TOYOTA PROACE 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE, Model: TOYOTA PROACE 2022Pages: 360, PDF Size: 70.82 MB
Page 171 of 360

171
Rijden
6
NOTIC E
Stand N kunt u gebruiken in een file of bij het wassen van de auto in een wasstraat.
Stuurkolomschakelaars
► Trek de paddle shift-schakelaar “+” rechts of “-” links naar u toe om op of terug te schakelen.
NOTIC E
Met de schakelaars aan het stuurwiel kan de neutraalstand niet worden geselecteerd en kan de achteruitversnelling niet worden ge(de)selecteerd.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de keuzeschakelaar verandert of op toets M drukt, worden de ingeschakelde versnelling en het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel weergegeven.Bij een ongeldige waarde wordt het symbool “-” weergegeven.► Als op het instrumentenpaneel de melding “Trap het rempedaal in” wordt weergegeven, moet u het rempedaal stevig intrappen.
Wegrijden
► Trap het rempedaal in en selecteer stand P.► Start de motor.Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het scherm van het instrumentenpaneel.
► Deactiveer de parkeerrem, tenzij deze in de automatische stand staat (uitvoeringen met een elektrisch bedienbare parkeerrem).► Selecteer stand R, N of D.
WARNI NG
Wanneer u met een zwaar beladen auto moet wegrijden op een steile helling, trap dan het rempedaal in, selecteer stand D, deactiveer de parkeerrem (tenzij deze in de automatische stand staat (uitvoeringen met een elektrisch bedienbare parkeerrem)) en laat vervolgens het rempedaal los.
► Laat het rempedaal geleidelijk los.Of► Rijd voorzichtig weg om de elektrisch bedienbare parkeerrem te deactiveren (als deze in de automatische stand staat).De auto begint onmiddellijk te rijden.
NOTIC E
Als P wordt weergegeven op het instrumentenpaneel terwijl de keuzeschakelaar in een andere stand staat, dient u de keuzeschakelaar in stand P te zetten om de motor te kunnen starten.Als tijdens het rijden per ongeluk stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de
keuzeschakelaar in stand D en trap het gaspedaal weer in.
Page 172 of 360

172
WARNI NG
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en stand R, D of M is geselecteerd, rijdt de auto ook zonder dat het gaspedaal wordt ingetrapt.Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter.Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit,
zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel of afstandsbediening mee te nemen.Activeer de parkeerrem en selecteer stand P als er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
WARNI NG
Het aanduwen van de auto om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.
Automatische werking
► Selecteer stand D voor automatisch schakelen.De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De transmissie kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, overeenkomstig de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de keuzeschakelaar te wijzigen, dient u het gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).De transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat het maximumtoerental is bereikt.Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch terug voor een effectieve motorremwerking.
Als u plotseling uw voet van het gaspedaal haalt, schakelt de transmissie uit veiligheidsoverwegingen niet naar een hogere versnelling.
WARNI NG
Schakel tijdens het rijden nooit stand N in.Selecteer stand P of R alleen wanneer de auto volledig stilstaat.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de paddle shift-schakelaars “+” en “-” aan de stuurkolom. Als het toerental dit toestaat, wordt de door u geselecteerde versnelling ingeschakeld. Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een voorligger of het naderen van een bocht. Als de paddle shift-schakelaars enige tijd niet meer
zijn gebruikt, gaat de transmissie weer over op de automatische stand.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Deze functie vergemakkelijkt het rijden en manoeuvreren op lage snelheid (inparkeren, file rijden, enz.).Als de motor stationair draait, de parkeerrem is gedeactiveerd en stand D, M of R is geselecteerd, zet de auto zich langzaam in beweging zodra
u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal intrapt).
WARNI NG
Laat om veiligheidsredenen de auto nooit met draaiende motor en gesloten portieren achter.
Handmatige bediening
► Druk, terwijl de keuzeschakelaar in stand D staat, op toets M om sequentieel te schakelen tussen de zes of acht versnellingen.Het controlelampje van de toets gaat branden.► Bedien de paddle shift-schakelaars “+” of “-” aan de stuurkolom. M verschijnt en de achtereenvolgend ingeschakelde versnellingen worden weergegeven op het instrumentenpaneel.► U kunt op elk moment terugkeren naar
automatisch schakelen door nogmaals op toets M te drukken.Het controlelampje van de toets gaat uit.
Page 173 of 360

173
Rijden
6
NOTIC E
Bij handmatig schakelen is het niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.
NOTIC E
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan.
NOTIC E
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling wordt weergegeven.Als de auto stopt of langzaam rijdt, selecteert de transmissie automatisch versnelling M1.
NOTIC E
Om de remmen te ontzien is het tijdens een steile afdaling raadzaam om af te remmen op de motor (schakel terug of blijf in een lage versnelling rijden).Langdurig onafgebroken remmen kan leiden tot oververhitting van de remmen waardoor het remsysteem beschadigd of buiten werking kan
raken.Rem alleen als dit noodzakelijk is om snelheid te minderen of te stoppen.
NOTIC E
Op bepaalde wegen (bijvoorbeeld een bergweg) is het raadzaam handmatig te schakelen.Het automatische schakelprogramma werkt onder zulke omstandigheden niet optimaal en biedt geen mogelijkheid om op de motor af te remmen.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool wordt weergegeven wanneer een versnelling niet goed is ingeschakeld
(de keuzeschakelaar bevindt zich tussen twee standen in).► Zet de keuzeschakelaar “goed” in de gewenste stand.
De auto parkeren
Selecteer voordat u de motor uitzet stand P en activeer vervolgens de parkeerrem om de auto op zijn plaats te houden, tenzij de automatische stand van de parkeerrem is ingeschakeld (uitvoeringen met een elektrisch bedienbare parkeerrem).Controleer of stand P is ingeschakeld en of de elektrisch bedienbare parkeerrem automatisch is geactiveerd. Activeer de parkeerrem handmatig als
dat niet het geval is.De desbetreffende lampjes van de keuzeschakelaar en de parkeerremhendel en op het instrumentenpaneel moeten branden.
NOTIC E
U kunt bij het selecteren van stand P een zwaar punt voelen.Als de keuzeschakelaar niet in stand P staat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of ongeveer 45 seconden na het UIT zetten van het contact een geluidssignaal en wordt er een melding weergegeven.► Zet de keuzeschakelaar in stand P; het geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Page 174 of 360

174
WARNI NG
Wanneer u met een zwaar beladen auto parkeert op een steile helling, trap dan het rempedaal in, selecteer stand P, activeer de parkeerrem (tenzij deze in de automatische stand staat (uitvoeringen met een elektrisch bedienbare parkeerrem)) en laat vervolgens het rempedaal los.
WARNI NG
Controleer voordat u uitstapt altijd of de keuzeschakelaar in stand P staat.
Storing
Wanneer het contact AAN staat, wordt er een melding weergegeven op het instrumentenpaneel om aan te geven dat er een storing aanwezig is in de transmissie.In dat geval schakelt de transmissie over naar een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. Mogelijk voelt u dan een flinke schok bij het schakelen van stand P naar stand R en van stand N naar R. Dit is niet schadelijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h en houd rekening met de plaatselijke snelheidslimieten.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Er bestaat kans op schade aan de transmissie:– Als het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden ingetrapt.– Als bij een lege of defecte accu de selectiehendel geforceerd vanuit stand P in een andere stand wordt gezet.
W ARNI NG
Het aanduwen van de auto om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.
Keuzeschakelaar
(elektrisch)
De keuzeschakelaar is een impulsselectiehendel met een functie voor regeneratief remmen.De keuzeschakelaar zorgt voor de regeling van de tractie overeenkomstig de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.Als de functie regeneratief remmen is ingeschakeld, zorgt het systeem ook voor een motorremwerking als het gaspedaal wordt losgelaten.
P.ParkToets voor het parkeren van de auto: de voorwielen worden geblokkeerd (het lampje van de toets brandt om aan te geven dat de functie is geactiveerd).
R.Reverse
Om de achteruitversnelling in te schakelen, met het rempedaal ingetrapt.
Page 175 of 360

175
Rijden
6
N.NeutralOm de auto te kunnen verplaatsen als het contact UIT staat en om de vrijloop in te schakelen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het in de vrijloop zetten van de auto.
D.Drive (vooruitrijden in de automatische stand)
B.Brake (regeneratief remmen)Toets voor het overschakelen op Drive (vooruitrijden in de automatische stand) met regeneratief remmen (het lampje van de toets gaat branden om aan te geven dat de functie is geactiveerd).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Als het contact AAN staat, wordt de met de keuzeschakelaar ingeschakelde stand weergegeven op het instrumentenpaneel:P: Park.R: Reverse.N: Neutral.D: Drive (vooruitrijden in de automatische stand).B: Brake (vooruitrijden in de automatische stand, met de functie regeneratief remmen ingeschakeld).
Werking
► Beweeg de selectiehendel één of twee keer kort naar voren (N of R) of naar achteren (N of D) en passeer daarbij indien nodig het weerstandspunt.Om bijvoorbeeld vanuit stand P naar stand R te gaan (met het rempedaal ingetrapt) kunt u twee methodes gebruiken: u beweegt de selectiehendel twee keer naar voren en passeert daarbij het weerstandspunt niet of u beweegt de
selectiehendel één keer naar voren en passeert daarbij het weerstandspunt wel.
Regeneratief remmen
Bij het decelereren bij ingeschakelde Brake-functie
De Brake-functie simuleert het afremmen op de motor, waarbij de auto wordt afgeremd zonder dat u het rempedaal hoeft in te trappen. De auto wordt sneller afgeremd als de bestuurder het rempedaal helemaal loslaat.De energie die wordt teruggewonnen als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt gebruikt voor het bijladen van de tractiebatterij zodat de actieradius van de auto toeneemt.
WARNI NG
Als de auto door regeneratief remmen wordt
afgeremd, gaan de remlichten niet branden.
► Druk als stand D is geselecteerd op toets B om de functie in of uit te schakelen (het lampje
van de toets gaat branden als de functie wordt ingeschakeld).De D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door een B.De systeemstatus blijft na het UIT zetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
WARNI NG
In bepaalde situaties (bijv. tractiebatterij volledig opgeladen, extreme buitentemperatuur) kan de mate van regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt, waardoor de auto minder sterk wordt afgeremd.De bestuurder moet altijd op het verkeer blijven letten en op elk moment het rempedaal kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Als het rempedaal wordt ingetrapt, regenereert het intelligente remsysteem automatisch een deel van de vrijkomende energie om daarmee de tractiebatterij bij te laden.Het regenereren van energie vermindert ook het gebruik en dus de slijtage van de remblokken.
NOTIC E
Het intrappen van het rempedaal kan voor de bestuurder anders aanvoelen dan bij een auto zonder regeneratief remsysteem.
Page 176 of 360

176
Rijmodi (elektrisch)
De rijmodi worden met de volgende knop geselecteerd:
Door op de knop te drukken worden de modi weergegeven op het instrumentenpaneel en, afhankelijk van de uitvoering, op het scherm met TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem.U kunt geen modus selecteren als het controlelampje READY uit is.Als de melding verdwijnt, wordt de geselecteerde modus geactiveerd en wordt deze continu aangegeven op het instrumentenpaneel (behalve modus Normal).Telkens wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt standaard de modus Normal geselecteerd.
Normal
Hierdoor worden de actieradius en de dynamische prestaties geoptimaliseerd.Trap het gaspedaal volledig in om een maximaal koppel en vermogen te verkrijgen.
Eco
Optimaliseert het energieverbruik door het vermogen van de verwarming en airconditioning
te beperken (zonder ze daadwerkelijk uit te schakelen) en het elektromotorkoppel en -vermogen te beperken.
Power
Biedt dezelfde voertuigprestaties wanneer volledig beladen (maximaal toelaatbaar voertuiggewicht) als wanneer de auto in de modus Normal staat en onbeladen is.
Stop & Start
De functie Stop & Start zet de motor tijdelijk uit (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen, enz.). De motor wordt automatisch weer gestart (START-stand) zodra de bestuurder te kennen geeft weer te gaan rijden.Deze functie, die vooral is ontwikkeld voor gebruik in de stad, zorgt voor een lager brandstofverbruik,
minder uitstoot van schadelijke stoffen en een lager geluidsniveau tijdens het wachten.Het systeem heeft geen invloed op de werking van de overige functies van de auto, met name het remsysteem.
WARNI NG
Rijden op een overstroomde wegSchakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u op een overstroomde weg moet rijden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer rijadviezen, met name over het rijden op overstroomde wegen.
Page 177 of 360

177
Rijden
6
Uitschakelen/opnieuw inschakelen
Met audiosysteem
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het lampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
WARNI NG
Als u het systeem met de motor in de STOP-stand uitschakelt, wordt de motor direct opnieuw gestart.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld zodra u de motor opnieuw start.
Werking
Primaire werkingsvoorwaarden
– Het bestuurdersportier moet zijn gesloten.– De schuifdeur moet zijn gesloten.– De veiligheidsgordel van de bestuurder moet zijn vastgemaakt.– De ladingstoestand van de accu moet voldoende zijn.
– De temperatuur van de motor moet binnen het normale werkingsbereik liggen.– De buitentemperatuur moet tussen 0°C en 35°C liggen.
De motor in de stand-bystand (STOP-
stand) zetten
De motor gaat automatisch over op de stand-bystand zodra de bestuurder de intentie aangeeft te willen stoppen.Handgeschakelde transmissie: als u bij een snelheid lager dan 20 km/h of bij stilstaande auto de selectiehendel in de neutraalstand zet en het koppelingspedaal loslaat.Automatische transmissie: als het rempedaal ingetrapt wordt gehouden of stand N is ingeschakeld, bij stilstaande auto.
Tijdteller
Een tijdteller houdt bij hoelang tijdens een rit stand-by is geactiveerd. De tijdteller wordt telkens wanneer u het contact opnieuw AAN zet weer op nul gezet.
Bijzonderheden:
De motor gaat niet over op stand-by als niet aan alle voorwaarden voor de werking is voldaan en in de volgende gevallen:– De auto staat op een steile helling (bergopwaarts of bergafwaarts).– De auto heeft sinds de laatste keer dat de motor is gestart (met de sleutel of met de knop “START/STOP”) niet sneller dan 10 km/h gereden.
– De motor moet blijven draaien om een comfortabele temperatuur in het passagierscompartiment te behouden.– De ontwaseming is ingeschakeld.In deze gevallen knippert dit lampje een paar seconden, waarna het uitgaat.
NOTIC E
Nadat de motor door het systeem is gestart, is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de auto nog niet sneller heeft gereden dan 8 km/h.
NOTIC E
Tijdens parkeermanoeuvres zal de STOP-stand enkele seconden nadat de transmissie uit de achteruitversnelling is gehaald of nadat aan het stuurwiel is gedraaid niet werken.
Page 178 of 360

178
Motor opnieuw starten (START-stand)
De motor wordt automatisch opnieuw gestart zodra de bestuurder de intentie aangeeft verder te willen rijden.Handgeschakelde transmissie: als het koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.Automatische transmissie:– Met de keuzeschakelaar in stand D of M: als het rempedaal wordt losgelaten.
– Met de keuzeschakelaar in stand N en het rempedaal losgelaten: met de keuzeschakelaar in stand D of M.– Met de keuzeschakelaar in stand P en het rempedaal ingetrapt: met de keuzeschakelaar in stand R, N, D of M.– Achteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden
De motor wordt automatisch weer gestart als aan alle voorwaarden voor de werking is voldaan en in de volgende gevallen.– Handgeschakelde transmissie: als de snelheid van de auto hoger wordt dan 25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering).– Automatische transmissie: als de snelheid van de auto hoger wordt dan 3 km/h.In dit geval knippert dit lampje een paar seconden, waarna het uitgaat.
Storingen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:Bij een storing in het systeem gaat dit lampje op het instrumentenpaneel knipperen.Het lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende
Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De auto slaat af in de STOP-stand
Bij deze storing gaan alle lampjes op het instrumentenpaneel branden.Afhankelijk van de uitvoering kan daarnaast ook een waarschuwingsmelding verschijnen met het verzoek om de keuzeschakelaar in stand N te zetten en het rempedaal in te trappen.► Zet het contact UIT en start de motor opnieuw met de sleutel of met de knop “START/STOP”.
WARNI NG
12V-accuAuto's met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-accu.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem ontslaat de bestuurder niet van de plicht om zelf alert te blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:– een minder goede wegligging.
– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger brandstofverbruik.
Page 179 of 360

179
Rijden
6
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
SneeuwkettingenHet systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als
het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
WARNI NG
Als te langzaam wordt gereden, werkt het controlesysteem mogelijk niet optimaal.Als de bandenspanning plotseling lager wordt of bij een klapband treedt het waarschuwingssysteem niet onmiddellijk in werking. Het systeem heeft namelijk enkele minuten nodig om de door de sensoren
gemeten waarden te analyseren.Bij een rijsnelheid lager dan 40 km/h of bij een sportieve rijstijl wordt de waarschuwing mogelijk met enige vertraging geactiveerd.
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.
Page 180 of 360

180
WARNI NG
Controleer voordat u het systeem opnieuw initialiseert of de spanning van de vier banden geschikt is voor de gebruiksomstandigheden van de auto en overeenkomt met de waarden op het bandenspanningslabel.Controleer de spanning van de vier banden alvorens het systeem opnieuw te initialiseren.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen melding als een bandenspanning bij het opnieuw initialiseren onjuist is.
Met toets
► Houd bij stilstaande auto deze toets ongeveer 3 tot 10 seconden ingedrukt en laat hem vervolgens los. Het opnieuw initialiseren wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Met audiosysteem of touchscreen
Het systeem moet bij stilstaande auto opnieuw worden geïnitialiseerd via het configuratiemenu van de auto.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes branden op het instrumentenpaneel.
In dat geval werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meer.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
NOTIC E
De rij- en parkeerhulpsystemen kunnen nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te
blijven vervangen.De bestuurder moet zich altijd aan de verkeersregels houden, moet onder alle omstandigheden de macht over zijn auto bewaren en moet te allen tijde in staat zijn om de controle weer over te nemen. De bestuurder moet de rijsnelheid altijd aanpassen aan de weersomstandigheden, het verkeer en de toestand van de weg.De bestuurder moet te allen tijde het verkeer in de gaten blijven houden om de snelheid en afstand van andere voertuigen in te schatten voordat richting aangegeven en van rijstrook gewisseld wordt.De systemen werken uitsluitend binnen de grenzen van de natuurkundige wetten.