siereservoir te plaatsen.
● Schroef de dop voorzichtig los ›››
.
● Vul uitsluitend nieuw
e
koelvloeistof bij die
voldoet aan de SEAT-specificaties ( ››› pag.
295) ››› .
● Het koelvloeistofpeil moet binnen de inge-
s l
ag

en markeringen in het expansiereservoir
liggen ››› afb. 245. Overschrijd nooit de bo- venste rand van het gemarkeerde gebied
›››
.
● Schroef de dop goed vast.
● Als u in een noodgeval niet beschikt over
een k oelvloei
s

tof die voldoet aan de vereiste
specificaties ( ››› pag. 295), mag in geen ge-
val een andere toevoeging gebruikt worden.
Voeg in plaats daarvan uitsluitend gedistil-
leerd water ››› toe. Laat daarna zo snel mo-
g elijk
de jui

ste mengverhouding herstellen
met de voorgeschreven toevoeging ››› pag.
295. ATTENTIE
Hete stoom of koelvloeistof kan ernstige
brandw onden

veroorzaken.
● Open nooit de motorkap als u stoom of
koelvloeis
tof uit de motorruimte ziet of hoort
komen. Wacht tot er niet langer stoom of
koelvloeistof zichtbaar of hoorbaar is.
● Wacht steeds tot de motor volledig afge-
koeld i
s alvorens u de motorkap voorzichtig
opent. Het contact met warme onderdelen
kan brandwonden veroorzaken.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De
vuldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt. –
Be s

cherm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat
ze niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. In bepaalde omstandigheden kan de
ethyleenglycol van de koelvloeistof ontste-
ken. VOORZICHTIG
● Vu l

alleen gedistilleerd water bij. Elk ander
type water kan aanzienlijke corrosie veroor-
zaken in de motor wegens zijn chemische be-
standdelen. Dit kan leiden tot storingen van
de motor. Indien geen gedistilleerd water toe-
gevoegd is maar een ander type water, moet
een gespecialiseerde werkplaats onmiddel-
lijk de vloeistof van het motorkoelsysteem
vervangen.
● Vul alleen koelvloeistof bij tot aan de bo-
vens
te rand van het gemarkeerde gebied
››› afb. 245. Een teveel aan koelvloeistof
wordt anders bij warm worden van de motor
uit het koelsysteem geperst, met schade tot
gevolg. 296

Page 299 of 340

Controleren en bijvullen

Bij een groot k
oelvloeistofverlies alleen
koelvloeistof bijvullen nadat de motor volle-
dig afgekoeld is. Een aanzienlijk koelvloei-
stofverlies kan erop wijzen dat er lekken be-
staan in het motorkoelsysteem. Laat het sys-
teem direct in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken. Doet u dit niet, dan kan dit
tot schade aan de motor leiden.
● Let er bij het toevoegen van vloeistoffen op
dat de
vloeistof in het juiste reservoir gego-
ten wordt. Een vergissing bij het toevoegen
van vloeistoffen kan de werking van de wa-
gen ernstig verstoren en leiden tot motorde-
fect! Remvloeistof
R em
vloei

stofpeil controlerenAfb. 247
In de motorruimte: dop van het rem-
vloei s
t

ofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 43
De remvloeistof neemt in de loop der tijd wa-
ter uit de omringende lucht op. Als de rem-
vloeistof te veel water bevat, kan het remsys-
teem beschadigd raken. Water vermindert
het kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk. Als de remvloeistof te veel water bevat
en de remmen een grote belasting onder-
gaan, dan kunnen er zich luchtbellen vormen
in het remsysteem. Deze luchtbellen vermin-
deren de remkracht, waardoor de remweg
aanzienlijk toeneemt en het remsysteem
zelfs helemaal kapot kan gaan. Voor uw ei-
gen veiligheid en die van de andere wegge-
bruikers is het van belang dat het remsys-
teem altijd correct werkt ››› .
S pec
ific

atie van remvloeistof
SEAT heeft een speciale remvloeistof ontwik-
keld die geoptimaliseerd is voor het remsys-
teem van uw wagen. Voor de beste werking
van het remsysteem raadt SEAT aan remvloei-
stoffen te gebruiken die voldoen aan de
norm VW 501 14 . Als u niet beschikt over de-
ze remvloeistoffen of om eender welke reden
kiest voor een andere remvloeistof, dan kunt
u een remvloeistof gebruiken die voldoet aan
de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4 of
de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ››› .
D e r
em

vloeistof volgens de norm VW 501 14
voldoet aan de eisen van de Amerikaanse
norm FMVSS 116 DOT 4 en de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4. Dit betekent echter
niet dat

andere remvloeistoffen die voldoen
aan de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4
of de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ook
automatisch voldoen aan de norm
VW 501 14. Vergelijk de informatie die ver-
meld staat op de fles met remvloeistof en
zorg ervoor dat u altijd een geschikte rem-
vloeistof gebruikt.
Bij de Technische Diensten zijn geschikte
remvloeistoffen verkrijgbaar.
Remvloeistofpeil
Het remvloeistofpeil moet altijd tussen de
markeringen  en  van het remvloeistof-
reservoir liggen, of boven de markering 
››› .
Het r
em

vloeistofpeil kan niet altijd worden
gecontroleerd omdat in sommige modellen
de motoronderdelen de remvloeistoftank
blokkeren. Als u het remvloeistofpeil niet pre-
cies kunt aflezen, laat dit dan door een ge-
specialiseerde werkplaats doen.
Het remvloeistofpeil zakt licht tijdens het rij-
den omdat de remblokken slijten en de rem
automatisch afgesteld wordt.
Remvloeistof verversen
U moet de remvloeistof volgens de aanwijzin-
gen van het Onderhoudsprogramma vervan-
gen. Ga naar een gespecialiseerde werk-
plaats om de remvloeistof te laten »
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 300 of 340

Aanwijzingen
vervangen. SEAT raadt u aan de Technische
Dien s
t
te raadplegen. Let erop dat hier uit-
sluitend remvloeistoffen bijgevuld worden
die voldoen aan de vereiste specificaties. ATTENTIE
Als het remvloeistofpeil laag is, of de rem-
vloeis t

of verouderd of niet geschikt is, dan is
het mogelijk dat het remsysteem niet meer
goed werkt of dat de remkracht afneemt.
● Controleer periodiek het remsysteem en
het rem
vloeistofpeil!
● U moet de remvloeistof periodiek vervan-
gen ov
ereenkomstig de aanwijzingen van het
Onderhoudsprogramma.
● Als de remmen aan grote krachten bloot-
staan en de r
emvloeistof verouderd is, kun-
nen er zich luchtbellen vormen. Deze lucht-
bellen verminderen de remkracht, waardoor
de remweg aanzienlijk toeneemt en het rem-
systeem zelfs helemaal kapot kan gaan.
● Gebruik alleen remvloeistoffen die voldoen
aan de normen VW 501 14, FM
VSS 116 DOT 4
of DIN ISO 4925 CLASS 4. Andere soorten
remvloeistoffen kunnen invloed hebben op de
remwerking en de remkracht verminderen.
Gebruik een remvloeistof niet als op het re-
servoir niet vermeld staat dat deze aan de
specificaties van de normen VW 501 14,
FMVSS 116 DOT 4 of DIN ISO 4925 CLASS 4
voldoet.
● De bij te vullen remvloeistof moet nieuw
zijn. ●
Contr o

leer of u de juiste remvloeistof ge-
bruikt. Gebruik een remvloeistof niet als op
het reservoir niet vermeld staat dat deze aan
de specificaties van de normen VW 501 14,
DIN ISO 4925 CLASS 4 of FMVSS 116 DOT 4
voldoet. ATTENTIE
Remvloeistof is giftig.
● Bewaar remvloeistoffen niet in drinkflessen
of ander e soor

tgelijke flessen om het risico
op vergiftiging te verminderen. Andere perso-
nen zouden uit deze flessen kunnen drinken,
zelfs als u exact aangeeft welke vloeistof de
fles bevat.
● Bewaar de remvloeistof altijd in de origine-
le goed af
gesloten fles en buiten het bereik
van kinderen. VOORZICHTIG
Remvloeistof tast de lak aan. Veeg onmiddel-
lijk a l

le restanten remvloeistoffen weg die
met de lak in contact komen. Milieu-aanwijzing
Remvloeistoffen vervuilen het milieu. Vang
uitg elopen

vloeistoffen op en lever deze bij
de desbetreffende inzamelingspunten in. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R

uitensproeiervloeistofpeil controle-
ren en sproeiervloeistof bijvullen Afb. 248
In de motorruimte: dop van het rui-
t en
s

proeiervloeistofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 43
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
● Open de motorkap  ›››
pag. 287.
● Het ruitensproeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het
symbool  op de dop
››› afb. 248.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeist
of in het reservoir zit.
● Voor het vullen water met een door SEAT
aanbevol
en glasreiniger mengen ››› . De
298

Page:   < prev 1-10 ... 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 ... 340 next >