YAMAHA FJR1300A 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 41 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-26
3
OPMERKING●
Het ABS-systeem voert een zelfdia-
gnosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.

Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sys-
teem actief is. Er is echter speciaal ge-
reedschap vereist, dus neem voor het
uitvoeren van deze test contact op met
uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16830
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken met een
onjuiste werking van het ABS-systeem
en gekoppelde remsysteem tot gevolg.
DAU54270
Tractieregeling De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde op-
pervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te reguleren totdat
de grip is hersteld. Het controlelampje
“TCS” knippert om de bestuurder te laten
weten dat de tractieregeling is ingescha-
keld.OPMERKINGEr zijn mogelijk ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneembaar
wanneer de tractieregeling wordt ingescha-
keld.
WAARSCHUWING
DWA15431
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
U1MCD0D0.book Page 26 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 42 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-27
3
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
wordt de tractieregeling automatisch inge-
schakeld.
De tractieregeling kan alleen handmatig
worden in- of uitgeschakeld wanneer de
sleutel in de stand “ON” staat en de machi-
ne is gestopt.OPMERKINGAls de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.LET OP
DCA16800
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 6-20.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
De tractieregeling in-/uitschakelen
WAARSCHUWING
DWA15440
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen aanbrengt in de instellingen
van de tractieregeling. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.Als u de tractieregeling wilt uitschakelen,
drukt u gedurende ten minste 2 seconden
op de toets “TCS” op de multifunctionele
meter. Het controlelampje “TCS” gaat aan.
Als u de tractieregeling wilt inschakelen,
drukt u opnieuw op de toets “TCS”. Het con-
trolelampje “TCS” gaat uit.Terugstellen
De tractieregeling wordt uitgeschakeld in de
volgende omstandigheden:

Het achterwiel wordt rondgedraaid
met de machine op de middenbok en
de sleutel in de stand “ON”.

Het voor- of achterwiel komt van de
grond tijdens het rijden.

Overmatig doorslaan van het achter-
wiel.
Als de tractieregeling is uitgeschakeld,
brandt zowel het controlelampje “TCS” als
het waarschuwingslampje motorstoring.
De tractieregeling terugstellen
Draai de sleutel naar “OFF”. Wacht ten min-
ste 1 seconde en draai de sleutel dan terug
naar “ON”. Het controlelampje “TCS” moet
nu uitgaan en het systeem wordt ingescha-
keld. Het waarschuwingslampje motorsto-
ring dient uit te gaan nadat een rijsnelheid
van minstens 20 km/h (12 mi/h) is bereikt.
Als het controlelampje “TCS” en/of het
waarschuwingslampje motorstoring na het
terugstellen blijven branden, kan nog
steeds met de motorfiets worden gereden;
laat de motorfiets echter zo snel mogelijk
nakijken door uw Yamaha dealer.
1. Toets “TCS”
2. Controlelampje tractieregeling “TCS”
1
2
U1MCD0D0.book Page 27 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 43 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-28
3
DAU13074
Tankdop Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop1. Druk de tankdop in positie met de sleu- tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-
kage ontstaat brandgevaar.
DAU13221
Brandstof Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af enzorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1
U1MCD0D0.book Page 28 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 44 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-29
3
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU13322
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAUB1300
Tankbeluchtingsslang/overloop-
slang Alvorens de motorfiets te gebruiken:●
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang.

Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.

Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang niet
verstopt is en reinig indien nodig.

Zorg dat het uiteinde van de tankbe-
luchtingsslang/overloopslang binnen
de klem geplaatst is.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzi-
ne
Inhoud brandstoftank:
25.0 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
Brandstofreserve: 5.5 L (1.45 US gal, 1.21 Imp.gal)
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Klem
2
1
U1MCD0D0.book Page 29 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 45 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-30
3
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:●
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.

Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.

Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.

Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU39495
Zadels Duozadel
Verwijderen van het duozadel1. Steek de sleutel in het zadelslot endraai linksom.
2. Trek de voorzijde van het duozadel omhoog en trek het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel1. Steek de uitsteeksels aan de achterzij- de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld, en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om het
duozadel te vergrendelen.1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1
2
U1MCD0D0.book Page 30 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 46 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-31
3
2. Neem de sleutel uit.
Bestuurderszadel
Verwijderen van het bestuurderszadel1. Verwijder het duozadel.
2. Druk de hendel van het bestuurders- zadel onder de achterzijde van het be-
stuurderszadel naar links zoals
getoond en verwijder dan het zadel. Aanbrengen van het bestuurderszadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in de zadel-
bevestiging zoals getoond, en druk
dan de achterzijde van het zadel om-
laag om te vergrendelen. 2. Installeer het duozadel.
OPMERKING●
Controleer of de zadels stevig zijn ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.

De hoogte van het bestuurderszadel
kan worden versteld om de rijpositie
aan te passen. (Zie het gedeelte hier-
na.)
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Vergrendelingshendel bestuurderszadel
2. Bestuurderszadel
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
U1MCD0D0.book Page 31 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 47 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-32
3
DAU39632
De hoogte van het bestuurders-
zadel verstellen Het bestuurderszadel kan in twee verschil-
lende standen worden gezet, al naar gelang
de voorkeur van de bestuurder.
Bij aflevering staat het bestuurderszadel in
de lage stand.
Het bestuurderszadel in de hoge stand
zetten1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-30.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel-
hoogte door deze omhoog te trekken. 3. Beweeg de afdekking van de houder
van het bestuurderszadel naar de lage
stand zoals getoond.
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog- te zo dat het merkteken “H” is uitgelijnd
met het referentiemerkteken. 5. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in zadelbe-
vestiging B zoals getoond.1. Lage stand
2. Hoge stand
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
1. Afdekpaneel zadelbevestiging
1
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “H”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging B (voor hoge stand)
3. Afdekpaneel zadelbevestiging
U1MCD0D0.book Page 32 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 48 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-33
3
6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijdevan het bestuurderszadel uit met sleuf
“H” en druk dan zoals getoond de ach-
terzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
Het bestuurderszadel in de lage stand
zetten 1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-30.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel- hoogte door deze omhoog te trekken.
3. Beweeg de afdekking van de houder van het bestuurderszadel naar de
hoge stand.
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog- te zo dat het merkteken “L” is uitgelijnd
met het referentiemerkteken. 5. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in zadelbe-
vestiging A zoals getoond. 6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijde
van het bestuurderszadel uit met sleuf
“L” en druk dan zoals getoond de ach-
terzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
OPMERKINGControleer of de zadels stevig zijn vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1. Sleuf “H”
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “L”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Afdekpaneel zadelbevestiging
3. Zadelbevestiging A (voor lage stand)
1
2
3
1. Sleuf “L”
U1MCD0D0.book Page 33 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 49 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-34
3
DAU39473
Opbergcompartimenten Deze machine is voorzien van twee opberg-
compartimenten.
Opbergcompartiment A
Opbergcompartiment A bevindt zich onder
het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-30.)
Als de Gebruikershandleiding of andere do-
cumentatie in dit opbergcompartiment
wordt opgeborgen, doe ze dan in een plas-
tic zak om nat worden te voorkomen. Zorg
bij het wassen van de motorfiets dat geen
water het opbergcompartiment kan binnen-
dringen.Opbergcompartiment B
Opbergcompartiment B bevindt zich onder
het duozadel. (Zie pagina 3-30.)
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor het
opbergen van een optioneel Yamaha
CYCLELOK-slot. (Andere typen sloten pas-
sen mogelijk niet.) Bij het opbergen van een
CYCLELOK-slot in het opbergcomparti-
ment moet dit stevig met de riemen worden
bevestigd. Als het CYCLELOK-slot niet in
het opbergcompartiment is opgeborgen,
maak dan de riemen vast om het niet te ver-
liezen.
WAARSCHUWING
DWA14420

Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 1 kg (2 lb) voor opberg-
compartiment A niet.

Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) voor opberg-
compartiment B niet.

Overschrijd het maximumgewicht
van 215 kg (474 lb) voor het voertuig
niet.
1. Opbergcompartiment A
1
1. Opbergcompartiment B
2. Yamaha CYCLELOK-slot (optie)
2
1
U1MCD0D0.book Page 34 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page 50 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-35
3
DAU39480
Accessoirebox De accessoirebox bevindt zich naast het in-
strumentenpaneel.
Om de accessoirebox te openen1. Steek de sleutel in het contactslot en draai deze naar “ON”.
2. Druk op de knop van de accessoire-
box en open dan het deksel.
3. Draai de sleutel naar “OFF” om de accu te sparen.
Om de accessoirebox te sluiten 1. Klap het deksel van de accessoirebox
omlaag.
2. Neem de sleutel uit.
LET OP
DCA11800
Plaats geen hittegevoelige voorwerpen
in de accessoirebox. De accessoirebox
kan zeer heet worden, vooral wanneer
de motor draait of warm is.
WAARSCHUWING
DWA11421

Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 0.3 kg (0.66 lb) voor de ac-
cessoirebox niet.

Overschrijd het maximumgewicht
van 215 kg (474 lb) voor het voertuig
niet.
DAU39611
Aanpassen van de koplamp-
hoogte De koplamp is voorzien van afstelknoppen
voor het hoger of lager richten van de licht-
bundels. Het aanpassen van de koplamp-
hoogte kan nodig zijn om het zicht te
verbeteren en om te voorkomen dat tegen-
liggers worden verblind wanneer het voer-
tuig zwaarder of minder zwaar beladen is
dan gebruikelijk. Houd u bij het afstellen van
de koplampen aan de plaatselijke wet- en
regelgeving.
Draai de knoppen in richting (a) om de kop-
lampen hoger te zetten. Draai de knoppen
in richting (b) om de koplampen lager te zet-
ten.
1. Deksel accessoirebox
2. Accessoirebox
3. Knop accessoirebox
1
2
3
1. Knop koplamphoogteverstelling
1
1
(b)
(a)
(b)
(a)
U1MCD0D0.book Page 35 Tuesday, July 17, 2012 3:37 PM

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 120 next >