TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 381 of 584
Ty p e A
AGoede zekering
BDefecte zekering
Ty p e B
AGoede zekering
BDefecte zekering
Ty p e C
AGoede zekering
BDefecte zekeringTy p e D
AGoede zekering
BDefecte zekering
Na het vervangen van een zekering
• Controleer bij het plaatsen van het
deksel of de borglip goed vastzit.
• Als na het vervangen van de zekering
de verlichting nog niet werkt, kan het
zijn dat de lamp moet worden
vervangen. (→Blz. 380)
• Laat, als de nieuwe zekering direct
doorbrandt, de auto controleren door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de stroomafname van een circuit te
groot is
De zekeringen zullen doorbranden
voordat de bedrading van de auto
onherstelbaar beschadigd raakt.
Bij het vervangen van lampen
Toyota raadt u aan om originele
Toyota-producten te gebruiken, die
speciaal voor deze auto ontworpen zijn.
Doordat bepaalde lampen in verbinding
staan met circuits die zijn ontworpen om
overbelasting te voorkomen, kunnen
niet-originele onderdelen of onderdelen
die niet voor deze auto ontworpen zijn
onbruikbaar zijn.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
379
6
Onderhoud en verzorging
Page 382 of 584
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen en het
ontstaan van brand
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan resulteren
in schade aan de auto, brand en ernstig
letsel.
• Monteer nooit een zekering voor een
hogere stroomsterkte dan
aangegeven, of een stukje metaal.
• Gebruik altijd een originele
Toyota-zekering of een
gelijkwaardige zekering. Vervang de
zekering nooit door een stukje draad
of metaal, ook niet tijdelijk.
• Breng geen wijzigingen aan de
zekeringen of de zekeringenkasten
aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote
stroomafname zo snel mogelijk
vaststellen en repareren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
6.3.13 Lampen
U kunt de onderstaande lampen
desgewenst zelf vervangen. Sommige
lampen zijn eenvoudiger te vervangen
dan andere lampen. Aangezien de
onderdelen beschadigd zouden kunnen
raken, raden wij u aan om de vervanging
te laten uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Voordat u een lamp vervangt
Controleer het vermogen van de defecte
lamp. (→Blz. 451)Uitschakelen van de elektrisch
bedienbare achterklep (indien
aanwezig)
→Blz. 457
Plaats lampen
• Hatchback
AKentekenplaatverlichting
• Wagon
AKentekenplaatverlichting
Lampen die vervangen moeten worden
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Koplampen
• Parkeerlichten voor
• Dagrijverlichting
• Richtingaanwijzers
• Mistlampen voor (indien aanwezig)
• Achterlichten
• Remlichten
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
380
Page 383 of 584
• Achteruitrijlicht
• Mistachterlicht
• Derde remlicht
Ledlampen
De verlichting, behalve de
kentekenplaatverlichting, bestaat uit een
aantal leds. Laat een defecte led
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Condensvorming aan de binnenzijde
van het lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde
van het koplampglas is normaal. Neem in
de volgende gevallen contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
voor meer informatie:
• Als er erg veel condens aan de
binnenzijde van het koplampglas zit.
• Als de binnenzijde van de koplamp nat
is en blijft.
Bij het vervangen van lampen
→Blz. 379
Lampen vervangen
Kentekenplaatverlichting
• Hatchback
1. Verwijder de lichtmodule.
Steek een platte schroevendraaier of
een dergelijk gereedschap in de
opening naast de lamp en verwijder
deze zoals aangegeven in de
afbeelding.
Omwikkel de schroevendraaier met
tape om te voorkomen dat de auto
wordt beschadigd.2. Draai de lamphouder linksom en
verwijder hem.
3. Verwijder de lamp.
4. Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
381
6
Onderhoud en verzorging
Page 384 of 584
• Wagon
1. Verwijder het kapje.
ASteek een
sleufkopschroevendraaier of iets
dergelijks in de opening aan de
rechterzijde en maak de klauw los.
BSteek een
sleufkopschroevendraaier of iets
dergelijks in de opening aan de
linkerzijde, maak de klauw los en
verwijder vervolgens het deksel.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met tape om te
voorkomen dat de auto wordt
beschadigd.
2. Steek een kleine
sleufkopschroevendraaier of iets
dergelijks in een van de gaten links of
rechts in het lampglas.
ALampglas
3. Verwijder het lampglas.
Duw de schroevendraaier gekanteld
in de richting van de pijl, zoals
aangegeven in de afbeelding, om de
haak los te maken en verwijder het
lampglas.
AHaak
4. Verwijder de lamp.
5. Plaats een nieuwe lamp.
6. Plaats het lampglas.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
382
Page 385 of 584
1. Plaats het lampglas in de haak links
of rechts
A.
2. Druk het lampglas op zijn plaats.
7. Controleer na het plaatsen of het
lampglas goed geplaatst is door er
voorzichtig aan te trekken.
8. Plaats het kapje.
1. Steek het borglipje (aangegeven met
de stippellijn) op zijn plek, waarbij de
pijl naar de binnenzijde van het deksel
is gericht.
2. Duw het onderste deel van het deksel
in de richting van de pijl, zoals
aangegeven in de afbeelding, om de
twee klauwen vast te maken.
WAARSCHUWING!
Lampen vervangen
• Schakel de verlichting uit. Wacht na
het uitschakelen van de verlichting
tot de lampen zijn afgekoeld. De
lampen kunnen erg heet worden en
brandwonden veroorzaken.
• Raak het glas van de lamp niet aan
met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken,
gebruik daarvoor dan een schone
droge doek om te voorkomen dat er
vocht of olie op de lamp komt. Als de
lamp een kras heeft of is gevallen,
kan deze defect raken of breken.
• Zorg ervoor dat de lamp en de
borgclips goed vastzitten. Anders
kan de lamp door oververhitting
beschadigd raken, kan brand
ontstaan of kan water binnendringen
in de lichtunit. Hierdoor kan de lamp
beschadigd raken en kan
condensvorming in het lampglas
optreden.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips
goed vastzitten.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
383
6
Onderhoud en verzorging
Page 386 of 584
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
384
Page 387 of 584
7.1 Belangrijke informatie.........386
7.1.1 Alarmknipperlichten........386
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .386
7.1.3 Als de auto onder water staat of het
wateropdewegstijgt.......387
7.2 Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen.........388
7.2.1 Als uw auto moet worden gesleept .388
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....391
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . .392
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........400
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een
bandenreparatieset)........406
7.2.6 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel)....417
7.2.7 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart..........429
7.2.8Alsuuwsleutelsverliest......430
7.2.9 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt..........430
7.2.10 Als de 12V-accu is ontladen . . .432
7.2.11 Als uw auto oververhit raakt . . .438
7.2.12 Als de auto vast komt te zitten . .442
Bij problemen7
385
Page 388 of 584
7.1 Belangrijke informatie
7.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden gebruikt
om andere bestuurders te waarschuwen
wanneer de auto tot stilstand moet
worden gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
Bedieningsinstructies
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl
het hybridesysteem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt) kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen. (De alarmknipperlichten
worden mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de
aanrijding.)
7.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op de
normale manier stilgezet kan worden, als
volgt tot stilstand:
De auto tot stilstand brengen
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is
meer kracht nodig om de auto tot
stilstand te brengen.
2. Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N staat
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de selectiehendel niet in stand N kan
worden gezet
5. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de
auto zo veel mogelijk af te remmen.
6. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze driemaal of vaker kort na
elkaar in.
7. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
7.1 Belangrijke informatie
386
Page 389 of 584
WAARSCHUWING!
Als het hybridesysteem tijdens het
rijden uitgeschakeld moet worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer
werken, waardoor het verdraaien van
het stuurwiel zwaarder gaat. Minder zo
veel mogelijk vaart voordat u het
hybridesysteem uitschakelt.
7.1.3 Als de auto onder water
staat of het water op de weg
stijgt
Deze auto is niet ontworpen om te
kunnen rijden op wegen die diep onder
water staan. Rijd niet op wegen die
mogelijk onder water staan of waar het
water kan stijgen. Het is gevaarlijk om in
de auto te blijven als wordt verwacht dat
de auto mogelijk onder water komt te
staan of door het water kan worden
meegevoerd. Blijf kalm en volg
onderstaande instructies op.
• Als het portier geopend kan worden,
open het dan en verlaat de auto.
• Als het portier niet kan worden
geopend, open dan de ruit met de
schakelaar voor de ruitbediening en
zorg voor een ontsnappingsroute.
• Als de ruit kan worden geopend,
verlaat de auto dan via de ruit.
• Als het portier of de ruit niet kan
worden geopend als gevolg van het
stijgende water, blijf dan kalm en
wacht tot het waterniveau in de auto
stijgt tot het punt waarop de
waterdruk in de auto gelijk is aan de
waterdruk buiten de auto. Open
vervolgens het portier nadat u hebt
gewacht tot het stijgende water de
auto binnenkomt en verlaat de auto.
Wanneer het waterniveau buiten de
auto boven de halve hoogte van het
portier komt, kan het portier door de
waterdruk niet van binnenuit worden
geopend.Het waterniveau komt boven de vloer
Wanneer het waterniveau hoger komt
dan de vloer en er tijd is verstreken, raakt
de elektrische uitrusting beschadigd,
werken de elektrisch bedienbare ruiten
niet, stoppen de motor en elektromotor
en kan de auto mogelijk niet meer in
beweging komen.
Gebruik van een noodhamer
*1
De voorruit en de ruiten van deze auto
zijn gemaakt van gelaagd glas*2. Gelaagd
glas kan niet worden gebroken met
behulp van een noodhamer
*1.
*1Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor meer
informatie over een noodhamer.
*2Indien aanwezig
Herkennen van gelaagd glas
Bij het bekijken van de dwarsdoorsnede is
te zien dat gelaagd glas bestaat uit twee
lagen glas die op elkaar gelijmd zijn.
AGelaagd glas
BGehard glas
7.1 Belangrijke informatie
387
7
Bij problemen
Page 390 of 584
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Rijd niet op wegen die mogelijk onder
water staan of waar het water kan
stijgen. Anders kan de auto beschadigd
raken en niet meer rijden. Daarnaast
kan de auto onder water komen te
staan en door het water worden
weggevoerd, wat dodelijk kan zijn.
7.2 Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept
Als uw auto moet worden gesleept,
adviseren wij u dat te laten doen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
of professioneel bergingsbedrijf, en
daarbij gebruik te maken van een
lepelwagen of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem
de wettelijke voorschriften in acht.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de
wielen van de grond. Als de voorwielen
tijdens het slepen de grond raken,
kunnen de aandrijflijn en de
bijbehorende onderdelen beschadigd
raken of kan door de werking van de
motor opgewekte energie brand
veroorzaken afhankelijk van de aard
van de schade of storing.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Tijdens het slepen
• Wanneer u bij het slepen kabels of
kettingen gebruikt, vermijd dan
plotseling optrekken, enz. waardoor
er extreme krachten op het sleepoog
en de sleepkabel of -ketting worden
uitgeoefend. Het sleepoog en de
kabel of ketting kunnen beschadigd
raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige
schade veroorzaken.
• Zet het contact niet UIT. De
mogelijkheid bestaat dat het
stuurwiel wordt vergrendeld en niet
kan worden bediend.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed
vastzitten. Als dat niet het geval is, dan
kunnen de sleepogen bij het slepen
losraken.
7.1 Belangrijke informatie
388