TOYOTA PROACE 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 191 of 360

191
Rijden
6
Head-up display

6.Werking cruise control onderbroken/hervat.
7.Cruise control geselecteerd.
8.Ingestelde snelheid.
Inschakelen/onderbreken
► Draai knop 1 in de stand “CRUISE” om de cruise control-functie te selecteren; de functie is gepauzeerd.► Druk wanneer de gewenste snelheid is bereikt op toets 2 of 3 om de cruise control in te schakelen en de actuele rijsnelheid op te slaan als de ingestelde snelheid.► Laat het gaspedaal los.► Druk op toets 4 om de werking van de functie tijdelijk te onderbreken.► Druk nogmaals op toets 4 om de cruise control weer in te schakelen (ON).
NOTIC E
De werking van de cruise control kan ook tijdelijk worden onderbroken:– door het intrappen van het rempedaal.– door het intrappen van het koppelingspedaal bij uitvoeringen met handgeschakelde transmissie (afhankelijk van de motoruitvoering).– automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (VSC) in werking treedt.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De cruise control moet zijn ingeschakeld.Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:► In stappen van +/- 1 km/h: druk zo vaak als nodig kort op toets 2 of 3.► Continu, in stappen van +/- 5 km/h: houd toets 2 of 3 ingedrukt.
WARNI NG
Tijdens het ingedrukt houden van toets 2 of 3 kan de rijsnelheid snel veranderen.
WARNI NG
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in die niet al te veel afwijkt van de actuele rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto onverwacht gaat
accelereren of vaart minderen.
Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp van de opgeslagen snelheden en het touchscreen:► Druk op toets 5 om de opgeslagen snelheden weer te geven.► Druk op de toets van het touchscreen om de gewenste snelheid te selecteren.Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid door deze te vervangen door de snelheid die door de Snelheidslimietherkenning en advies wordt voorgesteld op het instrumentenpaneel:► Druk één keer op toets 5; er verschijnt een melding ter bevestiging van het verzoek om de snelheid op te slaan.► Druk nogmaals op toets 5 om de voorgestelde snelheid op te slaan.Deze snelheid verschijnt direct als nieuwe ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kunt u de ingestelde snelheid overschrijden door het gaspedaal in te trappen.De cruise control wordt tijdelijk uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de ingestelde snelheid.

Page 192 of 360

192
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft bereikt, schakelt de cruise control weer in: de weergegeven ingestelde snelheid knippert niet meer.
WARNI NG
In een steile afdaling kan de cruise control niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.U moet dan mogelijk het rempedaal intrappen om de rijsnelheid te beperken. De werking van de cruise control wordt dan automatisch onderbroken.Druk op toets 4 om het systeem opnieuw in te schakelen bij een rijsnelheid hoger dan 40 km/h.
Uitschakelen
► Draai knop 1 in stand “0”. De informatie van de cruise control wordt niet meer weergegeven.
Storing

Bij een storing in het cruise control-systeem worden streepjes weergegeven (eerst knipperend en vervolgens permanent brandend).Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Adaptive Cruise Control
WARNI NG
Zie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen en Cruise control - specifieke adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt de
snelheid van uw auto automatisch aangehouden op een waarde die u vooraf hebt ingesteld (ingestelde snelheid), terwijl voldoende afstand (die vooraf door de bestuurder is ingesteld) tot de voorligger wordt gehouden. Het systeem regelt het accelereren en decelereren van de auto automatisch door alleen gebruik te maken van de motorremwerking (alsof de bestuurder de mintoets “-” heeft ingedrukt).

Hiervoor maakt het gebruik van de radar in de voorbumper.
WARNI NG
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen voor
snelwegen en autowegen. Het werkt alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde richting als uw auto rijden.
NOTIC E
Als de bestuurder een richtingaanwijzer bedient om een langzamere auto in te halen, stelt de cruise control uw auto in staat om de voorligger tijdelijk te naderen om te helpen bij de inhaalmanoeuvre. De ingestelde snelheid wordt echter nooit overschreden.
WARNI NG
Sommige voertuigen op de weg kunnen niet goed gesignaleerd of verkeerd geïnterpreteerd worden door de radar (bijv. een vrachtwagen), wat kan leiden tot een slechte inschatting van de afstand en het onjuist accelereren of afremmen van de auto.
Stuurkolomschakelaars
1.AAN (stand CRUISE)/UIT (stand 0)

Page 193 of 360

193
Rijden
6
2.Inschakelen van de cruise control waarbij de actuele snelheid de ingestelde snelheid wordt/verlagen van de ingestelde snelheid
3.Inschakelen van de cruise control waarbij de actuele snelheid de ingestelde snelheid wordt/verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de cruise control met de eerder opgeslagen snelheid
5.Afhankelijk van de uitvoering:
De met de functie “Opslaan van snelheden” opgeslagen snelheden weergevenofGebruiken van de door de Snelheidslimietherkenning en advies voorgestelde snelheid (weergave MEM)
6.Weergeven en instellen van de afstand tot de voorligger
Gebruik
Activeren van het systeem (onderbroken)
De adaptieve cruise control moet worden geselecteerd in het menu “Rijden/Auto”.► Draai bij draaiende motor knop 1 omlaag in de stand CRUISE. De cruise control kan nu gebruikt
worden.
Starten van de cruise control en selecteren van een snelheid
De rijsnelheid moet tussen 40 en 150 km/h liggen.Bij een auto met een handgeschakelde transmissie moet minimaal de derde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een auto met een automatische transmissie moet stand D zijn geselecteerd of moet, in stand M, minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.Bij een elektrische auto moet stand D of B van de keuzeschakelaar zijn ingeschakeld.
WARNI NG
Als de ingestelde snelheid voor de cruise control hoger is dan 150 km/h, schakelt de adaptieve cruise control over naar de standaard cruise control-modus (zonder automatische regeling van een veilige tussenafstand).
► Druk op toets 2 of 3: de actuele snelheid wordt de ingestelde snelheid (ten minste 40 km/h) en de cruise control wordt onmiddellijk geactiveerd.► Druk op 3 om de ingestelde snelheid te verhogen of op 2 om deze te verlagen (in stappen van 5 km/h als de toets ingedrukt wordt gehouden).
WARNI NG
Door toets 2 of 3 ingedrukt te houden verandert de rijsnelheid snel.
Onderbreken/hervatten van de cruise control
► Druk op 4 of trap het rempedaal in. Om de cruise control te onderbreken, kunt u ook:• Vanuit stand DN selecteren,• Trap het koppelingspedaal gedurende ten minste 10 seconden in.
• Druk op de hendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem.► Druk op toets 4 om de werking van de cruise control te hervatten. De werking van de cruise control kan automatisch worden onderbroken:• Wanneer de drempel voor de ingestelde afstand tot de voorligger wordt bereikt.• Wanneer de afstand tussen uw auto en de voorligger te klein wordt.
• Wanneer de auto of de voorligger te langzaam in beweging komt.• Wanneer het VSC-systeem geactiveerd wordt.
W ARNI NG
Als de bestuurder probeert de werking van de cruise control te hervatten nadat de functie is onderbroken, wordt de melding “Inschakelen niet mogelijk, omstandigheden niet geschikt” kort weergegeven als de werking niet kan worden hervat (er wordt niet voldaan aan de veiligheidsvoorwaarden).
Gebruik van de functie Snelheidslimietherkenning en advies of opslaan van verkeersborden met een snelheidslimiet om de ingestelde snelheid te wijzigen.
► Druk op 5 om de door het systeem op het instrumentenpaneel of touchscreen voorgestelde snelheid te accepteren en druk er nogmaals op om te bevestigen.

Page 194 of 360

194
WARNI NG
Selecteer om bruusk accelereren of decelereren van de auto te voorkomen een snelheid die dicht bij de actuele rijsnelheid ligt.
Wijzigen van de ingestelde afstand tot de voorligger
► Druk op 6 om de drempelwaarden voor de
afstand (“Op afstand”, “Normaal” of “Sluiten”) weer te geven en druk er nogmaals op om een drempelwaarde te selecteren.Na enkele seconden wordt de geselecteerde instelling geaccepteerd. Deze blijft in het geheugen bewaard nadat het contact UIT is gezet.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid
► Trap het gaspedaal in. De afstandsregeling en cruise control blijven uitgeschakeld zolang er wordt geaccelereerd. De snelheid op het instrumentenpaneel knippert.
Uitschakelen van het systeem
► Draai knop 1 omhoog in de stand 0 (UIT).
Informatie op het
instrumentenpaneel


Head-up display
7.Werking cruise control onderbroken/hervat.
8.Weergave van de geselecteerde cruise control-modus of aanpassingsfase rijsnelheid.
9.Ingestelde snelheid.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het head-up display.
Meldingen en
waarschuwingen
NOTIC E
De weergave van deze meldingen of waarschuwingen is niet sequentieel.
“Cruise control onderbroken” of “Cruise control afgebroken” na een korte acceleratie door de bestuurder.“Cruise control actief”, geen voertuig gesignaleerd.“Cruise control actief”, voertuig gesignaleerd.“Cruise control actief en snelheid aangepast”, voertuig te dichtbij gesignaleerd of met een lagere snelheid.“Cruise control actief en snelheid aangepast”, dreigende automatische uitschakeling na het bereiken van een limiet van de cruise control.
“Cruise control onderbroken”, automatische uitschakeling na overschrijding van de snelheidslimiet en geen reactie van de bestuurder.

Page 195 of 360

195
Rijden
6
Beperkingen van het systeem
Het regelingsbereik is beperkt tot een verschil van maximaal 30 km/h tussen de ingestelde snelheid en de snelheid van de voorligger.Als het verschil groter is, wordt de werking van het systeem onderbroken als de afstand tot de voorligger te klein wordt.De adaptieve cruise control maakt alleen gebruik van de motorremwerking om vaart te minderen.
Daardoor neemt de snelheid langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van het gaspedaal.De werking van het systeem wordt automatisch onderbroken:– als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en u zelf niet remt,– als een voertuig invoegt tussen uw auto en uw voorligger,– als het systeem de snelheid niet voldoende kan verminderen om een veilige afstand te bewaren, zoals in een steile afdaling.Gevallen die niet door de radar worden gesignaleerd:– Stilstaande voertuigen (file, auto met pech, enz.).– Tegemoetkomende voertuigen.In de volgende situaties moet de bestuurder de cruise control onderbreken:

– Bij het rijden achter een smal voertuig.

– Voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden.

– Voertuigen die een bocht in rijden.– Voertuigen die plotseling van rijstrook wisselen.Schakel de cruise control weer in zodra de omstandigheden dit toelaten.Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk de controle moet overnemen:– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto en de voorligger.– De voorligger remt zeer sterk af.
NOTIC E
De Adaptive Cruise Control werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.
WARNI NG
De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor.Het regelingsbereik is beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van de voorligger te groot wordt.
WARNI NG
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van uw voorligger te groot wordt, kan het systeem de snelheid van uw auto niet meer aanpassen: de cruise control wordt automatisch uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de adaptieve cruise control wordt u hierover geïnformeerd middels een geluidssignaal en de melding “Storing in rijhulpfuncties”.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

Page 196 of 360

196
Active Safety Brake met
Collision Risk Alert en
Intelligent Emergency
Braking Assistance
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.


Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger.– verlaagt de snelheid van de auto om een aanrijding te voorkomen of de ernst ervan te verminderen.Dit systeem heeft drie functies:– Collision Risk Alert,– Intelligent Emergency Braking Assistance (iEBA).– Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).

De auto is voorzien van een camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering, een radar in de voorbumper.
W ARNI NG
Dit systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem is ontworpen om de bestuurder te ondersteunen en de verkeersveiligheid te vergroten.De bestuurder moet zelf altijd de verkeersomstandigheden in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
NOTIC E
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remsysteem voorbereid op een automatische remactie. Er kan dan een licht geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat
af te remmen.
Werkingsvoorwaarden en
beperkingen van het systeem
Auto rijdt naar voren.VSC-systeem is in werking.Veiligheidsgordels van alle inzittenden vastgemaakt.Constante snelheid op niet te bochtige wegen.In de volgende gevallen is het raadzaam het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:– Trekken van een aanhangwagen.– Vervoeren van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Sneeuwkettingen gemonteerd.– Voordat de auto met draaiende motor in een wasstraat wordt gewassen.– Voordat de auto op een rollenbank in een werkplaats wordt gezet.– Auto wordt gesleept met draaiende motor.– Beschadigde voorbumper.– bij een beschadiging op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera.
WARNI NG
Als de remlichten niet goed werken, kan het gevaarlijk zijn om met de auto te rijden.

Page 197 of 360

197
Rijden
6
WARNI NG
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op een onjuist moment worden gegeven.De bestuurder moet altijd de controle over de auto hebben en voorbereid zijn om in te grijpen om een ongeval te voorkomen.
WARNI NG
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Collision Risk Alert
Deze functie waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger of een voetganger of fietser op zijn rijstrook.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze activeringsdrempel bepaalt de gevoeligheid waarmee de functie waarschuwt voor het risico op een aanrijding.
De drempel wordt met het audiosysteem of het touchscreen ingesteld via het configuratiemenu van de auto.
► Selecteer een van de drie vooraf gedefinieerde drempels: “Ver”, “Normaal” of “Sluiten”.De drempel die als laatste gebruikt is, wordt opgeslagen bij het UIT zetten van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de door de bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.Het systeem houdt rekening met het dynamische gedrag van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden en de rijomstandigheden (intrappen van pedalen, bedienen van stuurwiel, enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.Niveau 1 (oranje): alleen een visuele waarschuwing die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.De melding “Voertuig dichtbij” wordt weergegeven.Niveau 2 (rood): visuele signalen en geluidssignalen die waarschuwen voor een dreigende aanrijding.De melding “Remmen!” wordt weergegeven.
NOTIC E
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven. In dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt niet weergegeven bij een stilstaand obstakel of als de activeringsdrempel “Dichtbij” is
geselecteerd.
Intelligent Emergency
Braking Assistance (iEBA)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult dit systeem de remkracht aan voor zover dit binnen de natuurkundige grenzen mogelijk is.Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.

Page 198 of 360

198
Active Safety Brake

Deze functie, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, treedt in werking nadat de bestuurder is gewaarschuwd, maar niet snel genoeg reageert en het rempedaal niet bedient.De functie is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Dit systeem werkt onder de volgende voorwaarden:– De rijsnelheid is niet hoger dan 60 km/h wanneer een voetganger wordt gesignaleerd.– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer een stilstaand voertuig of een fietser wordt gesignaleerd.– De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 85 km/h (uitvoeringen met alleen een camera) of 140 km/h
(uitvoeringen met een camera en radar) wanneer een bewegend voertuig wordt gesignaleerd.Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) als de functie ingrijpt op de remmen van de auto.Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat deze door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.Bij auto's met een handgeschakelde transmissie kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
NOTIC E
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een
ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal stevig in te trappen.
NOTIC E
Als de functie in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.Het uitschakelen van het systeem wordt bevestigd door het branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met de weergave van een melding.
Storing
In het geval van een storing gaat dit waarschuwingslampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

Page 199 of 360

199
Rijden
6
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is uitgezet en weer gestart, neem dan altijd contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het systeem te laten controleren.Deze waarschuwingslampjes gaan branden op het instrumentenpaneel
om aan te geven dat de bestuurders- en/of de voorpassagiersgordel niet is vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering).
Lane Departure
Warning-systeem
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.


Systeem dat een camera gebruikt om doorgetrokken of onderbroken rijstrookmarkeringen te herkennen en een waarschuwing activeert als de auto de rijstrook verlaat. Als de richtingaanwijzer niet wordt gebruikt bij snelheden boven 80 km/h en het risico bestaat dat een van deze markeringen op de weg wordt overschreden, activeert het systeem de waarschuwing.Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en autowegen.
Detectie - Waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal.
NOTIC E
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en tot ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld, wordt er geen enkele waarschuwing gegeven.
Inschakelen/uitschakelen
Met audiosysteem


► Druk op deze toets om het systeem in of uit te schakelen.Het controlelampje brandt als het systeem is ingeschakeld.
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.

Page 200 of 360

200
Storing
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:Het controlelampje in deze toets knippert.of/De toets knippert en er wordt een foutmelding weergegeven.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
NOTIC E
De detectie wordt mogelijk belemmerd:– Als de wegmarkeringen weggesleten zijn en er weinig contrast is met het wegdek.– Als de voorruit vuil is.– In bepaalde extreme weersomstandigheden: mist, hevige regenval, sneeuw, schaduw, fel zonlicht of directe blootstelling aan de zon (bijv. laagstaande zon, verlaten van een tunnel).
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Alert”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
Coffee Break Alert
Dit systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan
twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij de rit met een pauze heeft onderbroken.Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, in combinatie met een geluidssignaal.Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt stilgezet.Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:– de auto staat gedurende meer dan 15 minuten stil met draaiende motor,– het contact is enkele minuten UIT geweest,– de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
NOTIC E
Zodra de rijsnelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over op stand-by.De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 360 next >