TOYOTA PROACE CITY 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 151 of 272

151
Rijden
6
► Druk om een andere weergave te selecteren op het uiteinde van de lichtschakelaar of op de desbetreffende toets onder het scherm.

NOTIC E
De omgeving van de auto wordt alleen weergegeven door het bewakingsbeeld achter en het beeld van de zijkant aan passagierszijde.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Plaatsen van een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering).– Koppelen van een aanhangwagen aan de trekhaakkogel.– Rijden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera's mogen niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera achter (bewakingsbeeld achter en visuele hulp bij
achteruitrijden) is afhankelijk van de belading van de auto.
NOTIC E
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld achter of de visuele hulp bij achteruitrijden terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.Als het voorpassagiersportier wordt geopend tijdens de weergave van het beeld van de zijkant aan passagierszijde terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.
NOTIC E
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, dan werkt de visuele hulp bij achteruitrijden niet meer totdat de aanhangwagen wordt
losgekoppeld. Het bewakingsbeeld achter wordt dan de standaardweergave.
NOTIC E
Neem bij een storing in het systeem contact op met een TOYOTA-dealer om veiligheidsproblemen te voorkomen.
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren en camera's niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.Reinig de camera's indien nodig met een zachte en droge doek.

Page 152 of 272

152
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 en die is gemengd met resp. maximaal 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734 en EN16709 en die is gemengd met methylestervetzuren in percentages van resp. maximaal 7%, 10%, 20% en 30%. Als de brandstof B20 of B30 wordt gebruikt, ook al is het slechts incidenteel, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor “zware rijomstandigheden”) worden nageleefd.
Paraffinehoudende dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN15940.
WARNI NG
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie, enz.) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofsysteem).
NOTIC E
Alleen het gebruik van brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 (benzine) of B715000 (diesel) is toegestaan.
Diesel bij lage temperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te houden.Bij temperaturen beneden -15°C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om problemen bij het starten te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen.In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële
benaming, enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 61 liter (benzine) of 50 liter (diesel).
Reservehoeveelheid: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
/2
1 1Wanneer het minimumbrandstofniveau is bereikt, wordt u gewaarschuwd door het branden van dit lampje op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.Telkens wanneer u het contact aanzet, gaat het lampje branden, verschijnt de melding en klinkt het geluidssignaal, totdat er voldoende brandstof wordt getankt. Tijdens het rijden worden de melding en het geluidssignaal met toenemende frequentie herhaald naarmate het brandstofniveau daalt tot 0.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over als de brandstof opraakt (diesel).
W
ARNI NG
Stop & StartTank nooit als de motor in de STOP-stand staat.
Zet in dat geval altijd het contact UIT.
Tanken
Er moet ten minste 10 liter brandstof worden getankt, wil de brandstofmeter het kunnen registreren.Bij het openen van de vuldop kan er een geluid hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door naar
binnen stromende lucht. Dit is volkomen normaal

Page 153 of 272

153
Praktische informatie
7
en is een gevolg van de afdichting van het brandstofsysteem.Veilig tanken:► Zet altijd de motor uit.► Ontgrendel de auto met het Keyless entry and start.► Open de tankdopklep.

► Bij een mechanische sleutel: steek de sleutel in de vuldop en draai hem linksom.

► Draai de vuldop open en plaats hem in de houder op de tankdopklep.► Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.► Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.► Plaats de vuldop terug en sluit de dop door deze rechtsom te draaien.► Druk de tankdopklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).


WARNI NG
Open de linker schuifdeur (indien aanwezig) niet als de tankdopklep is geopend. Anders kunnen de klep en de schuifdeur beschadigd raken en kan de persoon die tankt letsel oplopen.


WARNI NG
Als de tankdopklep is geopend en u de linker schuifdeur wilt openen, zal een mechanisme dit voorkomen.U kunt de deur wel voor de helft openen.Sluit de tankdopklep om de deur weer te kunnen gebruiken.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de uitstoot van schadelijke stoffen in het uitlaatgas vermindert.
WARNI NG
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt en gevuld met de juiste brandstof voordat de motor kan worden gestart.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is uitgerust met een veiligheidssysteem dat de toevoer van brandstof bij een aanrijding onderbreekt.

Page 154 of 272

154
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het land van verkoop.)Dankzij dit mechanisme wordt voorkomen dat de tank van een dieselauto met benzine wordt gevuld.De tankbeveiliging, die zich in de vulpijp bevindt, verschijnt wanneer de vuldop wordt verwijderd.
Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep. Hierdoor blijft
het systeem vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.
NOTIC E
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
NOTIC E
Rijden in het buitenlandOmdat de tankpistolen voor het tanken van diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto ertoe leiden dat tanken niet mogelijk is.Voordat u naar het buitenland gaat, is het raadzaam om bij een TOYOTA-dealer te informeren of de auto geschikt is om in het desbetreffende land brandstof te tanken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
NOTIC E
Wij raden u ten zeerste aan voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
WARNI NG
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg, om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, verzeker u er dan van dat de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.

Page 155 of 272

155
Praktische informatie
7
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Maximale schakeldikte (mm)
195/65 R159
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekhaak
Gewichtsverdeling► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.Hoe hoger u komt, hoe meer de luchtdichtheid afneemt. Daardoor verminderen de motorprestaties. Het maximale aanhangwagengewicht moet voor elke 1.000 meter stijging met 10% worden verlaagd.
NOTIC E
Gebruik een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak met bijbehorende ongewijzigde bedrading. Het verdient aanbeveling de installatie te laten uitvoeren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Als de trekhaak niet door een TOYOTA-dealer wordt gemonteerd, moet deze nog altijd worden gemonteerd in overeenstemming met de instructies van de autofabrikant.Bepaalde rijhulp- of manoeuvreerhulpfuncties worden automatisch uitgeschakeld als een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
WARNI NG
Houd u aan het maximaal toegestane trekgewicht. Dit staat op het kentekenbewijs van uw auto, het typeplaatje en in het hoofdstuk Technische gegevens van deze handleiding.Ook bij het gebruik van accessoires (fietsendragers, trekhaakboxen, enz.) geldt dat de maximaal toegestane kogeldruk niet mag worden overschreden.
WARNI NG
Neem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.

Page 156 of 272

156
Trekhaken
Afhankelijk van de uitrusting kan de auto worden uitgerust met een van d\
e volgende trekhaken:Goedkeuringsnr.: E1 R55 (referentie 2)
Montagepositie gevolgd door trekhaakreferentie
Type trekhaak

Beugel bevestigd aan de onderzijde en trekhaak bevestigd aan de bovenzijde


Beugel bevestigd aan de onderzijde en trekhaak bevestigd aan de onderzijde

Beugel+Trekhaakkogel G1
– LCV std (standaard) L1– LCV std (standaard) L2– LCV Cross (Worker) L1– LCV cross (voor zwaar gebruik) L2


Beugel+Eenvoudige haak CL
– LCV std (standaard) L1– LCV std (standaard) L2– LCV Cross (Worker) L1– LCV Cross (Worker) L2
X


Beugel+Gecombineerde haak CK

Page 157 of 272

157
Praktische informatie
7
NOTIC E
Raadpleeg de bij uw trekhaak geleverde handleiding voor meer informatie.
WARNI NG
Verwijder de afneembare trekhaakkogel wanneer u niet met een aanhangwagen rijdt.
Overbeladingsindicator

De overbeladingsindicator is een rijhulpmiddel dat u informeert wanneer het maximaal toegestane gewicht is overschreden. Dit kan gaan om het maximaal toelaatbare voertuiggewicht of het maximaal toelaatbare asgewicht (voor en achter).
WARNI NG
Deze indicator ontslaat de bestuurder niet van zijn verantwoordelijkheid voor de auto.
NOTIC E
Zelfs wanneer u het gewicht van de lading van de auto correct berekent, kan elke factor die dit gewicht na de meting doet veranderen
(instappen van de bestuurder/extra passagiers
of extra brandstof tanken) ervoor zorgen dat de auto overbeladen raakt.


WARNI NG
De belading omvat het gewicht van de voorwerpen in de laadruimte (inclusief in de laadruimte bevestigde voorwerpen zoals planken), maar ook het gewicht van alle personen in de auto, van de hoeveelheid brandstof en van de verschillende uitrustingselementen van de auto.Voor optimale prestaties moet de auto worden geparkeerd en geladen op een vlakke ondergrond (vermijd de volgende omstandigheden: parkeren op een helling of met één kant van de auto op het trottoir).
WARNI NG
Het aankoppelen van een aanhangwagen kan de werking van het systeem beïnvloeden.
Werking
De meting van het gewicht aan boord van de auto begint:► automatisch, bij het starten van de motor;

ON► bij stilstaande auto, door op deze toets in de laadruimte te drukken. Het systeem is dan gedurende 5 minuten actief.
Weergave van de meting in de laadruimte
ON
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht benadert, gaan de controlelampjes in deze toetsen branden.
ON
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, gaan de controlelampjes in deze toetsen branden.

Page 158 of 272

158
Weergave van de meting op het instrumentenpaneel


Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, gaat dit controlelampje branden.
Storing
Weergave van een storing van het systeem in de laadruimte
Nadat de meting via de toetsen in de laadruimte is geactiveerd, knipperen de leds in de 3 toetsen gelijktijdig gedurende ongeveer 3 seconden en gaan daarna uit.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel



Deze waarschuwingslampjes gaan branden in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Spaarmodus
Systeem dat de gebruiksduur van bepaalde functies beheert om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de modus
Op het scherm van het instrumentenpaneel wordt een melding weergegeven die aangeeft dat de spaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies meteen weer in te schakelen, volstaat het om de motor te starten en:– minder dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken;– meer dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Start de motor niet herhaaldelijk en continu om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Systeem dat het gebruik van bepaalde functies beheert overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.

Page 159 of 272

159
Praktische informatie
7
De uitgeschakelde functies worden automatisch weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Dakdragers/imperiaal
WARNI NG
AanbevelingenVerdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen dat een van de zijden wordt overbelast.Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij het dak.Zet de lading goed vast.Rijd voorzichtig: de auto is gevoeliger voor de effecten van zijwind en de stabiliteit van de auto kan negatief worden beïnvloed.Controleer regelmatig de stevigheid en bevestiging van de dakdragers en het imperiaal, op zijn minst voorafgaand aan elke rit.
WARNI NG
Bij belading van het dak (niet hoger dan 40 cm) mogen de volgende gewichten niet worden overschreden:– Allesdragers op dakrails: 80 kg.– Twee op het dak geschroefde allesdragers: 100 kg.– Drie op het dak geschroefde allesdragers: 150 kg.
– Een aluminium imperiaal: 120 kg.
– Een stalen imperiaal: 115 kg.Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakdragers of de imperiaal en de bevestigingspunten op het dak te voorkomen.Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.


WARNI NG
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade aan het dak van uw auto te voorkomen, is het van essentieel belang om dakdragers en een imperiaal te gebruiken die zijn goedgekeurd voor uw auto.Houd u aan de montagevoorschriften en gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld in de handleiding van de dakdragers en het imperiaal.


Gebruik bij het monteren van dakdragers of een imperiaal de hiervoor bestemde bevestigingspunten:► Verwijder de afdekkapjes van de bevestigingspunten van de auto.► Breng de bevestigingspunten van de dakdragers aan en vergrendel ze één voor één op het dak.► Controleer of de dakdragers of de imperiaal goed zijn bevestigd (door eraan te schudden).De dakdragers kunnen worden aangepast aan alle bevestigingspunten op het dak.
Motorkap
WARNI NG
Stop & StartZet omwille van uw veiligheid het contact altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand
te voorkomen.

Page 160 of 272

160
NOTIC E
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker voorportier is gesloten.
WARNI NG
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone.Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot.Open de motorkap niet als het hard waait.
WARNI NG
Koelen van de motor wanneer de auto stilstaatDe koelventilator wordt mogelijk ingeschakeld nadat de motor is uitgezet.Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die tussen de bladen van de koelventilator kunnen komen.
Openen
► Open het linker voorportier.

► Trek de ontgrendelingshendel aan de onderzijde van de portiersponning naar u toe.► Breng de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op.

► Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig hem in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
► Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.► Bevestig de motorkapsteun in de houder.► Laat de motorkap zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.► Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WARNI NG
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten in de motorruimte verdient het aanbeveling om blootstelling aan water (regen, wassen, enz.) te beperken.
Motorruimte
De weergegeven motor dient slechts ter illustratie.De locaties van de volgende onderdelen kunnen variëren:– Luchtfilter.– Oliepeilstok.
– Motorolievuldop.
Benzinemotor

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 280 next >