TOYOTA PROACE CITY 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: PROACE CITY, Model: TOYOTA PROACE CITY 2020Pages: 272, PDF Size: 61.2 MB
Page 61 of 272

61
Ergonomie en comfort
3
NOTIC E
Stop & StartDe verwarmings- en airconditioningssystemen werken alleen als de motor draait.Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem uit om een comfortabele temperatuur in het passagierscompartiment te behouden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de Stop & Start.
Verwarming
Handmatig bediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen bij draaiende motor.
1.Temperatuur.
2.Luchtstroom.
3.Luchtverdeling.
4.Recirculatie van lucht in het interieur.
5.Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
► Draai aan knop 2 om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
NOTIC E
Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand minimaal staat (systeem UIT), wordt de temperatuur niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
► Draai knop 1 van “LO” (koel) naar “HI” (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.Voetenruimten.
De luchtverdeling kan gedetailleerder worden afgesteld door meerdere toetsen in te drukken.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten zijn gesloten.Dit systeem maakt het mogelijk om:– in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen,– in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.Om bij ingeschakelde airconditioning sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende enige tijd de recirculatiestand inschakelen door op toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.
NOTIC E
De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst in de stand UIT staat.
WARNI NG
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Page 62 of 272

62
Automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
1.Temperatuur.
2.Luchtstroom.
3.Luchtverdeling.
4.Recirculatie van lucht in het interieur.
5.Airconditioning aan/uit.
6.Automatische comfortmodus.
7.Programma “Zicht”.
8.Functie “Mono”.
Automatische comfortmodus
► Druk meerdere keren op toets “AUTO” (6).De geactiveerde modus wordt zoals hieronder beschreven op het scherm weergegeven:Zorgt voor een zachte, stille werking door de luchtstroom te beperken.Biedt het beste compromis tussen een comfortabele temperatuur en een stille werking.Zorgt voor een dynamische, effectieve
luchtstroom.
NOTIC E
Wanneer de motor koud is, zal de luchtstroom slechts geleidelijk toenemen tot het optimale niveau om te voorkomen dat te veel koude lucht wordt verspreid.Bij koud weer wordt er eerst alleen warme lucht naar de voorruit, de zijruiten en de voetenruimte gevoerd.
Handmatige modus
Als u dat wenst, kunt een andere dan de door het systeem voorgestelde modus kiezen door een instelling te wijzigen. De overige functies worden dan nog steeds automatisch geregeld. Het symbool “AUTO” verdwijnt wanneer u een instelling wijzigt.
Uitschakelen van het systeem
► Druk op toets 2 “-” totdat het ventilatorsymbool is verdwenen.Hierdoor worden alle functies van de automatische
airconditioning met gescheiden regeling uitgeschakeld.De temperatuur wordt niet langer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.► Druk op toets 2 “+” om het systeem weer in te schakelen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk van elkaar naar wens instellen.De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op een temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.► Duw toets 1 omlaag om de waarde te verlagen of omhoog om de waarde te verhogen.
NOTIC E
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een optimaal comfort. Afhankelijk van uw wensen is een instelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.Daarnaast raden we aan om instellingsverschillen tussen links en rechts van meer dan 3 te vermijden.
NOTIC E
Als de temperatuur in de auto bij het instappen aanzienlijk lager of hoger is dan de ingestelde waarde van de comfortmodus, hoeft de weergegeven waarde niet te worden gewijzigd om het vereiste comfortniveau te bereiken. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Page 63 of 272

63
Ergonomie en comfort
3
NOTIC E
Om het passagierscompartiment maximaal te koelen of te verwarmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden.► Duw toets 1 omlaag tot “LO” wordt weergegeven of omhoog tot “HI” wordt weergegeven.
Functie “Mono”
Het comfortniveau aan passagierszijde kan worden aangepast aan het comfortniveau aan bestuurderszijde (monozone).► Druk op de desbetreffende toets 8 om de functie in/uit te schakelen.Als de functie wordt ingeschakeld, gaat het controlelampje in de toets branden.De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een passagier de temperatuurschakelaar gebruikt.
Programma “Zicht”
► Druk op toets “Zicht” (7) om de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk te ontwasemen of te ontdooien. Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.► Druk nogmaals op toets “Zicht” (7) om het
programma te stoppen.
Of► Druk op toets “AUTO” (6) om terug te keren naar het automatische comfortprogramma.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten zijn gesloten.Dit systeem maakt het mogelijk om:– in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen,– in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.Om bij ingeschakelde airconditioning sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende enige tijd de recirculatiestand inschakelen door op toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.
NOTIC E
De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst in de stand UIT staat.
WARNI NG
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
► Druk herhaaldelijk op toets 3 om de luchtstroom te verdelen naar:– de voorruit, de zijruiten en de voetenruimten, – de voetenruimten,– de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de voetenruimten,– de voorruit, de zijruiten, de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de voetenruimten,– de middelste ventilatieroosters en de zijventilatieroosters, – de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien).
Luchtopbrengst
► Druk op de toetsen 2 om de luchtopbrengst te verhogen/verlagen.Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van de ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
Page 64 of 272

64
Recirculatie van lucht in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten.Door de lucht in het interieur te recirculeren blijft het passagierscompartiment vrij van stank en uitlaatgassen van buiten.
NOTIC E
Indien nodig maakt deze functie het ook mogelijk de lucht in het passagierscompartiment sneller te verwarmen of koelen.
► Druk op schakelaar 4 om de lucht in het interieur te recirculeren of om de toevoer van buitenlucht toe te staan.
WARNI NG
Voorkom langdurig gebruik van de recirculatie van de lucht in het interieur, om beslaan van de ruiten of vermindering van de luchtkwaliteit te voorkomen.
Ontwasemen en ontdooien
voorruit
Deze symbolen op het bedieningspaneel geven aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of handmatig
bediende airconditioning
► Zet de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.► Inschakelen van de airconditioning: druk op deze toets, het lampje van de toets gaat branden.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
► Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.► Druk nogmaals op deze toets of op “AUTO” om deze functie uit te schakelen.Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.
NOTIC E
Voorruit- en ruitensproeierverwarmingZie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de ruitenwisserschakelaar en in het bijzonder de voorruit- en ruitensproeierverwarming.
Page 65 of 272

65
Ergonomie en comfort
3
NOTIC E
Bij uitvoeringen met een Stop & Start-systeem is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de voorruitontwaseming in werking is.
Voorruitverwarming
Afhankelijk van het land van verkoop.Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit.
In zone 1 ontdooit de verwarming de voorruit zodat de ruitenwisserbladen sneller loskomen van de voorruit.In zone 2 verbetert de verwarming het zicht door ophoping van sneeuw te voorkomen als de ruitenwissers in werking zijn.
Aan/uit
► Druk bij draaiende motor op deze toets om de functie in of uit te schakelen (bevestigd door een controlelampje).De werkingsduur is afhankelijk van de buitentemperatuur.
Ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en/of
buitenspiegels
Aan/uit
► Druk op deze toets om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien (afhankelijk van de uitvoering van uw auto).► Druk op deze toets om de buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien.
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit, omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.
NOTIC E
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Page 66 of 272

66
Extra verwarming/ventilatie
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het passagierscompartiment voorverwarmt en de ruiten sneller ontdooit.Dit controlelampje brandt als het systeem wordt geprogrammeerd of als het op afstand wordt ingeschakeld via de afstandsbediening.Het knippert zolang de verwarming werkt en gaat uit aan het einde van de verwarmingscyclus of wanneer de verwarming wordt uitgeschakeld met de afstandsbediening.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het passagierscompartiment met buitenlucht om ervoor te zorgen dat in de zomer een aangenamere temperatuur wordt ervaren bij het instappen.
Programmeren
Met Bluetooth®-audiosysteem
► Druk op de toets MENU om het hoofdmenu te openen. ► Selecteer “Voorverw./Voorventil”.► Selecteer “Activering” en voor het programmeren indien nodig “Parameters”.► Selecteer “Verwarm.” om de motor en het passagierscompartiment voor te verwarmen of “Ventilatie” om het passagierscompartiment te ventileren.
► Selecteer:• de eerste klok om het tijdstip te programmeren/op te slaan waarop de voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,• de tweede klok om een tweede tijdstip te programmeren/op te slaan waarop de voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.
N OTIC E
Met behulp van deze twee klokken en afhankelijk van het seizoen kunt u bijvoorbeeld de ene of de andere starttijd selecteren.Een melding op het scherm bevestigt uw keuze.
Met TOYOTA Connect Radio
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.Druk vervolgens op “Programmeerbare verwarming/ventilatie”.► Selecteer het tabblad “Status” om het systeem in/uit te schakelen.► Selecteer het tabblad “Overige instellingen” en kies de modus “Verwarm.” om de motor en het passagierscompartiment voor te verwarmen of “Ventilatie” om het passagierscompartiment te ventileren.► Stel vervolgens het inschakeltijdstip in waarbij voor elke selectie de voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.Druk op deze toets om op te slaan.
Met TOYOTA Connect Nav
► Druk op het menu “Connect-App”.
► Druk op het tabblad “Voertuigapps”.► Druk op “Programmeren temperatuur”.
► Druk op het tabblad “Status” om het systeem in/uit te schakelen.► Druk op het tabblad “Parameters” om de modus “Verwarming” te selecteren om de motor en het passagierscompartiment voor te verwarmen of de modus “Ventilatie” om het passagierscompartiment te ventileren.► Stel vervolgens het inschakeltijdstip voor elke
selectie in en sla dit op.
Page 67 of 272

67
Ergonomie en comfort
3
► Druk op OK om te bevestigen.
NOTIC E
Er moet een periode van ten minste 60 minuten zitten tussen de verschillende programma's.
Afstandsbediening met groot
bereik
(Afhankelijk van de uitvoering.)Hiermee kunt u de verwarming in het passagierscompartiment op afstand in- of uitschakelen.De afstandsbediening heeft een bereik van ongeveer 1 km in het open veld.
Aan
► Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de verwarming onmiddellijk ingeschakeld
(het groene controlelampje gaat ter bevestiging kort branden).
Uit
► Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de verwarming onmiddellijk uitgeschakeld (het rode controlelampje gaat ter bevestiging kort branden).
NOTIC E
Het controlelampje in de afstandsbediening knippert gedurende ongeveer 2 seconden als de auto het signaal niet heeft ontvangen. In dat gevalmoet u vanaf een andere plaats het commando herhalen.
Vervangen van de batterij
Het controlelampje in de afstandsbediening gaat oranje branden als de batterij bijna leeg is.Als het controlelampje niet meer brandt, is de batterij leeg.
► Draai het kapje met een muntstuk los en vervang de batterij.
NOTIC E
De maximale verwarmingsperiode bedraagt ongeveer 45 minuten, afhankelijk van de klimaatomstandigheden.
NOTIC E
De ventilatie wordt alleen ingeschakeld als de
laadtoestand van de accu dat toelaat. De verwarming wordt ingeschakeld als: – de laadtoestand van de accu en het brandstofniveau toereikend zijn,– de motor sinds de vorige verwarmingscyclus een keer is gestart,– de periode tussen twee verwarmingsverzoeken ten minste 60 minuten is.
Page 68 of 272

68
WARNI NG
De programmeerbare verwarming werkt via de brandstoftank van de auto. Controleer vóór het gebruik of er voldoende brandstof in de tank aanwezig is. Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, raden we u ten zeerste af de
verwarming te gebruiken.Schakel de extra verwarming altijd uit voordat u gaat tanken om brand- en explosiegevaar te voorkomen.
WARNI NG
Om het risico van vergiftiging of verstikking te vermijden, mag de programmeerbare verwarming niet worden gebruikt, ook niet voor korte perioden, in afgesloten ruimten zoals een garage of een werkplaats zonder een uitlaatgasafvoersysteem.Parkeer de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier, enz.) - brandgevaar!
WARNI NG
Glazen oppervlakken zoals de achterruit en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm worden.Plaats nooit voorwerpen op deze oppervlakken en raak deze oppervlakken nooit aan - kans op brandwonden!
Gooi de batterijen van de afstandsbediening niet bij het gewone afval. Ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Breng ze naar een speciaal inzamelpunt.
Instapverlichting
Automatisch in-/uitschakelen
De instapverlichting voor gaat branden als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd.
Alle instapverlichting gaat branden als de auto wordt ontgrendeld, als een van de desbetreffende portieren wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De instapverlichting dooft langzaam nadat het contact AAN is gezet en als de auto wordt vergrendeld.
WARNI NG
Zorg ervoor dat objecten niet in contact komen met de instapverlichting.
Type 1
Altijd AAN, contact AAN.
Gaat branden wanneer een van de voor- of achterportieren wordt geopend.
Altijd UIT.
Page 69 of 272

69
Ergonomie en comfort
3
Type 2
Voor: gaat branden wanneer een van de voor- of achterportieren wordt geopend (schuifdeur en afhankelijk van de uitrusting de linker achterdeur of de achterklep).Altijd AAN, contact AAN.
Altijd UIT.
Afzonderlijke leeslampjes
Wanneer de auto hiermee is uitgerust, kunnen ze met behulp van de schakelaar worden in- en uitgeschakeld.Bedien, wanneer het contact AAN staat, de desbetreffende schakelaar.
Page 70 of 272

70
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatisch inschakelen van de verlichting/dagrijverlichtingAlleen positielicht
Dimlicht of grootlicht
NOTIC E
Het branden van het desbetreffende controlelampje geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen. Dit is normaal. De
condens verdwijnt enkele minuten na het inschakelen van de lampen.
Overschakelen van dimlicht
naar grootlicht
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dimlicht naar grootlicht en terug.In de stand “AUTO” of wanneer alleen het positielicht is ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.
Selectiering mistverlichting
Mistachterlicht
Dit werkt als het positielicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te schakelen en naar achteren om het uit te schakelen.Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand “AUTO”), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
Met mistlampen voor en mistachterlicht
Deze verlichting werkt als het dimlicht is ingeschakeld (handmatig of in de stand AUTO).Draai de ring:► één keer naar voren om de mistlampen voor in te schakelen en een tweede keer naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.► één keer naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen en een tweede keer naar achteren om de mistlampen voor uit te schakelen.Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand “AUTO”) of het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het positielicht branden.► Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. Het positielicht wordt dan ook uitgeschakeld.