TOYOTA PROACE CITY 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 71 of 272

71
Verlichting en zicht
4
NOTIC E
Als de verlichting niet wordt uitgeschakeldAls het contact UIT is, de verlichting handmatig is ingeschakeld en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.Als het contact UIT wordt gezet, wordt de verlichting gedoofd. U kunt de verlichting echter altijd weer inschakelen met de lichtschakelaar.
NOTIC E
Rijden in het buitenlandWanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het gebruik van de mistlampen voor en het mistachterlicht niet toegestaan. Ze zijn onder deze omstandigheden namelijk verblindend voor medeweggebruikers. Gebruik
de mistlampen voor en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval.Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de zonlichtsensor voldoende licht kan waarnemen.Schakel de mistlampen voor en het mistachterlicht uit zodra ze niet meer nodig zijn.
WARNI NG
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstralen van led-koplampen. U kunt dan ernstig oogletsel oplopen.
Richtingaanwijzers

► Links of rechts: beweeg de lichtschakelaar omlaag of omhoog, tot voorbij het weerstandspunt.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Wanneer de zonlichtsensor signaleert dat er weinig omgevingslicht is, worden de kentekenplaatverlichting, het positielicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen. De verlichting kan ook gaan branden als er regen wordt gesignaleerd. Tegelijkertijd treden dan de automatische ruitenwissers met regensensor in werking.Zodra er weer voldoende licht is of nadat de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.

► Draai de ring naar de stand “AUTO”. Wanneer de functie wordt geactiveerd, wordt er tevens een melding weergegeven.► Draai de ring naar een andere stand. Er wordt
een melding weergegeven ter bevestiging dat de functie is uitgeschakeld.

Page 72 of 272

72
Storing
Bij een storing in de zonlichtsensor gaat de verlichting branden en gaat dit waarschuwingslampje branden in het instrumentenpaneel. Daarnaast klinkt er een geluidssignaal en/of wordt er een melding weergegeven.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Bij mist of sneeuw signaleert de zonlichtsensor mogelijk ten onrechte voldoende licht. In dat geval wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.Dek de zonlichtsensor, die zich op het dashboard of aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel (afhankelijk van de uitrusting) bevindt, niet af. De bijbehorende functies worden anders niet meer geregeld.
Dagrijverlichting/positielicht

De verlichting vóór wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.Deze verlichting doet dienst als:– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in de stand “AUTO” en voldoende omgevingslicht).– Positielicht (lichtschakelaar in de stand “AUTO” en weinig omgevingslicht of in de stand “Alleen positielicht” of “Dim-/grootlicht”).
NOTIC E
Als dagrijverlichting branden de leds feller.
Parkeerlicht
Door het positielicht alleen aan de zijde van het verkeer in te schakelen is de geparkeerde auto
voor het verkeer goed zichtbaar.► Afhankelijk van de uitvoering: beweeg de lichtschakelaar binnen één minuut na het UIT zetten van het contact omhoog of omlaag om de
positielichten aan de zijde van het verkeer in te schakelen (voorbeeld: links van de weg parkeren: lichtschakelaar omhoog bewegen; de positielichten aan de rechterzijde gaan branden).Het inschakelen wordt bevestigd door een geluidssignaal en het branden van het controlelampje van de desbetreffende richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de lichtschakelaar in de middelste stand.
Follow Me Home-verlichting
Handbediend

In-/uitschakelen► Geef met het contact UIT een “lichtsignaal” met de lichtschakelaar om de functie in of uit te schakelen.De handbediende follow me home-verlichting gaat na een bepaalde tijd automatisch uit.

Page 73 of 272

73
Verlichting en zicht
4
Automatisch
Wanneer de ring in de stand “AUTO” staat en er weinig licht is, gaat het dimlicht automatisch branden wanneer het contact UIT wordt gezet.Het in- en uitschakelen en de duur van de Follow Me Home-verlichting kunnen worden ingesteld via het configuratiemenu van de auto.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie “automatische verlichting” is geactiveerd, gaan bij weinig omgevingslicht na het ontgrendelen van de auto het positielicht en het dimlicht automatisch branden.Het in- en uitschakelen en de duur van het branden van de instapverlichting kunnen worden ingesteld via het configuratiemenu van de auto.
Automatic High
Beam-systeem
Dit systeem schakelt met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit automatisch tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en de rijomstandigheden.
WARNI NG
Dit is een rijhulpsysteem.De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de verlichting van zijn auto, het gebruik van de voor de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer geëigende verlichting en het naleven van de verkeersregels.
NOTIC E
Het systeem is actief wanneer u sneller rijdt dan 25 km/h.Als de snelheid lager wordt dan 15 km/h, wordt het systeem gedeactiveerd.


Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Als de functie wordt uitgeschakeld, schakelt het verlichtingssysteem over op de stand “automatische verlichting”.De status van het systeem wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
Werking
Als de omgeving voldoende verlicht is en/of als de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht niet toelaat:– Het dimlicht blijft ingeschakeld. Deze controlelampjes branden op het instrumentenpaneel.In een zeer donkere omgeving en als de verkeerssituatie het toelaat:– Het grootlicht wordt automatisch ingeschakeld. Deze controlelampjes branden op het instrumentenpaneel.De functie wordt uitgeschakeld als de mistverlichting wordt ingeschakeld of als het systeem dichte mist signaleert.Als de mistverlichting wordt uitgeschakeld of als de auto de mistbank uit rijdt, wordt de functie
automatisch weer ingeschakeld.Dit controlelampje gaat uit als de functie wordt uitgeschakeld.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de verlichting omschakelen.► Door een “lichtsignaal” te geven wordt de functie uitgeschakeld en schakelt het

Page 74 of 272

74
systeem over op de stand “automatische verlichting”:– als de controlelampjes “AUTO” en “Dimlicht” branden, schakelt het systeem over op het grootlicht,– als de controlelampjes “AUTO” en “Grootlicht” branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.Geef nogmaals een lichtsignaal om het systeem weer in te schakelen.
NOTIC E
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:– bij slecht zicht (sneeuw, zware regenval, enz.),– als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker),– als zich voor de auto sterk reflecterende voorwerpen bevinden.Als het systeem dichte mist signaleert, wordt de functie tijdelijk uitgeschakeld.
Het systeem signaleert geen:– weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,– voertuigen waarvan de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg),– voertuigen die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.
WARNI NG
Reinig de voorruit regelmatig, met name het gebied vóór de camera.Het gedeelte van de voorruit bij de camera kan ook aan de binnenzijde beslaan. Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.Verwijder sneeuw van de motorkap en het dak van de auto om te voorkomen dat de sneeuw het zicht van de camera beperkt.
Hoogteverstelling
koplampen


Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.
0Ongeladen.
1Gedeeltelijke belading.
2Gemiddelde belading.
3Maximaal toegestane belading.
4 5 6Wordt niet gebruikt.
NOTIC E
Stand 0 is de basisinstelling.
Ruitenwisserschakelaar
Programmeren
Uw auto beschikt mogelijk ook over bepaalde functies die kunnen worden ingeschakeld/uitgeschakeld:– automatische ruitenwissers voor,– ruitenwissers achter die worden ingeschakeld bij het inschakelen van de achteruitversnelling.
NOTIC E
Verwijder tijdens winterse omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied rondom de ruitenwisserarmen en -bladen en van de rand van de voorruit alvorens
de ruitenwissers te bedienen.
WARNI NG
Gebruik de ruitenwissers niet op een droge voorruit. Controleer, voordat u bij extreem koud of warm weer de ruitenwissers inschakelt, of de ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de voorruit.

Page 75 of 272

75
Verlichting en zicht
4
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.
Met handbediende ruitenwissers
(interval)


Met automatische ruitenwissers

Ruitenwissers voor
► Beweeg de hendel omhoog of omlaag om de ruitenwissers op de gewenste snelheid te zetten.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige regen)
Wissen met intervallen (afhankelijk van de snelheid van de auto)Uit
ofAutomatisch wissen (beweeg de hendel omlaag en laat hem vervolgens los).Eén wisslag (trek de hendel kort naar u toe).
Ruitensproeiers voor
► Houd de ruitenwisserschakelaar naar u toe getrokken.De ruitensproeiers en ruitenwissers werken zolang u de bedieningshendel naar u toe getrokken houdt.Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen de ruitenwissers nog één keer.
NOTIC E
Bij auto's met automatische airconditioning wordt tijdens het bedienen van de ruitensproeiers voor automatisch de luchttoevoer afgesloten om een onaangename geur in het passagierscompartiment te voorkomen.
NOTIC E
De ruitensproeiers zijn in de uiteinden van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid. Dit zorgt voor een beter zicht en een lager verbruik van ruitensproeiervloeistof.In sommige gevallen, afhankelijk van de samenstelling of kleur van de vloeistof en het omgevingslicht, is de vloeistofnevel nauwelijks zichtbaar.
WARNI NG
Gebruik de ruitensproeier niet wanneer het ruitensproeierreservoir leeg is om schade aan de ruitenwisserbladen te voorkomen.Gebruik de ruitensproeier alleen als er geen risico is dat de vloeistof op de voorruit vastvriest en het zicht wordt belemmerd. Gebruik 's winters altijd ruitensproeiervloeistof die geschikt
is voor lage temperaturen.Vul nooit bij met water.

Page 76 of 272

76
Achterruitenwisser

Selectiering achterruitenwisser:Uit.
Wissen met intervallen (afhankelijk van de snelheid van de auto).Sproeien-wissen (gedurende enige tijd)
Achteruitversnelling
Als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, gaat de achterruitenwisser automatisch werken als de ruitenwissers voor zijn ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
In- of uitschakelen is mogelijk via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
Het systeem is standaard ingeschakeld.
WARNI NG
Schakel de automatische achterruitenwisser uit als zich een behoorlijke hoeveelheid sneeuw of ijs heeft opgehoopt of als er een fietsendrager achter is geplaatst.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of vervangen. De stand kan tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los te zetten van de voorruit.
NOTIC E
Om een goede werking van de ruitenwisserbladen te behouden adviseren wij u:– er voorzichtig mee om te gaan;– ze regelmatig te reinigen met zeepsop;– ze niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden;– ze te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen.
Voordat u een ruitenwisserblad vóór demonteert

► De ruitenwissers worden verticaal geplaatst als binnen een minuut na het uitschakelen van het contact de ruitenwisserschakelaar wordt bediend.► Ga verder met de gewenste werkzaamheden of met het vervangen van de ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad vóór
► Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in de oorspronkelijke stand te zetten.

Page 77 of 272

77
Verlichting en zicht
4
Vervangen van een
ruitenwisserblad
Verwijderen/aanbrengen aan de
voorzijde

► Voer de handelingen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.► Begin met het ruitenwisserblad het verst van u af, houd elke arm vast bij het starre gedeelte en til deze op tot de aanslag.
WARNI NG
Houd de armen niet vast ter hoogte van de sproeiers.Raak de wisserbladen niet aan. U kunt daarbij onherstelbare schade veroorzaken.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het verplaatsen. Kans op beschadiging van de voorruit!
► Reinig de voorruit met behulp van een ruitenreinigingsmiddel.
NOTIC E
Gebruik geen producten van het type “Rain X”.
► Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het
op de ruitenwisserarm.► Herhaal de procedure voor het andere ruitenwisserblad.► Begin met de ruitenwisser het dichtst bij u, houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen aan de
achterzijde
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en til hem op tot de aanslag.► Reinig de achterruit met behulp van een ruitenreinigingsmiddel.► Maak het versleten wisserblad los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.► Houd nogmaals de arm vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de achterruit.
Automatische ruitenwissers
voor

De ruitenwissers voor worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt gesignaleerd (sensor achter de binnenspiegel). De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen.
Inschakelen
Duw de bedieningshendel kortstondig omlaag.De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen.Afhankelijk van de versie verschijnt dit symbool op het scherm of gaat dit controlelampje branden op het instrumentenpaneel en wordt er een melding weergegeven.
Uit
Duw de bedieningshendel nog een keer kort omlaag of zet de bedieningshendel in een andere stand (Int., 1 of 2).Dit controlelampje op het instrumentenpaneel dooft en er wordt een melding weergegeven.

Page 78 of 272

78
NOTIC E
Als het contact gedurende meer dan een minuut UIT is geweest, moeten de automatische ruitenwissers opnieuw worden ingeschakeld door de bedieningshendel omlaag te duwen.
Storing
Als zich een storing voordoet in de automatische werking van de ruitenwissers, werken deze in de intervalstand.Laat het systeem nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Dek de regensensor, die zich aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel (afhankelijk van de uitrusting) bevindt, niet af. De bijbehorende functies worden anders niet meer geregeld.Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.

Page 79 of 272

79
Veiligheid
5
Algemene adviezen met
betrekking tot de veiligheid
WARNI NG
Verwijder niet de labels die op verschillende plaatsen in uw auto zijn aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. De TOYOTA-dealer is in staat u dit te bieden.
WARNI NG
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de
aanwezigheid van bepaalde veiligheidsvoorzieningen verplicht zijn: veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, alcoholtests, een set reservelampen, reservezekeringen, een brandblusser, een verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde van de auto, enz.
WARNI NG
Monteren van elektrische accessoires:– Het monteren van elektrische apparaten of accessoires die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd, kan tot een hoger stroomverbruik leiden en storingen in het elektrische systeem van uw auto veroorzaken. Neem contact op met een TOYOTA-dealer voor informatie over het assortiment goedgekeurde accessoires.– Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnose-aansluiting, die wordt gebruikt voor de elektronische systemen van de auto, uitsluitend voorbehouden aan TOYOTA-dealers of gekwalificeerde werkplaatsen waar de beschikking is over het vereiste speciaalgereedschap (kans op storingen in de elektronische systemen van de auto die kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit advies niet wordt opgevolgd.– Wijzigingen of aanpassingen die niet door TOYOTA zijn voorzien of toegestaan, of die niet
volgens de technische voorschriften van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen van de commerciële garantie.
WARNI NG
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezendersVoordat u een radiocommunicatiezender met externe antenne monteert, moet u bij een TOYOTA-dealer de technische gegevens van compatibele zenders opvragen (frequentie, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften), conform de Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/EG).
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 1)


Oproep naar Urgence met
lokalisering
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.

Page 80 of 272

80
Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale van “Oproep naar Urgence met lokalisering”.*.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.Het lampje blijft branden tot het gesprek is beëindigd.“Oproep naar Urgence met lokalisering” lokaliseert onmiddellijk uw auto en neemt contact met u op in uw landstaal**en roept, indien nodig, de hulp in van de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de service niet operationeel is of wanneer de geolokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder informatie mee te zenden over de locatie van de auto.
WARNI NG
Als een aanrijding is gesignaleerd door de airbagmodule, wordt automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags zijn geactiveerd.
* Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk \
van de technische beperkingen van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van “Oproep naar Urgence met lokalisering” en de door de eigenaar van de auto gekozen officiële landstaal.
De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten-diensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toy\
ota.nl bekijken.
*** Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk\
van de technische beperkingen van het systeem.
**** In gebieden waar “Oproep naar Urgence met lokalisering” operationeel is. De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toyota.nl be\
kijken.
Werking van het systeem
– Bij het AAN zetten van het contact gaat het controlelampje 3 seconden branden: het systeem werkt correct.– Controlelampje blijft rood branden: storing in het systeem.– Controlelampje knippert rood: vervang de noodbatterij.In de laatste twee gevallen werkt de noodoproep- en pechhulpoproepservice mogelijk niet.Neem zo snel mogelijk contact op met een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 2)


Oproep naar Urgence met
lokalisering (PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale.***.“Oproep naar Urgence met lokalisering” lokaliseert onmiddellijk uw auto en brengt u in contact met de bevoegde hulpdiensten.****.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 280 next >