TOYOTA PROACE CITY 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Page 141 of 272
141
Rijden
6
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende meldingAanwijzingen
AAN
(oranje)/(groen)“Houd het stuurwiel vast”
– Als het systeem tijdens de correctie detecteert dat de bestuurder het stuurwiel enkele seconden heeft losgelaten, onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.– Als het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering (oranje lijn) te voorkomen, wordt de
bestuurder gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie moet voltooien.De geluidssignalen houden aan als er meerdere correcties snel na elkaar worden uitgevoerd. De waarschuwing wordt weergegeven zolang de bestuurder niet ingrijpt.Deze melding kan ook worden weergegeven als u het stuurwiel vasthoudt.
Beperkingen van het systeem
De werking van het systeem wordt in de volgende situaties automatisch onderbroken:– ESP is uitgeschakeld of bezig met een ingreep,– de rijsnelheid is lager dan 65 km/h of hoger dan 180 km/h,– er is een aanhangwagen aangekoppeld,– detectie van het gebruik van het noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom is het raadzaam de functie in dat geval uit te schakelen),– detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het rempedaal of gaspedaal,
– er wordt gereden op een weg zonder rijstrookmarkeringen,– de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,– in een bocht wordt de binnenste rijstrookmarkering overschreden,– in een scherpe bocht,– wanneer de bestuurder niet reageert op een correctie.
NOTIC E
Als de bestuurder tijdens een correctie niet reageert (niet binnen 10 seconden het stuurwiel
vastpakt), verschijnt er een waarschuwingsmelding.Als de bestuurder inactief blijft (het stuurwiel 2 seconden later nog niet heeft vastgepakt), wordt de correctie onderbroken.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– onvoldoende contrast tussen het wegdek en de bermranden (bijv. door schaduw),
Page 142 of 272
142
– rijstrookmarkeringen versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden enz.),– te weinig afstand tot de voorligger (waardoor de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden gedetecteerd),– smalle of bochtige weg, enz.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de functie uit te schakelen:– bij het rijden op een slecht wegdek, op een losse ondergrond of onder zeer gladde omstandigheden (ijzel),– bij slecht weer,– bij het rijden op een kombaan,– bij het rijden op een rollenbank.
Uitschakelen/inschakelen
► U kunt op elk moment deze toets indrukken om het systeem uit te schakelen/weer in te schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van het lampje van de toets en dit lampje op het instrumentenpaneel.Het systeem wordt telkens wanneer het contact AAN wordt gezet automatisch weer ingeschakeld.
Storing
In het geval van een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het branden van deze lampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets)
in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:– permanent, onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– knipperend, na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt en daarbij de richtingaanwijzer gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
In- of uitschakelen is mogelijk via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
De systeemstatus blijft na het UIT zetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
Page 143 of 272
143
Rijden
6
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Voorwaarden voor de werking
– Alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken.– De snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h.– U haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 10 km/h.– U wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 25 km/h.– De verkeersstroom is vloeiend.– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal doordat het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek.– U rijdt rechtuit of in een flauwe bocht.
– Uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan of iets dergelijks.
Beperkingen van het systeem
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:
– Nabij stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, straatverlichting, verkeersborden, enz.).– Bij tegemoetkomende voertuigen.– Bij het rijden over bochtige wegen of in scherpe bochten.– Bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, bus, enz.) dat zich zowel in de dode hoek achter als in het gezichtsveld vóór de bestuurder bevindt.– Bij snelle inhaalmanoeuvres.– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Storing
In het geval van een storing gaat dit lampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (regen, hagel, enz.) kan de werking van het systeem tijdelijk worden verstoord.Vooral het rijden op een nat wegdek of het van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek voor een voertuig worden aangezien).
Page 144 of 272
144
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde voert het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een koerscorrectie uit om u te helpen een aanrijding te voorkomen.Dit systeem is een combinatie van de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 km/h en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het rijden op autowegen en snelwegen.Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
WARNI NG
Dit is een hulpsysteem. De bestuurder moet dan ook altijd alert blijven.
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Warning”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
Coffee Break Alert
Dit systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij de rit met een pauze heeft onderbroken.Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, in combinatie met een geluidssignaal.Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt stilgezet.Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:– de auto staat gedurende meer dan 15 minuten
stil met draaiende motor,– het contact is enkele minuten UIT geweest,– de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
NOTIC E
Zodra de rijsnelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over op stand-by.De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Page 145 of 272
145
Rijden
6
Driver Attention Warning
Afhankelijk van de uitvoering kan het systeem “Coffee Break Alert” worden gecombineerd met het systeem “Driver Attention Warning”.
Met behulp van een bovenaan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
Bij het eerste waarschuwingsniveau wordt de bestuurder gewaarschuwd door de melding “Voorzichtig!”, in combinatie met een geluidssignaal.Na drie waarschuwingen van het eerste niveau activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding “Doorrijden risicovol: las een rustpauze in”, in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, zware regenval, dichte mist, enz.);– verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht, enz.);– gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker;– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.);– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen);– smalle of bochtige weg, enz.
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden),– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen),– smalle of bochtige weg, enz.
Parkeersensoren
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Page 146 of 272
146
Parkeersensoren achter
Het systeem treedt in werking zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem signaleert de aanwezigheid van obstakels binnen de detectiezones van de sensoren en de baan van de auto die bepaald wordt aan de hand van de draairichting van het stuurwiel.
Afhankelijk van de uitvoering worden in het getoonde voorbeeld alleen de obstakels in het
gearceerde gedeelte gesignaleerd door middel van geluidssignalen.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
NOTIC E
Afstellen van het geluidssignaalBij uitvoeringen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav wordt door het drukken op deze toets het venster voor de afstelling van het volume van het geluidssignaal geopend.
Grafische weergave
Ter aanvulling op het geluidssignaal wordt met
segmenten op het scherm de afstand aangegeven
tussen het obstakel en de auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de rijrichting van de auto.Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de auto (voor of achter) aan, waarbij het obstakel zich in de baan van de auto moet bevinden.
Page 147 of 272
147
Rijden
6
Parkeersensoren opzij
Met behulp van vier extra sensoren die zich aan de zijkanten van de voor- en achterbumper bevinden, registreert het systeem de positie van vaste obstakels tijdens het manoeuvreren en signaleert deze wanneer ze zich aan de zijkanten van de auto bevinden.
WARNI NG
Alleen vaste obstakels worden correct gesignaleerd. Bewegende obstakels die aan het begin van de manoeuvre worden gesignaleerd, worden mogelijk per ongeluk gesignaleerd, terwijl bewegende obstakels die aan de zijkant van de auto verschijnen en die niet eerder zijn geregistreerd, niet worden gesignaleerd.
WARNI NG
De tijdens het manoeuvreren opgeslagen objecten worden uit het geheugen gewist na het UIT zetten van het contact.
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het controlelampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.In dat geval wordt de omtrek van een aanhangwagen weergeven aan de achterzijde van het beeld van de auto.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een
geluidssignaal (kort piepsignaal).Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Page 148 of 272
148
Als het contact AAN is, geeft dit systeem beelden van de omgeving achter de auto weer op het scherm (bij een gesloten bestelwagen of een bestelwagen met volledige scheidingswand). Deze beelden worden gemaakt door een camera die ter hoogte van het derde remlicht is gemonteerd.De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden worden weergegeven op het scherm. Het scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak in de neutraalstand of in een vooruitversnelling wordt gezet.
De blauwe lijnen 1 geven de globale rijrichting van de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt
overeen met de breedte van uw auto inclusief de buitenspiegels).De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer.
De groene lijnen 3 geven een afstand van circa 1 en 2 m vanaf de achterbumper weer.De turquoise gebogen lijnen 4 geven de maximale draaicirkels weer.
WARNI NG
Sommige objecten zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Er is een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) geplaatst.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Er wordt gereden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera is afhankelijk van de belading van de auto.
Page 149 of 272
149
Rijden
6
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de camera niet bedekt is met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lens van de camera schoon is.Reinig de camera indien nodig met een zachte en droge doek.Houd tijdens het wassen van de auto met een hogedrukreiniger het uiteinde van de spuit op minimaal 30 cm van de camera.
Surround Rear Vision
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Om de dode hoek aan passagierszijde zo veel mogelijk te beperken en een goed beeld te krijgen van de zijkant en achterkant van de auto gebruikt dit systeem, bij aangezet contact, twee camera's waarvan de beelden worden weergegeven op het scherm (bij gesloten bestelwagens en bestelwagens met een volledige scheidingswand).Dit systeem heeft drie subfuncties:
– Beeld zijkant aan passagierszijde: toont het gebied aan de passagierszijde van de auto.De oranje lijn 1 geeft een afstand van 5 m weer vanaf de achterbumper.
– Bewakingsbeeld achter: toont een lang gebied achter de auto.De oranje lijn 1 geeft een afstand van 5 m weer vanaf de achterbumper.
– Visuele hulp bij achteruitrijden: toont een kort gebied achter de auto.De blauwe afstandslijnen 1 geven de breedte van uw auto inclusief uitgeklapte buitenspiegels weer.De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer; de twee groene lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.De blauwe gebogen lijnen 5 verschijnen achter elkaar; deze zijn gebaseerd op de stand van het stuurwiel en geven de draaicirkel van uw auto weer.De oranje stippellijnen 6 geven de ruimte weer die nodig is voor het openen van de achterdeuren.
WARNI NG
Blijf tijdens het rijden en manoeuvreren in de buitenspiegels kijken, zoals u gewend bent.
Page 150 of 272
150
WARNI NG
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera achter.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde
verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact AAN wordt gezet.
► Druk als het contact AAN staat op toets 2 om
het scherm in of uit te schakelen.Er wordt een melding weergegeven.► Lees deze melding en bevestig deze door 1 (“Accepteren”) te selecteren.
Het scherm van de functie wordt ingeschakeld.► Druk bij draaiende motor op toets 2 om het scherm van de functie uit te schakelen.
NOTIC E
De functie wordt automatisch onderbroken (het scherm wordt grijs) als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en de snelheid hoger wordt dan 15 km/h.
De functie wordt weer ingeschakeld wanneer de auto met een snelheid rijdt die lager is dan deze drempelwaarde.
Werking
► In de neutraalstand wordt het bewakingsbeeld achter standaard weergegeven.► Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de visuele hulp bij achteruitrijden op het scherm weergegeven (zelfs als het systeem is uitgeschakeld).