TOYOTA SUPRA 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 221 of 476

221
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem werkt in
de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
 In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
 Wanneer er ontbrekende, versleten,
slecht zichtbare, samenko-
mende/scheidende of onduidelijke
rijstrookmarkeringen zijn, bijvoor-
beeld in gebieden waar wegwerk-
zaamheden plaatsvinden.
 Als rijstrookmarkeringen bedekt zijn
met sneeuw, ijs, vuil of water.
 In scherpe bochten of op smalle
wegen.
 Als de rijstrookmarkeringen niet wit
zijn.
 Als rijstrookmarkeringen door objec-
ten worden overschaduwd.
 Als de auto te dicht achter een voor-
ligger rijdt.
 Bij langdurige verblinding door
tegenlicht, bijvoorbeeld wanneer de
zon laag aan de hemel staat. 
Als het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vóór de binnenspiegel
vuil of afgedekt is.
 Als de camera oververhit is geraakt
als gevolg van extreem hoge tempe-
raturen en tijdelijk is gedeactiveerd.
 Maximaal 10 s na het starten van de
motor met behulp van de startknop.
 Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
Er wordt mogelijk een voertuigmelding
weergegeven bij beperkte functionali-
teit.
De Blind Spot Monitor signaleert voer-
tuigen in de dode hoek of voertuigen
die van achteren naderen in de aan-
grenzende rijstrook. In deze situaties
wordt een waarschuwing in verschil-
lende gradaties gegeven.
Vanaf een minimumsnelheid bewaken
twee radarsensoren in de achterbum-
per het gebied achter en naast de auto.
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een kans op ongeval-
len en schade.
Houd rekening met de informatie over de
beperkingen van het systeem en grijp
indien nodig actief in.
Functionele beperkingen
Blind Spot Monitor
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 221 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 222 of 476

222
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
De minimumsnelheid is landspecifiek
en wordt weergegeven in het menu
voor de Toyota S
upra Safety-systemen.
Het systeem geeft aan wanneer voer-
tuigen zich in de dode hoek bevinden,
pijl 1, of van achteren in de aangren-
zende rijstrook naderen, pijl 2.
Het lampje in de buitenspiegel gaat
gedimd branden.
Voordat van rijstrook wordt gewisseld
met ingeschakelde richtingaanwijzer,
geeft het systeem in de bovenstaande
situaties een waarschuwing.
Het lampje in de buitenspiegel knippert
en het stuurwiel trilt.
De radarsensoren bevinden zich in de
achterbumper.
Houd de bumpers schoon en het
gedeelte van de radarsensoren onafge-
dekt.
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de
verkeerssituatie in de gaten en grijp in als
de situatie dit vereist.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Radarsensoren
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 222 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 223 of 476

223
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
De Blind Spot Monitor wordt aan het
begin van een rit automatisch weer
ingeschakeld als de functie was inge-
schakeld toen de motor de laatste keer
werd uitgezet.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Als alle Toyota Supra Safety-systemen
waren uitgeschakeld, worden alle sys-
temen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk van
de uitrusting kunnen de Toyota Supra
Safety-systemen afzonderlijk worden
geconfigureerd. De afzonderlijke instel-
lingen worden ingeschakeld en opge-
slagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurders
profiel. Zodra een
instelling wordt gewijzigd in het menu,
worden alle instellingen in het menu
ingeschakeld.
De instelling schakelt tussen het onder-
staande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safe ty-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen wor-
den ingeschakeld voor de subfuncties. “Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkom
stig de afzonder-
lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-syste-
men kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Blind spot monitor”
5 Selecteer de gewenste instelling.
“Off” (uit): er wordt voor deze instelling geen
waarschuwing gegeven.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Druk herhaaldelijk op de toets.
Houd de toets ingedrukt.
ToetsStatus
Controlelampje brandt groen:
alle Toyota Supra Safety-sys-
temen zijn ingeschakeld.
Controlelampje brandt oranje: sommige Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld of op dat moment niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet:
alle Toyota Supra Safety-sys-
temen zijn uitgeschakeld.
Instellen van de waarschuwingstijd
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 223 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 224 of 476

224
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
De instelling wordt opgeslagen voor het
op dat moment gebr
uikte bestuurders-
profiel.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Steering wheel vibration” (stuur-
wieltrillingsfunctie)
4 Selecteer de gewenste instelling.
De instelling wordt geaccepteerd voor
alle Toyota Supr a Safety-systemen en
opgeslagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel.
Het gedimde lampje in de buitenspiegel
geeft aan wanneer voertuigen zich in
de dode hoek bevinden of van achteren
naderen. Als de richtingaanwijzer is ingescha-
keld terwijl een voertu
ig zich in het kri-
tieke gebied bevindt, trilt het stuurwiel
kort en knippert het lampje in de buiten-
spiegel fel.
De waarschuwing wordt beëindigd
wanneer het andere voertuig het kri-
tieke gebied heeft verlaten of de rich-
tingaanwijzer is uitgeschakeld.
Wanneer de auto wordt ontgrendeld,
voert het systeem een zelftest uit door
het lampje te laten knipperen.
Bij snelheden boven ongeveer 250
km/h wordt het systeem tijdelijk uitge-
schakeld.
Bij snelheden onder ongeveer 250
km/h reageert het systeem weer vol-
gens de instelling.
Aanpassen van de sterkte van de
stuurwieltrillingsfunctie
Waarschuwingsfunctie
Lampje in de buitenspiegel
Vroegtijdige waarschuwingDringende waarschuwing
Knipperen van het lampje
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een kans op ongeval-
len en schade.
Houd rekening met de informatie over de
beperkingen van het systeem en grijp
indien nodig actief in.
Maximale snelheidslimiet
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 224 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 225 of 476

225
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem werkt in
de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
 Als de snelheid van het naderende
voertuig aanzienlijk hoger is dan de
snelheid van de eigen auto.
 In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
 In scherpe bochten of op smalle
wegen.
 Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stickers.
 Bij het vervoer van uitstekende
lading.
Het bevestigen van objecten (bijvoor-
beeld stickers of folie) in het gebied van
de radarstraal zal ook de werking van
de radarsensoren schaden en kan zelfs
tot gevolg hebben dat deze falen.
Er wordt een voertuigmelding weerge-
geven bij beperkte functionaliteit.
Afhankelijk van de geselecteerde
instelling voor waarschuwingen, bij-
voorbeeld de waarschuwingstijd, kun-
nen er meer waarschuwingen worden
weergegeven. Hierdoor worden er
mogelijk meer voortijdige waarschuwin-
gen met betrekking tot kritieke situaties
gegeven. Het systeem reageert op voertuigen die
van achteren naderen.
Twee radarsensoren in de achterbum-
per bewaken het gebied achter de auto.
Als een voertuig met de juiste snelheid
van achteren nadert, reageert het sys-
teem als volgt:

De alarmknipperlichten worden inge-
schakeld om het verkeer achter u te
waarschuwen als er kans is op een
aanrijding van achteren.
Functionele beperkingen
Weergave waarschuwingen
Voorkomen van een aanrijding
van achteren
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de verkeerssitu-
atie in de gaten en grijp in als de situatie
dit vereist.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
225 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 226 of 476

226
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
De radarsensoren bevinden zich in de
achterbumper.
Houd de bumpers schoon en het
gedeelte van de radarsensoren onafge-
dekt.
Het systeem wordt aan het begin van
elke rit automatisch ingeschakeld.
In de volgende situaties wordt het sys-
teem uitgeschakeld:

Bij het achteruitrijden. Het systeem werkt in de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal:

Als de snelheid van het naderende
voertuig aanzienlijk hoger is dan de
snelheid van de eigen auto.
 Bij langzaam naderende voertuigen.
 In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
 In scherpe bochten of op smalle
wegen.
 Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stickers.
 Als het zichtveld van de sensoren
wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
garagewanden, hagen of sneeuwho-
pen.
 Bij het vervoer van uitstekende
lading.
De remlichten knipperen om wegge-
bruikers achter uw auto te waarschu-
wen dat u een noodstop uitvoert. Dit
beperkt de kans op een aanrijding van
achteren.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Overzicht
Radarsensoren
In-/uitschakelen
Beperkingen van het systeem
Noodremlichten
Principe
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 226 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 227 of 476

227
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING

Normaal remmen: remlichten bran-
den.
 Sterk afremmen: remlichten knippe-
ren.
Kort voordat de auto tot stilstand komt,
worden de alarmknipperlichten geacti-
veerd.
Uitschakelen van de alarmknipperlich-
ten:
 Accelereren.
 Druk op de knop van de alarmknip-
perlichten.
Het systeem kan de auto in bepaalde
ongevalssituaties au tomatisch tot stil-
stand brengen zonder tussenkomst van
de bestuurder. Het risico van een ver-
dere aanrijding en de gevolgen daarvan
kan daardoor worden verminderd.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
wordt het remsyst eem automatisch
gedeactiveerd. In bepaalde situaties is het mogelijk
nodig om de auto sneller tot stilstand te
brengen.
Hiervoor moet de remdruk die wordt uit-
geoefend bij het intrappen van het rem-
pedaal kortstondig hoger zijn dan de
remdruk die wordt bereikt door de auto-
matische remfunctie. Deze actie onder-
breekt het automatische remproces.
In bepaalde situaties is het mogelijk
nodig om het automatisch remmen te
annuleren, bijvoorbeeld voor een uit-
wijkmanoeuvre.
Automatisch remmen annuleren:

Door het intrappen van het rempe-
daal.
 Door het intrappen van het gaspe-
daal.
Het systeem kan afnemende oplettend-
heid of het begin van vermoeidheid bij
de bestuurder signaleren tijdens lange
eentonige ritten, bijvoorbeeld op snel-
wegen. In deze situaties is het raad-
zaam dat u pauze neemt.
Algemeen
Autonomous Emergency
Braking-systeem
Principe
Bij stilstand
Harder remmen
Automatisch remmen annuleren
Driver Attention Control
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
227 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 228 of 476

228
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Telkens wanneer de Drive
Ready-modus wordt ingeschakeld,
wordt het systeem ingeschakeld.
Na aanvang van de rit past het systeem
zich aan de bestuurder aan zodat een
afname in aandacht of vermoeidheid
kan worden gesignaleerd.
Dit proces houdt rekening met de vol-
gende criteria:

Persoonlijke rijstijl, bijvoorbeeld
stuurgedrag.
 Rijomstandigheden, bijvoorbeeld het
moment van de dag of de duur van
de rit.
Het systeem is vanaf ongeveer 70 km/h
actief en kan ook een aanbeveling voor
het nemen van pauze weergeven.
De Driver Attention Control wordt tel-
kens wanneer de Drive Ready-modus
wordt ingeschakeld automatisch geacti-
veerd en kan zodoende pauzeaanbeve-
lingen weergeven. Pauzeaanbevelingen kunnen ook wor-
den in- en uitgeschakeld en ingesteld
via Toyota Supra Command.
Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Driver Attent ion Control”
4 Selecteer de gewenste instelling:
 “Sensitive” (gevoelig): de pauzeaan-
beveling wordt eerder gegeven.
 “Standard” (standaard): de pauze-
aanbeveling wordt met een
bepaalde waarde weergegeven.
 “Off” (uit): er wordt geen pauzeaan-
beveling weergegeven.
Als de aandacht van de bestuurder
afneemt of hij/zij moe wordt, wordt er
een melding weergegeven op het regel-
display met de aanbeveling om pauze
te nemen.
De volgende instellingen kunnen tij-
dens de weergave worden geselec-
teerd:
 “Do not ask again” (niet nogmaals
vragen)
 “Places to stop” (plaatsen om te
stoppen)
 “Remind me later” (help me herinne-
ren)
De pauzeaanbeveling wordt na 20 minuten
herhaald.
Na een pauze kan een andere pauze-
aanbeveling pas op zijn vroegst na
ongeveer 45 minuten worden weerge-
geven.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om uw
fysieke conditie correct te beoordelen.
Toenemende onoplettendheid of ver-
moeidheid worden mogelijk niet of niet tij-
dig gesignaleerd. Er bestaat een kans op
ongevallen. Zorg ervoor dat u als bestuur-
der uitgerust en alert
bent. Pas uw rijstijl
aan de omstandigheden op de weg aan.
Functie
Aanbeveling voor het nemen van
pauze
Instellen
Display
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 228 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 229 of 476

229
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem heeft mogelijk een
beperkte functionaliteit in situaties
zoals onderstaande en er wordt moge-
lijk een onjuiste waarschuwing of hele-
maal geen waarschuwing
weergegeven:

Als de tijd verkeerd is ingesteld.
 Wanneer de snelheid overwegend
lager is dan ongeveer 70 km/h.
 Bij een sportieve rijstijl, bijvoorbeeld
bij het snel accelereren of het snel
nemen van bochten.
 Bij actieve rijsituaties, bijvoorbeeld
bij het regelmatig van rijstrook wis-
selen.
 Bij een slechte toestand van de weg.
 Bij een sterke zijwind.
Het systeem wordt ongeveer 45 minu-
ten na tot stilstand brengen van de auto
gereset, bijvoorbeeld tijdens een pauze
tijdens een lange snelwegrit. Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de
desbetreffende
wet- en regelgeving.
Het ABS voorkomt het blokkeren van
de wielen tijdens het remmen.
Dit zorgt ervoor dat de auto ook bij
krachtig remmen bestuurbaar blijft, wat
de actieve veiligheid ten goede komt.
Het ABS is operationeel zodra de motor
is gestart.
Situaties waarin het ABS niet optimaal
kan werken:
 Bij het aansnijden van een bocht met
een extreem hoge snelheid
Beperkingen van het systeem
Rijstabiliteitsregel-
systemen
Uitrusting
Antiblokkeersysteem (ABS)
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
229 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page 230 of 476

230
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
In dit geval kan ook een eventuele ingreep
van het ABS een potentieel gevaarlijke situ-
atie niet voorkomen. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor het inschatten van de
wegsituatie en het rijden met een veilige
snelheid.
Als het rempedaal snel wordt ingetrapt,
zorgt dit systeem autom atisch voor een
maximale remkracht. Op die wijze
wordt de remweg bij krachtig remmen
zo kort mogelijk gehouden. Bovendien
worden hiermee de voordelen van het
antiblokkeersysteem (ABS) optimaal
benut.
Tijdens krachtig remmen moet het rem-
pedaal stevig ingetrapt worden gehou-
den.
In samenwerking met de Dynamic
Radar Cruise Control zorgt dit systeem
ervoor dat het remsysteem bij een
noodstop nog sneller op het intrappen
van het rempedaal reageert.
Dit systeem vereenvoudigt het wegrij-
den op een helling omhoog. 1
Houd de auto op zijn plaats door het
rempedaal ingetrapt te houden.
2 Laat het rempedaal los en geef
meteen gas om weg te rijden.
De auto wordt gedurende ongeveer 2
seconden op zijn plaats gehouden
nadat het rempedaal is losgelaten.
Afhankelijk van de belading kan de
auto eerst een stukje achteruitrollen.
Dit systeem vermindert het motorver-
mogen en regelt de remkracht op elk
wiel afzonderlijk om de auto, binnen de
natuurkundige grenzen, veilig op de
juiste koers te houden.
De VSC signaleert tijdens het rijden bij-
voorbeeld de volgende stabiliteitspro-
blemen:
 Tractieverlies van de achterwielen,
wat kan leiden tot overstuur.
 Gripverlies van de voorwielen, wat
kan leiden tot onderstuur.
Brake Assist
Adaptive Brake Assist
Hill Start Assist Control
Principe
Wegrijden
Vehicle Stability Control (VSC)
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 230 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 480 next >