TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 231 of 584
niet meer dan een bepaalde waarde.
– Het stuurwiel wordt niet voldoende
bediend voor een wisseling van
rijstrook.
*Grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz.
Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 228)
Werking van de Lane Departure
Alert-functie/stuurassistentie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
omstandigheden op de weg, de hoek
waarmee de rijstrook wordt verlaten,
enz. wordt de werking van de functie
mogelijk niet opgemerkt of werkt de
functie mogelijk helemaal niet.
• Onder bepaalde omstandigheden kan
de waarschuwingszoemer klinken
ondanks dat er voor trillen is gekozen
in de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie of de
stuurassistentie mogelijk niet.
• De Lane Departure Alert-functie of de
stuurassistentie werkt mogelijk niet
als het systeem oordeelt dat het
stuurwiel met opzet wordt bediend
om een voetganger of een geparkeerd
voertuig te ontwijken.
• Auto's met BSM: Het systeem kan
mogelijk niet vaststellen of er een
gevaar bestaat voor een aanrijding
met een voertuig op een
aangrenzende rijstrook.
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurassistentie.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt er een
melding weergegeven om de bestuurder
aan te sporen het stuurwiel vast te
houden en klinkt er een zoemer om de
bestuurder te waarschuwen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder het stuurwiel niet
stevig vasthoudt of wanneer het
stuurwiel niet wordt bediend terwijl
de Lane Departure Alert in werking is
De waarschuwingszoemer klinkt
langer naarmate de stuurassistentie
vaker moet ingrijpen. Zelfs wanneer
het systeem merkt dat de bestuurder
het stuurwiel bedient, zal de
waarschuwingszoemer klinken.
Suggestie rustpauze bestuurder
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of
hoger.
• De breedte van de rijstrook is
ongeveer 3 m of meer.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
229
4
Rijden
Page 232 of 584
Afhankelijk van de omstandigheden en
de conditie van de weg, werkt deze
functie mogelijk niet.
Wijzigen van LDA-instellingen
• Het LDA-systeem kan worden in- of
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 452)
• De instellingen van de LDA worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 452)
WAARSCHUWING!
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
systeem mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als de grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz. onduidelijk
of onregelmatig is.
• Als de auto last heeft van zijwind of
turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk
niet wordt gesignaleerd:→blz. 213
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
• Situaties waarin bepaalde functies of
alle functies van het systeem niet
werken:→blz. 214
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
Schermen en bediening
De bedrijfsstatus van de Lane Departure Alert en de stuurassistentie voor het voorkomen
van het verlaten van de rijstrook worden weergegeven.
Controlelampje Weergave rijstrook Stuurwielicoon Situatie
Oranje
BrandtBrandt niet Brandt nietSysteem uitgescha-
keld
Brandt niet
GrijsBrandt nietGeen rijstrookmarke-
ringen gesignaleerd
Brandt niet
WitBrandt nietRijstrookmarkeringen
gesignaleerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230
Page 233 of 584
Controlelampje Weergave rijstrook Stuurwielicoon Situatie
Oranje
KnippertOranje
KnippertBrandt nietLane Departure
Alert-functie is in
werking aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook knip-
pert
GroenGroenGroenStuurassistentie is in
werking aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook
brandt
Oranje
KnippertOranje
KnippertGroenLane Departure
Alert-functie/
stuurassistentie is in
werking aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook
knippert
4.5.6 PDA (Proactive Driving
Assist)*
*Indien aanwezig
Als een signaleerbaar object (→blz. 232)
zich te dicht bij de auto bevindt, worden
de remmen en het stuurwiel bedient door
de Proactive Driving Assist om te
voorkomen dat de auto te dicht in de
buurt komt van het object.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag.
• De Proactive Driving Assist is
bedoeld ter ondersteuning van het
remmen en sturen om te voorkomen
dat de auto te dicht in de buurt komt
van een signaleerbaar object. De
mate van ondersteuning is echter
beperkt.
De bestuurder dient zelf te remmen
en te sturen. Lees de volgende
aanwijzingen aandachtig door.
Vertrouw niet blindelings op het
Proactive Driving Assist-systeem en
rijd altijd voorzichtig. (→Blz. 233)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De Proactive Driving Assist
vermindert niet de hoeveelheid
aandacht die nodig is om veilig te
kunnen rijden. Zelfs als het systeem
correct functioneert, kunnen de
rijomstandigheden die het systeem
signaleert afwijken van
waarnemingen van de bestuurder. De
bestuurder moet daarom nog steeds
goed opletten, gevaar inschatten en
de veiligheid waarborgen. Te veel
vertrouwen op dit systeem kan
leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
• De Proactive Driving Assist is niet
bedoeld om zorgeloos of roekeloos
rijgedrag te rechtvaardigen en kan
ook niet helpen tijdens het rijden bij
slecht zicht. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor het in de
gaten houden van de omgeving van
de auto en voor een veilig rijgedrag.
Als Proactive Driving Assist wordt
uitgeschakeld
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
231
4
Rijden
Page 234 of 584
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
Voorwaarden voor activering signaleerbare objecten
Afhankelijk van de rijomstandigheden veranderen de werking en signaleerbare objecten
van de Proactive Driving Assist als volgt.
Functie Voorwaarden WerkingSignaleerbare objec-
ten
Obstacle Anticipation
AssistEr wordt een signa-
leerbaar object gesig-
naleerd dat de weg
oversteektEr wordt assistentie
geboden door middel
van bepaalde rem-
handelingen om de
kans op een aanrij-
ding te verkleinen.■Voetgangers
■Fietsers
Er wordt een signa-
leerbaar object gesig-
naleerd aan de kant
van de wegEr wordt assistentie
geboden door middel
van bepaalde rem- en
stuurhandelingen
overeenkomstig de
omgevingsomstan-
digheden om te voor-
komen dat de auto te
dicht in de buurt komt
van een gesignaleerd
object.■Voetgangers
■Fietsers
■Geparkeerde
auto's
Assistentie door mid-
del van stuurhande-
lingen wordt geboden
binnen een bereik
waarbinnen de auto
niet afwijkt van de
rijstrook waarop hij
op dat moment rijdt.
Deceleration AssistEr wordt een auto
voor of naast uw auto
gesignaleerd die uw
auto afsnijdtDe auto wordt lang-
zaam afgeremd, zodat
de tussenafstand niet
extreem kort wordt.■Voorliggers
■Motorfietsen
Er wordt een bocht
gesignaleerd vóór de
auto.De auto wordt lang-
zaam afgeremd als
wordt vastgesteld dat
de rijsnelheid te hoog
is voor de bocht.Geen
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
232
Page 235 of 584
Rijsnelheid waarbij het systeem werkt
• Assistentie wanneer een
signaleerbaar object de weg
oversteekt
Ongeveer 30 - 60 km/h
• Assistentie wanneer een
signaleerbaar object wordt
gesignaleerd aan de kant van de weg
Ongeveer 30 - 60 km/h
• Afremassistentie in geval van een
voorligger
Ongeveer 20 km/h of hoger
• Afremassistentie vóór een bocht
Ongeveer 20 km/h of hoger
Bediening van het systeem wordt
geannuleerd als
• In de volgende situaties wordt de
bediening van het systeem
geannuleerd:
– Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem of de cruise
control in werking is
– Wanneer de PCS is uitgeschakeld
– Situaties waarin bepaalde functies
of alle functies van het systeem niet
werken:→blz. 212
– Wanneer schakelstand P, R of N is
geselecteerd
• In de volgende situaties wordt de
Brake Assist uitgeschakeld:
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager
– Wanneer een bepaalde rijsnelheid is
bereikt, zoals beoordeeld door het
systeem, op basis van de
omgevingsomstandigheden
• In de volgende situaties wordt de
bediening van het systeem mogelijk
geannuleerd:
– Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is (bijvoorbeeld:
PCS, wegrijregeling)
– Wanneer het systeem vaststelt dat
een gesignaleerd object bij de auto
vandaan is gegaan– Wanneer rijstrookmarkeringen niet
langer kunnen worden gesignaleerd
– Wanneer het rempedaal is ingetrapt
– Wanneer het gaspedaal is ingetrapt
– Wanneer het stuurwiel met meer
dan een bepaalde hoeveelheid
kracht is bediend
– Wanneer de
richtingaanwijzerschakelaar naar
links/rechts wordt bediend
WAARSCHUWING!
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk
niet wordt gesignaleerd:→blz. 213
• Als een signaleerbaar object stopt
net voordat het zich in de rijrichting
van uw auto bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object
achter een vangrail, hek, enz. van
zeer dichtbij wordt gepasseerd
• Bij het veranderen van rijstrook om
een signaleerbaar object in te halen
• Bij het passeren van een
signaleerbaar object dat van rijstrook
wisselt of links of rechts afslaat
• Wanneer zich objecten (vangrails,
elektriciteitspalen, bomen, muren,
hekken, palen, pylonen,
brievenbussen, enz.) in de omgeving
bevinden
• Als er (geverfde) patronen vóór uw
auto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
• Wanneer wordt gereden op plaatsen
met een lage constructie boven de
weg (tunnel met een laag plafond,
verkeersbord, bord met opschrift,
enz.)
• Tijdens rijden op wegen met sneeuw,
ijs of diepe sporen
• Wanneer een signaleerbaar object
uw auto nadert
• Wanneer uw auto of een
signaleerbaar object een slingerende
beweging maakt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
233
4
Rijden
Page 236 of 584
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer de beweging van
signaleerbare objecten verandert
(verandering van richting, plotseling
versnellen of vertragen, enz.)
• Bij het plotseling opdoemen van een
signaleerbaar object
• Als de voorligger zich niet direct voor
uw auto bevindt
• Als het signaleerbare object zich
onder een bepaalde constructie
bevindt
• Als het signaleerbare object deels
verborgen is achter een ander
voorwerp (grote koffer, paraplu,
vangrail, enz.)
• Als meerdere signaleerbare objecten
elkaar overlappen
• Als een helder licht, zoals van de zon
of de koplampen van een andere
auto, wordt gereflecteerd door het
signaleerbare object
• Wanneer het signaleerbare object
wit is en er extreem licht uitziet
• Als het signaleerbare object vanwege
de kleur of helderheid niet goed
opvalt
• Wanneer een signaleerbaar object de
auto snijdt of plotseling opdoemt
van naast een ander voertuig
• Bij het naderen van een voorligger
die loodrecht of schuin op de auto
staat, of naar de auto gericht is
• Als een geparkeerd voertuig
loodrecht of schuin op de auto staat
• Wanneer een fiets een kinderfiets,
een fiets met bepakking, een fiets
met iemand achterop of een fiets
met een bijzondere vorm (fiets met
een kinderzitje, tandem, enz.) is
• Als een voetganger of fietser kleiner
is dan ongeveer 1 m of groter dan
ongeveer 2 m
• Als het silhouet van een voetganger
of fietser onduidelijk is (bijvoorbeeld
door het dragen van een regenjas of
lange rok)
• Als een voetganger of fietser
vooroverbuigt of gehurkt zit
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als een voetganger of fietser een
hoge snelheid heeft
• Als een voetganger een
wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
• Als een signaleerbaar object niet
goed opvalt, zoals tijdens de
schemering, of 's nachts of in een
tunnel
• Wanneer de rijstrook ongeveer 4 m
of meer breed is
• Wanneer de rijstrook maximaal 2,5 m
breed is
• Als de auto een poosje heeft
stilgestaan nadat het
hybridesysteem is gestart
• Tijdens of enkele seconden na het
afslaan naar links of rechts
• Tijdens of enkele seconden na het
van rijstrook wisselen
• Tijdens of enkele seconden na het
rijden in een bocht
Instellingen Proactive Driving Assist
wijzigen
• De Proactive Driving Assist kan
worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 452)
• Via de persoonlijke
voorkeursinstellingen kunnen de
volgende instellingen van de
Proactive Driving Assist worden
gewijzigd. (→Blz. 452)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
234
Page 237 of 584
Bedieningsdisplay systeem
Afhankelijk van de situatie worden de volgende indicatoren en iconen weergegeven:
Sommige iconen kunnen niet worden weergegeven tenzij de weergave wordt gewijzigd
naar het informatiescherm van de rijveiligheidsondersteuning.
Icoon Betekenis
■Wit: Controleren op signaleerbare
objecten
■Groen: Assistentie wanneer een
signaleerbaar object de weg oversteekt of
een signaleerbaar object aan de kant van
de weg wordt gesignaleerd, is in werking
Er is een voetganger gesignaleerd die de weg
oversteekt of zich aan de kant van de weg
bevindt; Brake Assist of stuurassistentie is in
werking
Er is een voertuig gesignaleerd dat zich aan
de kant van de weg bevindt; Brake Assist of
stuurassistentie is in werking
Er wordt stuurassistentie uitgevoerd om te
voorkomen dat de auto te dicht in de buurt
van een signaleerbaar object aan de kant van
de weg komt
Afremassistentie in geval van een voorligger
wordt uitgevoerd
Waarschuwing voor het behoud van vol-
doende tussenafstand
Afremassistentie vóór een bocht wordt
uitgevoerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
235
4
Rijden
Page 238 of 584
Werking van waarschuwing handen van
het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
display een melding weergegeven om de
bestuurder aan te sporen het stuurwiel
vast te houden. Tevens wordt het in de
afbeelding weergegeven icoon op het
display weergegeven. Zodra het systeem
signaleert dat het stuurwiel wordt
vastgehouden zal de waarschuwing
verdwijnen. Houd bij gebruik van het
systeem het stuurwiel altijd goed vast,
ook als de waarschuwing niet wordt
weergegeven.
• Wanneer assistentie voor een
signaleerbaar object dat de weg
oversteekt of een signaleerbaar object
aan de kant van de weg wordt
uitgevoerd en het systeem vaststelt
dat de bestuurder het stuurwiel niet
vasthoudt
Als er gedurende een bepaalde tijd
geen handelingen worden
gesignaleerd, klinkt er een zoemer en
wordt de waarschuwing weergegeven.
Deze waarschuwing kan ook worden
gegeven als de bestuurder het
stuurwiel weinig bedient gedurende
een langere periode.
Waarschuwing nadat afremassistentie
in geval van een voorligger is
beëindigd
Als de bestuurder het rempedaal of
gaspedaal niet bedient nadat de
afremassistentie in geval van een
voorligger is beëindigd en de auto de
voorligger nadert, gaat het displayknipperen en klinkt er een zoemer om de
bestuurder aan te sporen om te
decelereren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de bestuurder het
rempedaal of het gaspedaal intrapt,
wordt de waarschuwing geannuleerd.
4.5.7 RSA (Road Sign Assist)
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (als er informatie over
de snelheidslimiet beschikbaar is) en
waarschuwt de bestuurder via meldingen
op het display en de zoemer.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Let goed op de omgeving
om te zorgen dat u veilig rijdt.
• Vertrouw niet uitsluitend op het
RSA-systeem. Het RSA-systeem
ondersteunt de bestuurder door
informatie over verkeersborden te
geven, maar het is geen vervanging
van het eigen inzicht en de
oplettendheid van de bestuurder. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Let goed op
de omgeving om te zorgen dat u
veilig rijdt.
Situaties waarin het RSA-systeem
beter niet gebruikt kan worden
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
236
Page 239 of 584
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
Weergavefunctie
• Wanneer de camera voor een
verkeersbord herkent of er informatie
over een verkeersbord beschikbaar is
via het navigatiesysteem, wordt het
bord weergegeven op het display.
• Er kunnen meerdere verkeersborden
worden weergegeven.
Het maximum aantal weer te geven
verkeersborden is afhankelijk van de
specificaties van de auto.
Werkingsvoorwaarden voor weergave
verkeersborden
Verkeersborden worden weergegeven
wanneer aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
• Het systeem heeft een verkeersbord
gesignaleerd
In de volgende situaties wordt een
verkeersbord mogelijk niet langer
weergegeven:
• Als er gedurende een bepaalde
afstand geen nieuw verkeersbord is
gesignaleerd
• Als het systeem vaststelt dat de auto
op een andere weg is gaan rijden,
zoals na een afslag naar links of rechts
Situaties waarin de weergave mogelijk
niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
RSA-systeem mogelijk niet goed en
signaleert het geen verkeersborden of
geeft het een verkeerd bord weer. Dit
duidt echter niet op een storing.
• Als het verkeersbord vuil of vervaagd
is, scheef staat of krom is
• Als een elektronisch verkeersbord
weinig contrast heeft• Als het verkeersbord geheel of
gedeeltelijk verscholen gaat achter
boombladeren, een paal, o.i.d.
• Als het verkeersbord slechts korte tijd
zichtbaar is voor de camera
• Als de rijomstandigheden (afslaan,
rijstrookwisseling, enz.) onjuist
worden beoordeeld
• Als het verkeersbord direct na een
verkeersknooppunt staat of bij een
aangrenzende rijstrook net voordat
rijstroken samenkomen
• Als er stickers op de achterzijde van de
voorligger zitten
• Als het verkeersbord lijkt op een
verkeersbord dat compatibel is met
het systeem
• Als het een verkeersbord voor een
parallelweg betreft dat zich binnen
het detectiebereik van de camera
bevindt
• Tijdens het rijden op een rotonde
• Wanneer een verkeersbord voor
vrachtwagens, enz. wordt
gesignaleerd
• Als er met de auto in een land wordt
gereden waar het verkeer aan de
andere kant rijdt
• Als de kaartgegevens van het
navigatiesysteem niet meer
up-to-date zijn
• Als het navigatiesysteem niet kan
worden gebruikt
In dat geval kan de maximumsnelheid
die op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven afwijken van die op
het navigatiesysteem.
Waarschuwingsfunctie
In de volgende situaties waarschuwt het
RSA-systeem de bestuurder.
• Wanneer de rijsnelheid de
drempelwaarde voor de
snelheidswaarschuwing van het
weergegeven verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
237
4
Rijden
Page 240 of 584
overschrijdt, wordt het verkeersbord
duidelijker zichtbaar gemaakt en
klinkt er een zoemer.
• Als het RSA-systeem een
verkeersbord voor verboden in te
rijden signaleert en vaststelt dat de
bestuurder het inrijverbod negeert op
basis van de kaartinformatie van het
navigatiesysteem, knippert het
verkeersbord voor verboden in te
rijden op het multi-informatiedisplay
en klinkt er een zoemer. (auto's met
navigatiesysteem)
Werkingsvoorwaarden van de
meldingsfuncties
• Meldingsfunctie
snelheidsoverschrijding
Deze functie werkt als aan de
volgende voorwaarde wordt voldaan:
– Er wordt een verkeersbord met een
snelheidslimiet herkend door het
systeem.
• Meldingsfunctie inrijverbod
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
– Het systeem herkent gelijktijdig
twee of meer verkeersborden die
een inrijverbod aangeven.
– De auto rijdt tussen door het
systeem herkende verkeersborden
die een inrijverbod aangeven door.
– De auto is uitgerust met een
ingebouwd navigatiesysteem.
Soorten ondersteunde verkeersborden
De volgende soorten verkeersborden
kunnen worden weergegeven.
Niet-officiële of recentelijk
geïntroduceerde verkeersborden worden
mogelijk niet weergegeven.Verkeersborden snelheidslimiet*
Snelheidslimiet begint/zone
maximumsnelheid begint
Snelheidslimiet eindigt/zone
maximumsnelheid eindigt
*Er wordt geen informatie over de
snelheidslimietweergegeven
wanneer er geen verkeersbord met een
snelheidslimiet of daaraan gerelateerde
informatie beschikbaar is.
Aan snelheidslimiet gerelateerde
informatie
*1 , 2
Snelweg
Afrit snelweg
Autoweg
Einde autoweg
Begin bebouwde kom
Einde bebouwde kom
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
238