TOYOTA PROACE 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE, Model: TOYOTA PROACE 2022Pages: 360, PDF Size: 70.82 MB
Page 151 of 360

151
Veiligheid
5
IUF:Zitplaats geschikt voor de bevestiging met behulp van de bovenste riem van een ISOfix-kinderzitje, Universeel, in de rijrichting geplaatst (“Forward facing”).
IL:Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een ISOfix-kinderzitje, semi-universeeL:– “tegen de rijrichting in geplaatst” voorzien van een bovenste riem of een steun,– “in de rijrichting geplaatst” voorzien van een steun,– reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
X:Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een ISOfix-kinderzitje of reiswieg uit de aangegeven gewichtsgroep.
(a)Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
(b)Het zitje kan in het midden van de auto worden geplaatst; de buitenste zitplaatsen kunnen dan niet worden gebruikt.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem met de ISOfix-bevestigingen.
(1)Als een reiswieg op deze zitplaats is bevestigd, kunnen één of beide andere zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet meer worden gebruikt.
(2)Plaatsen alleen mogelijk achter bestuurdersstoel.
(3)Plaatsen alleen mogelijk achter bestuurdersstoel met afzonderlijke passagiersstoel.
(4)De stoel op de tweede zitrij moet zo worden afgesteld dat er geen contact is tussen het kind op de derde zitrij en de stoel er direct voor.
(5)De voorstoel moet zo worden afgesteld dat er geen contact is tussen het kind op de tweede zitrij en de stoel er direct voor.
(6)De voorstoel moet zo worden afgesteld dat er geen contact is tussen het kind op de tweede zitrij en de stoel er direct voor (met de voorstoel afgesteld op 2 inkepingen vóór het midden van de slede).
Page 152 of 360

152
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes zijn voorzien van twee verankeringspunten die aan de\
twee bevestigingsringen A kunnen worden vastgemaakt.i-Size-kinderzitjes zijn ook voorzien van:– een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestiging\
sring B.– of een steun die rust op de vloer vóór de voor i-Size-kinderzitjes\
geschikte zitplaats van de auto.Deze steun voorkomt dat het zitje bij een aanrijding kantelt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOfix- en i-Size-bevestigingen.
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kinderzitjes
Conform de nieuwe Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer voor het bevestigen van een i\
-Size-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOfix-bevestigingen die voor i-Size-kinderzitjes zijn goedgekeurd.
Zitplaatsi-Size-kinderzitje
Zitrij 1 (a)
Passagiersstoel met passagiersairbag uitgeschakeld “OFF” of ingeschakeld “ON”
Geen i-Size
Tweede zitrij
Met tweepersoonsbank op de eerste zitrij
Buitenste zitplaatsenGeen i-Size
Middelste zitplaatsGeen i-Size
Met afzonderlijke stoelen op eerste zitrij
Buitenste zitplaatsenGeen i-Size
Middelste zitplaatsGeen i-Size
Page 153 of 360

153
Veiligheid
5
Zitplaatsi-Size-kinderzitje
Tweede zitrij
Met tweepersoonsbank op de eerste zitrij
Vaste eendelige bank, buitenste zitplaatsen en middelste zitplaats (b)i-UF
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen en middelste zitplaats (b)i-UF
Met afzonderlijke stoelen op eerste zitrij
Vaste eendelige bank, buitenste zitplaatsen en middelste zitplaats (b)i-U
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen en middelste zitplaats (b)i-U
Derde zitrij
Vaste eendelige bank, buitenste zitplaatsen en middelste zitplaats (b)i-U (c)
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b)
i-U (c)
Page 154 of 360

154
Zitplaatsi-Size-kinderzitje
PROACE VERSO
Tweede en derde zitrij
Achterstoelen met stoel en banki-U (c)
Achterstoelen met 2 afzonderlijke stoeleni-UF (c, d)(behalve groep 0)
Achterstoelen met 1 afzonderlijke
stoel
i-UF (c, d)
(behalve groep 0)
i-U:Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd \
in de rijrichting of tegen de rijrichting in geplaatst i-Size-kinderzitj\
e.
i-UF:Zitplaats uitsluitend geschikt voor de bevestiging van een universeel ge\
homologeerd in de rijrichting geplaatst i-Size-kinderzitje.
(a)Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land alvorens een kinderzitje \
op deze plaats te bevestigen.
(b)Het zitje kan in het midden van de auto worden geplaatst; de buitenste z\
itplaatsen kunnen dan niet worden gebruikt.
(c)De stoel op de tweede zitrij kan niet worden gebruikt wanneer een i-Size\
-kinderzitje er direct achter is geplaatst.
(d)Plaats een i-Size baby- of kinderzitje alleen als de stoelen in voorwaar\
tse richting geplaatst zijn.
Page 155 of 360

155
Veiligheid
5
Handbediend kinderslot
Mechanisch systeem dat voorkomt dat de schuifdeur met de binnenportiergreep kan worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog om het kinderslot in te schakelen of omlaag om het kinderslot uit te schakelen.
Elektrisch kinderslot
Op afstand bedienbaar systeem dat voorkomt dat de achterportieren (schuifdeur(en), achterdeuren of achterklep (afhankelijk van de uitvoering)) van binnenuit kunnen worden geopend.
Deze regeling voorkomt dat de schuifdeuren van binnenuit kunnen worden geopend en dat de elektrisch bedienbare ruiten achter kunnen worden bediend.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk met het contact AAN op deze toets om het kinderslot in of uit te schakelen.Er wordt een melding weergegeven om het inschakelen/uitschakelen van het kinderslot te bevestigen.Als het controlelampje brandt, is het kinderslot ingeschakeld.
NOTIC E
Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische kinderslot automatisch uitgeschakeld.
WARNI NG
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in het elektrische kinderslot.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
NOTIC E
Als het kinderslot is ingeschakeld, blijft het mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
WARNI NG
Dit is een op zichzelf staand systeem dat in geen geval in de plaats komt van de centrale vergrendeling.Controleer bij het AAN zetten van het contact altijd de stand van het kinderslot.Neem de elektronische sleutel altijd mee als u de auto verlaat, zelfs voor een korte tijd.Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische kinderslot automatisch uitgeschakeld zodat de achterpassagiers de auto kunnen verlaten.
Page 156 of 360

156
Kinderslot op de
achterruiten
Dit mechanische systeem voorkomt dat de zijruit links en/of rechts achter wordt geopend.
► Het systeem wordt vergrendeld/ontgrendeld met de afstandsbediening of de reservesleutel van het Smart Entry & Start-systeem.
Page 157 of 360

157
Rijden
6
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd afstand
van de auto's voor u, vooral bij slecht weer.► Voer handelingen die veel aandacht vergen (bijvoorbeeld instellingen) altijd bij stilstaande auto uit.► Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.Houd er, om de levensduur van de auto te waarborgen en om veiligheidsredenen, rekening mee dat tijdens het rijden met de auto bepaalde voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden:
Rijd voorzichtig en met lage snelheid tijdens het manoeuvreren.
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.Controleer alvorens te draaien of er zich halverwege de hoogte van de auto geen obstakels bevinden naast de auto.Controleer alvorens achteruit te rijden met name of er zich geen hoog geplaatste obstakels bevinden achter de auto.Houd er rekening mee dat ladders de buitenmaten vergroten.
Rijd voorzichtig met de awuto.
Neem bochten met lage snelheid.Houd rekening met een langere remweg, met name op nat of glad wegdek.Houd rekening met het effect van zijwind op de auto.
Onderhoud
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; bij lange ritten is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 - 0,3 bar te verhogen.
Belangrijk!
WARNI NG
Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
WARNI NG
Laat bij extreem winterse omstandigheden (temperaturen onder -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van uw auto (de motor en de
transmissie).
WARNI NG
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem. Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!
WARNI NG
Parkeer de auto niet en laat de motor niet draaien op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, enz.).Het uitlaatsysteem van de auto is zeer heet, zelfs enkele minuten nadat de motor is uitgeschakeld. Brandgevaar!
WARNI NG
Rijd nooit op met vegetatie (hoog gras, dode bladeren, restanten van gewassen, enz.) bedekte oppervlakken, zoals een veld, een overwoekerd pad of een berm met verdord gras.Deze vegetatie kan in aanraking komen met het uitlaatsysteem van de auto of andere systemen die zeer heet zijn. Brandgevaar!
WARNI NG
Laat niets in het interieur achter dat kan werken als een vergrootglas en als de auto in de zon staat brand of schade aan het interieur kan veroorzaken!
Page 158 of 360

158
WARNI NG
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, activeer dan de parkeerrem en zet de transmissie in de neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk van het type transmissie.
WARNI NG
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden op overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, omdat hierbij de motor, de transmissie en de elektrische installatie van uw auto ernstig beschadigd kunnen raken.
Als het niet te vermijden is om op een overstroomd gedeelte van de weg te rijden:
► Verzeker u ervan dat het water nergens dieper is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden veroorzaakt door andere weggebruikers.► Schakel de functie Stop & Start uit.► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h.► Zet de auto niet stil en zet de motor niet uit.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan zodra de verkeerssituatie dit toelaat meerdere keren licht af om de remschijven en -blokken droog te maken.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u twijfelt over de staat van uw auto.
Geluiden (elektrisch)
Aan de buitenzijde
Omdat de auto zo stil is, moet de bestuurder extra goed opletten.Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt de voetgangerclaxon andere weggebruikers voor de aanwezigheid van de auto.
NOTIC E
Koelen van de tractiebatterijDe koelventilator wordt tijdens het laden ingeschakeld om de ingebouwde lader en de tractiebatterij te koelen.
Aan de binnenzijde
Tijdens het gebruik hoort u mogelijk bepaalde volstrekt normale geluiden die specifiek zijn voor elektrische auto's, zoals:– Het relais van de tractiebatterij tijdens het starten.– De vacuümpomp tijdens het remmen.– De autobanden of aerodynamica tijdens het rijden.
– Stoot- en klopgeluiden tijdens het wegrijden op een helling.
Bij het trekken van een
aanhangwagen
WARNI NG
Het rijden met een aanhangwagen heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
NOTIC E
Houd u aan de maximale aanhangwagengewichten.Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale aanhangwagengewicht af; door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Page 159 of 360

159
Rijden
6
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhangwagen op een helling zorgt ervoor dat de koelvloeistoftemperatuur stijgt. Het maximale aanhangwagengewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het koelvermogen van de ventilator neemt niet toe met het motortoerental.► Verlaag de rijsnelheid en het motortoerental om het opwarmen te verminderen.Houd altijd de koelvloeistoftemperatuur in de gaten.Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor uit.
Remmen
Met een aangekoppelde aanhangwagen heeft de auto een langere remweg. Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat ze oververhit raken.
Zijwind
Houd er rekening mee dat de auto tijdens het trekken van een aanhangwagen gevoeliger is voor wind.
Inbraakbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met een specifieke code aangebracht. Om te kunnen starten moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.Enkele seconden na het uitzetten van het contact vergrendelt dit systeem het motormanagementsysteem om te voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in de auto kan worden gestart.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.De auto kan niet worden gestart; neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 160 of 360

160
Starten/uitzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn geactiveerd.
► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand en houd
het koppelingspedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.
Met de mechanische sleutel / Met de
sleutel met afstandsbediening
1.Stand Stop.
2.Stand Contact AAN.
3.Stand Start.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de startcode.► Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.
NOTIC E
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen te bewegen (bijvoorbeeld als de wielen tegen het trottoir staan).
► Draai de sleutel in stand 2 (contact AAN) om de motor te laten voorgloeien.► Activeer, zodra dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij geen gas. Laat zodra de motor is aangeslagen de sleutel los om hem te laten terugkeren in stand 2.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is.Bij sommige weersomstandigheden wordt aanbevolen de volgende voorschriften te volgen:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1.300 omw/min, afhankelijk van de behoefte aan koeling.– Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het lampje voorgloeien uit is.– Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur van de mechanische componenten (motor en transmissie) van de auto.Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).