YAMAHA AEROX50 2009 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 68

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kledingmorst, trek dan andere kleding aan.
DAU41272
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
De Yamaha-motor is ontworpen voor het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
pomp-octaangetal [(R+M)/2] van 91 of ho-
ger, of een research-octaangetal van 95 of
hoger. Als de motor gaat detoneren (pinge-
len), gebruik dan benzine van een ander
merk. Door loodvrije benzine te gebruiken
gaan bougies langer mee en blijven de on-
derhoudskosten beperkt.Gasohol (voor Canada)
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10%. Gasohol met methanol wordt niet aan-
geraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brand-
stofsysteem of problemen kan opleveren
met de voertuigprestaties.
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.

Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.

Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.

Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden totoververhitting. Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend loodvrije superbenzine
Inhoud brandstoftank:
7.0 L (1.85 US gal, 1.54 Imp.gal)
U3C6D1D0.book Page 7 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 22 of 68

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAUM2500
2-takt injectiesmering Controleer of er voldoende 2-takt injectie-
smering aanwezig is in het oliereservoir.
Voeg, indien nodig, als volgt de aanbevolen
2-takt injectiesmering toe.
1. Open het opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-10.)
2. Verwijder de dop van het oliereservoir
door deze los te trekken.
3. Vul het oliereservoir met de aanbevo-
len 2-takt injectiesmering en bevestig
de dop door hem in de vulopening te
drukken.
OPMERKIN
G
Controleer of de dop van het reservoir voor
2-takt injectiesmering correct is geplaatst al-vorens met de machine te gaan rijden.
1. Opbergcompartiment B
2. Olietankdop
1
2
ZAUM0263
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)ZAUM0204
U3C6D1D0.book Page 8 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 23 of 68

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DAUS1050
Kickstarter Trap om de motor te starten het kickstartpe-
daal licht omlaag totdat de tandwielen aan-
grijpen en trap het pedaal dan soepel maar
krachtig omlaag.
DAU14160
Rijderzadel Openen van het rijderzadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai hem dan linksom.OPMERKINGDruk de sleutel niet in terwijl u deze draait.
3. Klap het rijderzadel omhoog.
Sluiten van het rijderzadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achterge-
laten.
OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeldalvorens te gaan rijden.
1. Kickstarter
1
ZAUM0146
1. Zadel
1
ZAUM0264
U3C6D1D0.book Page 9 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 24 of 68

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
DAUM2530
Opbergcompartimenten Deze machine is voorzien van twee opberg-
compartimenten.
Opbergcompartiment A
Opbergcompartiment A bevindt zich onder
het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-9.)
WAARSCHUWING
DWA10961

Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) voor het op-
bergcompartiment niet.

Overschrijd het maximumgewicht
van 180 kg (397 lb) voor het voertuigniet.
LET OP
DCA10080
Let op het volgende bij het gebruik van
het opbergcompartiment.
Het opbergcompartiment wordt
snel warmer als het is blootgesteld
aan direct zonlicht, bewaar hierin
dus geen goederen die slecht tegen
warmte kunnen.

Wikkel natte voorwerpen in een
plastic zak, om zo vochtig worden
van het opbergcompartiment te
voorkomen.

Het opbergcompartiment kan nat
worden als de scooter wordt ge-
wassen, omwikkel te bewaren voor-
werpen dus in een plastic zak.

Bewaar geen waardevolle of breek-
bare voorwerpen in het opbergcom-partiment.
Om een helm op te bergen in het opberg-
compartiment, moet de helm omgekeerd
geplaatst worden en met de voorkant naar
voren toe.
OPMERKING
Sommige helmen kunnen vanwege
hun grootte of vorm niet worden weg-
geborgen in het opbergcompartiment.

Laat uw scooter niet onbeheerd achtermet het zadel open.
Opbergcompartiment B
Opbergcompartiment B bevindt zich vóór
het bestuurderszadel.
Om het opbergcompartiment te openen
1. Steek de sleutel in het slot en draai
rechtsom.
2. Klap het deksel van het opbergcom-
partiment omhoog.
Om het opbergcompartiment te sluiten1. Klap het deksel van het opbergcom-
partiment omlaag.
2. Draai de sleutel linksom en neem deze
dan uit.
1. Opbergcompartiment A
1
ZAUM0265
1. Slot opbergcompartiment
2. Openen.
1 2ZAUM0266
U3C6D1D0.book Page 10 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 25 of 68

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU14832
Schokdemperunit afstellen (in-
dien aanwezig)Deze schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring in de richting (a). Draai om de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelring in de richting
(b).Zet de gewenste inkeping in de stelring te-
genover de positie-indicator op de schok-
demper.
WAARSCHUWING
DWA10221
Deze schokdemperunit is gevuld met
stikstofgas onder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie zorgvuldig
door alvorens werkzaamheden uit te
voeren aan de schokdemperunit.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.

Stel de schokdemperunit niet bloot
aan open vuur of een andere hitte-
bron. Hierdoor kan de gasdruk zo
hoog oplopen dat de unit explo-
deert.

Voorkom vervorming of beschadi-
ging van de cilinder. Schade aan de
cilinder zal resulteren in slechte
dempingsprestaties.

Werp een beschadigde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-dealer.
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
(b) (a)1
2ZAUM0294
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
(b)
Standaard:
in het midden
Maximum (hard):
(a)
U3C6D1D0.book Page 11 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 26 of 68

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15596
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures
voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11151
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
BrandstofControleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-6
2-takt injectiesmeringControleer het olieniveau in het oliereservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.3-8
VersnellingsbakolieControleer de machine op olielekkage. 6-8
KoelvloeistofControleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het koelsysteem op lekkage.6-9
VoorremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-14, 6-14, 6-15
U3C6D1D0.book Page 1 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 27 of 68

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
AchterremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-14, 6-14, 6-15
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-11, 6-16
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-12, 6-13
RemhendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-17
MiddenbokControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-17
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaarsControleer de werking.
Corrigeer indien nodig.—
AccuControleer het voeistofniveau.
Vul indien nodig bij met gedistilleerd water.6-19 ITEM CONTROLES PAGINA
U3C6D1D0.book Page 2 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 28 of 68

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU16562
Starten van een koude motor LET OP
DCA10250
Zie pagina 5-3 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-ne in gebruik wordt genomen.
1. Draai de sleutel naar“” en vervol-
gens naar“” zodra het waarschu-
wingslampje olieniveau gaat branden.LET OP
DCA10240
Als het waarschuwingslampje voor olie-
niveau niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit tetesten.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken of het kickstarterpedaal om-
laag te trappen terwijl tegelijkertijd devoor- of achterrem is bekrachtigd. LET
OP: Trek voor een maximale levens-
duur van de motor nooit hard op als
de motor koud is!
[DCA11041]
Als de motor na indrukken van de
startknop niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar secon-
den en probeer het dan opnieuw. Iede-
re startpoging moet zo kort mogelijk
duren om de accu te sparen. Laat de
startmotor nooit langer dan 5 secon-
den achtereen draaien. Probeer de
kickstarter als de motor niet via de
startmotor wil aanslaan.
PUSHOPEN
ZAUM0253
ZAUM0367
U3C6D1D0.book Page 1 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 29 of 68

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
DAU16761
Wegrijden OPMERKINGLaat de motor warmdraaien voordat u weg-rijdt.
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om lang-
zamer te gaan rijden.
DAU16793
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10300

Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.

Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.

Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen somslastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
ZAUM0267
(b)
(a)
ZAUM0199
U3C6D1D0.book Page 2 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 30 of 68

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16820
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruik Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.

Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.

Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16830
Inrijperiode De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
gedurende de eerste 1000 km (600 mi) niet
te zwaar worden belast. De verschillende
onderdelen van de motor slijten op elkaar in
totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn be-
reikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdu-
rig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAUM2091
0–150 km (0–90 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 1/3
opengedraaid. Varieer de rijsnelheid van de
scooter zo nu en dan. Verander de stand
van de gasgreep regelmatig.
150–500 km (90–300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 1/2
opengedraaid.
500–1000 km (300–600 mi)
Houd geen kruissnelheid aan waarbij de
gasgreep voorbij driekwart is opengedraaid.
ZAUM0269
U3C6D1D0.book Page 3 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 70 next >