YAMAHA AEROX50 2009 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
WAARSCHUWING
DWA10760

Elektrolyt is giftig en gevaarlijk om-
dat het zwavelzuur bevat, een stof
die ernstige brandwonden veroor-
zaakt. Vermijd contact met de huid,
ogen of kleding en bescherm uw
ogen altijd bij werkzaamheden nabij
accu’s. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is geweest met elektrolyt.
UITWENDIG: Spoel overvloedig
met water.
INWENDIG: Drink grote hoeveel-
heden water of melk en roep di-
rect de hulp in van een arts.
OGEN: Spoel gedurende 15 mi-
nuten met water en roep direct
medische hulp in.

Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.

HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-TEN BEREIK VAN KINDEREN.
5. Controleer de aansluitingen van de ac-
cukabels, zet ze indien nodig vast en
corrigeer de ligging van de ontluch-
tingsslang.Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als de scooter lan-
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad volledig bij en zet dan weg
op een koele en droge plek. LET OP:
Draai voordat u de accu verwijdert
de sleutel naar“” en haal dan
eerst de negatieve kabel en daarna
de positieve kabel los.
[DCA16302]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt opgeborgen, moet het soortelijk
gewicht van de elektrolyt minstens
eens per maand worden gecontro-
leerd; laad de accu dan indien nodig
steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de ac-
cupolen en kijk of de ontluchtingsslang
de juiste ligging heeft, in goede condi-
tie verkeert en niet verstopt of afge-
kneld is. LET OP: Als het
ontluchtingsslangetje zo wordt ge-
plaatst dat het frame wordt blootge-
steld aan elektrolyt of gas uit de
accu, kan externe en structurele
schade aan het frame ontstaan.
[DCA10601]DAU23503
Zekering vervangen De hoofdzekeringhouder bevindt zich ach-
ter paneel A. (Zie pagina 6-6.)
Vervang de zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar“” en
schakel alle elektrische circuits uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampera-
ge dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorkomen.
[DWA15131]
1. Zekering
Voorgeschreven zekering:
7.5 A
1
ZAUM0282
U3C6D1D0.book Page 20 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 52 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
3. Draai de contactsleutel naar“” en
schakel de elektrische circuits in om te
zien of de apparatuur werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
DAUM2111
Koplampgloeilamp vervangen Vervang de koplampgloeilamp als volgt als
deze is doorgebrand.LET OP
DCA10670
Het is aan te bevelen dit werk uit te latenvoeren door een Yamaha dealer.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6.)
2. Maak de koplampstekker los.
3. Verwijder de gloeilamphouder door
deze linksom te draaien en haal dan
de doorgebrande gloeilamp los.
4. Breng een nieuwe koplampgloeilamp
aan en zet deze dan vast met de gloei-
lamphouder.
5. Sluit de stekker aan.
6. Breng het stroomlijnpaneel aan.7. Vraag indien nodig een Yamaha
dealer de koplamplichtbundel af te
stellen.1. Gloeilamphouder
1
ZAUM0283
U3C6D1D0.book Page 21 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 53 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
DAU24133
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen 1. Verwijder de lamplens van het rem-
licht/achterlicht door de schroeven los
te draaien.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
3. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting, druk deze in en draai rechtsom tot
hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroe-
ven aan te brengen. LET OP: Draai
de schroeven niet te vast, hierdoor
kan de lens breken.
[DCA10681]DAU24204
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen 1. Verwijder de lamplens van de richtin-
gaanwijzer door de schroeven te ver-
wijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.3. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting, druk deze in en draai rechtsom tot
hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef
aan te brengen. LET OP: Draai de
schroef niet te vast, hierdoor kan de
lens breken.
[DCA11191]
ZAUM0284
ZAUM0285ZAUM0286
U3C6D1D0.book Page 22 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 54 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
DAU25881
Problemen oplossen Yamaha scooters ondergaan een grondige
inspectie voordat ze vanaf de fabriek op
transport gaan, maar tijdens gebruik kun-
nen toch storingen optreden. Problemen in
de brandstof-, compressie- of ontstekings-
systemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak
zijn van slecht starten of een afname in mo-
torvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weerge-
geven om deze vitale systemen zelf te kun-
nen controleren. Ga met uw scooter echter
wel naar een Yamaha dealer als reparaties
nodig zijn, hier zijn vakkundige monteurs
aanwezig die beschikken over het benodig-
de gereedschap en de ervaring en vakken-
nis om het nodige onderhoud aan de
scooter correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele onder-
delen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van minde-
re kwaliteit en hebben een kortere levens-
duur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
WAARSCHUWING
DWA15141
Rook niet tijdens het controleren van het
brandstofsysteem en let erop dat er
geen open vuur of vonken in de omge-
ving zijn, inclusief waakvlammen van
geisers of ovens. Benzine en benzine-
dampen kunnen vlam vatten of explode-
ren, met ernstig letsel of schade aaneigendommen tot gevolg.
U3C6D1D0.book Page 23 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 55 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
DAU37621
Storingzoekschema’s Startproblemen of slechte werking van de motor
U3C6D1D0.book Page 24 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 56 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-25
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10400

Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.

Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de ra-
diatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk dedop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U3C6D1D0.book Page 25 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 57 of 68

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-1
7
DAU26093
Verzorging De open constructie van een scooter maakt
de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de
machine is hierdoor ook meer kwetsbaar.
Er kan roestvorming en corrosie optreden,
ook al zijn hoogwaardige componenten ge-
bruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een
auto niet zo op, bij een scooter is dit echter
nadelig voor de algehele aanblik. Regelma-
tige en correcte verzorging is niet alleen
vereist volgens de garantiebepalingen,
maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de
scooter, verlengt de levensduur en verbe-
tert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopening af met
een plastic zak nadat de motor is afge-
koeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek-
pluggen en alle elektrische stekkers en
aansluitingen, inclusief de bougiedop-
pen, stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zo-
als verbrande olie op het carter, met
een ontvetter en een borstel, maar ge-
bruik dergelijke producten nooit op af-
dichtingen, pakkingen en wielassen.
Spoel vuil en ontvetter altijd af met wa-
ter.Reinigen
LET OP
DCA10782

Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelij-
ke producten toch worden gebruikt
om hardnekkig vuil los te maken,
laat het reinigingsmiddel dan niet
langer inwerken dan is vermeld in
de gebruiksinstructies. Spoel ver-
volgens grondig na met water, laat
direct drogen en breng daarna een
corrosiewerende spray aan.

Bij verkeerd reinigen kunnen kunst-
stof delen (zoals stroomlijnpanelen,
framepanelen, kuipruiten, koplamp-
lenzen, lenzen van de instrumen-
tenverlichting enz.) en de
uitlaatdempers beschadigd raken.
Gebruik alleen een zachte, schone
doek of een spons met water om
kunststof delen te reinigen. Als de
kunststof delen met water niet af-
doende kunnen worden gereinigd,
kan een mild reinigingsmiddel met
water worden gebruikt. Spoel reini-
gingsmiddelresten zorgvuldig af
met grote hoeveelheden water, aan-
gezien ze de kunststof delen kun-
nen beschadigen.

Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.

Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.

Bij scooters met een kuipruit: Ge-
bruik geen bijtende reinigingsmid-
delen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat geen
U3C6D1D0.book Page 1 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 58 of 68

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
7
sporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik opkunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, een mild rei-
nigingsmiddel en een zachte, schone spons
en spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of flessenborstel
voor moeilijk bereikbare plekken. Hardnek-
kig vastzittend vuil en insectenresten laten
gemakkelijker los als de bewuste plek alvo-
rens te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZilte zeelucht en wegenzout waarmee we-
gen in de winter worden bestrooid hebben
in combinatie met water een zeer corrosie-
ve werking; handel daarom als volgt na een
rit in een regenbui, nabij de kust of op bepe-
kelde wegen.OPMERKINGIn de winter gestrooid wegenzout kan nogtot in de lente aanwezig blijven.1. Reinig de scooter met koud water en
zachte zeep nadat de motor is afge-
koeld. LET OP: Gebruik geen warm
water, dit versnelt de corrosieve
werking van het zout.
[DCA10791]
2. Breng met een spuitbus een corrosie-
werend middel aan op alle metalen de-
len, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo cor-
rosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemleren
lap of een vochtabsorberende doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.5. Werk kleine lakbeschadigingen door
steenslag e.d. bij.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen alvo-
rens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10941
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit. Reinig de
remschijven en remvoeringen in-
dien nodig met een normale rem-
schijfreiniger of aceton en spoel de
banden schoon met lauw water en
een mild reinigingsmiddel.

Test voor u de scooter in gebruik
neemt eerst de remwerking en hetweggedrag in bochten.
LET OP
DCA10800

Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.

Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
U3C6D1D0.book Page 2 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 59 of 68

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
7

Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lakaan.
OPMERKING
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.

Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van hetvocht.
DAU26301
Stalling Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en dro-
ge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.LET OP
DCA10820

Als de scooter wordt gestald in een
slecht geventileerde ruimte of in
vochtige toestand wordt afgedekt
met een dekzeil, zal water en vocht
kunnen binnendringen en roestvor-
ming veroorzaken.

Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-liën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerdere
maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.2. Leeg de vlotterkamer in de carbura-
teur door de aftapplug los te draaien; u
voorkomt zo dat neerslag uit de brand-
stof achterblijft. Giet de afgetapte
brandstof terug in de brandstoftank.
3. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en ach-
teruitgang van de brandstof te voorko-
men.
4. Voer de volgende stappen uit om de
cilinder, de zuigerveren etc. te be-
schermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedop en de bou-
gie.
b. Giet een theelepel motorolie in het
bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie zoda-
nig op de cilinderkop dat de elek-
troden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilin-
derwand wordt zo geolied.)
WAARSCHUWING! Verbind de
bougie-elektrodes met de mas-
sa bij het ronddraaien van de
U3C6D1D0.book Page 3 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page 60 of 68

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-4
7
motor om schade of letsel door
vonkvorming te voorkomen.[DWA10951]
e. Haal de bougiedop los van de bou-
gie en breng dan de bougie en de
bougiedop weer aan.
5. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/mid-
denbok.
6. Controleer de bandspanning en corri-
geer deze indien nodig en breng dan
de scooter omhoog zodat beide wielen
los van de grond zijn. Een andere mo-
gelijkheid is de wielen elke maand iets
te draaien, zodat de banden niet op
één gedeelte sterker achteruitgaan.
7. Dek de uitlaatdemper af met een plas-
tic zak om te voorkomen dat vocht kan
binnendringen.
8. Verwijder de accu en laad deze volle-
dig bij. Berg de accu op een koele en
droge plek op en laad deze eens per
maand bij. Berg de accu niet op een
overmatig koude of warme plek op
[onder 0 °C (30 °F) of boven 30 °C (90
°F)]. Zie pagina 6-19 voor meer infor-
matie over het opbergen van de accu.
OPMERKINGVerricht eventueel noodzakelijke reparatiesalvorens de scooter te stallen.
U3C6D1D0.book Page 4 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 next >