YAMAHA MAJESTY 400 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING
DWA11310
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg dat er geen olie op de ban-
den of wielen terechtkomt.
7. Controleer de versnellingsbak op
olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet
de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU34191
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
1. Zet de machine op een vlakke on-
dergrond en houd deze rechtop.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet wor-
den gecontroleerd terwijl de motor
koud is, temperatuurverschillen
zijn namelijk van invloed op het ni-
veau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Trek de voetplaatmat aan rechter-zijde omhoog zoals getoond.
3. Verwijder de afdekkap over het
koelvloeistofreservoir door de
schroef los te halen.
4. Controleer het koelvloeistofniveau
Aanbevolen versnellingsbakolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
1. Voetplaatmat rechterzijde
1. Schroef
2. Kap koelvloeistofreservoir
1
1
2
Page 62 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
5. Als de koelvloeistof bij of beneden
de merkstreep voor minimumni-
veau staat, open dan de dop van
het koelvloeistofreservoir, vul koel-
vloeistof bij tot de merkstreep voor
maximumniveau en sluit de dop
van het koelvloeistofreservoir
weer.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt inplaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
6. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de schroef aan te brengen.
7. Plaats de voetplaatmat aan de
rechterzijde in de oorspronkelijke
positie.
1. Merkstreep minimumniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau):
0.32 L (0.34 US qt) (0.28 Imp.qt) 1
2
3
Page 63 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de koelvloei-
stof in de koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 6-38 nadere in-
structies vermeld.
DAU34203
Luchtfilterelementen,
aftapslangen en
luchtfilterelement in
V-snaarbehuizing
De luchtfilterelementen en het luchtfil-
terelement in de V-snaarbehuizing
moeten worden gereinigd volgens de
intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
Reinig alle luchtfilterelementen vaker
als u in zeer stoffige of vochtige gebie-
den rijdt.
Luchtfilterelementen vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING:
Werk als volgt bij beide luchtfilterele-
menten.
2. Verwijder het deksel van het lucht-
filterhuis door de rubber dop en de
schroeven te verwijderen.
Links
Rechts
3. Trek het luchtfilterelement los.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
3. Rubber dop
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
3. Rubber dop
1(×6)
21
13
3
1(×5)
1
23
Page 64 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9Links
Rechts
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel door
de schroeven aan te brengen.
6. Breng de rubber dop aan.
LET OP:
DCA12922
Controleer of beide luchtfiltere-
lementen correct in de behuizin-
gen zijn aangebracht.
Vervang beide filterelementen
altijd tegelijkertijd om slechte
prestaties of beschadiging van
de motor te voorkomen.
Laat de motor nooit draaien ter-
wijl de luchtfilterelementen af-
wezig zijn, dat kan leiden tot
overmatige slijtage bij de zui-
ger(s) en/of de cilinder(s).
Reinigen van de luchtfilteraftap-
slangen
1. Controleer of zich in de aftapslang
aan de onderzijde van beide lucht-
filterhuizen water of vuil heeft ver-
zameld.
Links
Rechts
2. Haal de slang los als er vuil of wa-
ter in zit, reinig hem grondig en
breng opnieuw aan.
1. Luchtfilterelement
1. Luchtfilterelement
1
1
1. Aftapslang luchtfilter
1. Aftapslang luchtfilter
1
1
Page 65 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
2
3
4
5
67
8
9 Het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing reinigen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel E.
(Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-6.)
3. Verwijder het luchtfilterdeksel op
de V-snaarbehuizing door de
schroeven te verwijderen.
4. Verwijder het luchtfilterelement in
de V-snaarbehuizing door de
schroeven te verwijderen.5. Geef een paar tikjes tegen het
luchtfilterelement in de V-snaarbe-
huizing om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het
nog achtergebleven vuil weg met
perslucht zoals getoond.6. Controleer het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing op beschadi-
ging en vervang indien dat nodig
is.
7. Monteer het luchtfilterelement in
de V-snaarbehuizing door de
schroeven aan te brengen.
8. Monteer het luchtfilterdeksel van
de V-snaarbehuizing door de
schroeven aan te brengen.
LET OP:
DCA12940
Zorg ervoor dat het V-snaar filterele-
ment correct in de behuizing is ge-
plaatst.
9. Monteer het paneel.
10. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2
11(×5)1
1. Schroef
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
2
1
(×4)1
Page 66 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21381
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen
bij de gasgreep. Controleer de vrije
slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de lucht/
brandstof-verhouding kan veranderen
en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit
te voorkomen moet de klepspeling door
een Yamaha dealer worden afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en accessoi-
res dat voor dit model is vastge-
steld.
1. Vrije slag gaskabel
1
Page 67 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de vei-
ligheid van uw machine. Neem daar-
om de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbe-
laden machine kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig letsel.Zorg dat het totale gewicht van
de bestuurder, de passagier, de
bagage en de gemonteerde ac-
cessoires nooit het voorge-
schreven maximumlaadgewicht
voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spul-
len die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermel-
de limiet heeft bereikt, de band spijkers
of stukjes glas bevat of wanneer de
wang van de band scheurtjes vertoont,
moet de band onmiddellijk door een
Yamaha dealer worden vervangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb) :
Voor:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
90–194 kg (198–428 lb) :
Voor:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
194 kg (428 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1.6 mm (0.06 in)
12
Page 68 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
is voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer vervan-
gen. Rijden op een machine met
versleten banden is niet alleen
verboden, maar dit heeft ook
een averechts effect op de rij-
stabiliteit, waardoor u de machtover het stuur zou kunnen ver-
liezen.
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overge-
laten aan een Yamaha dealer,
die over de nodige vakkundige
kennis en ervaring beschikt.
DAU21990
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw motorfiets.
Voor elke rit moeten de velgran-
den worden gecontroleerd op
scheurtjes, verbuiging, kromheid
of andere schade. Laat ingeval
van schade het wiel door een
Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is.
Vervang een wiel dat vervormd is
of haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitge-
balanceerd. Een niet uitgebalan-
ceerd wiel zal mogelijk slecht
functioneren, of kan een slechte
wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het band-
oppervlak dient eerst te zijn
Voorband:
Maat:
120/80-14M/C 58S
Fabrikant/model:
IRC/MB67
DUNLOP/D305FL
Achterband:
Maat:
150/70-13M/C 64S
Fabrikant/model:
IRC/MB67
DUNLOP/D305L
Page 69 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
2
3
4
5
67
8
9
ingereden voordat het zijn optima-
le eigenschappen verkrijgt.
Draai na reparatie of vervanging
van de achterband de ventielmoer
en de borgmoer vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
DAU33451
Vrije slag voor- en
achterremhendel
Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels
mag geen vrije slag aanwezig zijn. Als
er toch een vrije slag is, laat dan een
Yamaha dealer het remsysteem in-specteren.
Aanhaalmomenten:
Ventielmoer:
1.5 Nm (0.2 m·kgf, 1.1 ft·lbf)
Borgmoer ventiel:
3.0 Nm (0.3 m·kgf, 2.2 ft·lbf)
Page 70 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU33473
Kabel van
achterremblokkeerhendel
afstellen
Als de achterremblokkeerhendel niet
goed functioneert, moet mogelijkerwijs
de kabel van de achterremblokkeer-
hendel worden afgesteld. Als de ach-
terremblokkeerhendel niet wordt
gebruikt, moet de lengte van de kabel
van de achterremblokkeerhendel bij de
achterremklauw 45 mm tot 47 mm
(1.77 in tot 1.85 in) bedragen. Contro-
leer de lengte van de kabel van de ach-
terremblokkeerhendel regelmatig enstel deze indien nodig als volgt bij.
Om de kabel van de achterremblok-
keerhendel langer te maken draait u de
stelmoer bij de achterremklauw in de
richting (a). Om de kabel van de achter-
remblokkeerhendel korter te maken
draait u de stelmoer in de richting (b).
WAARSCHUWING
DWA10650
Vraag een Yamaha dealer de afstel-
ling te doen als de juiste afstelling
niet haalbaar is volgens de beschre-
ven werkwijze.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achter-
rem moeten worden gecontroleerd op
slijtage volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijta-
ge-indicatorgroeven, zodat het remblok
kan worden gecontroleerd zonder de
rem te hoeven demonteren. Let op de
slijtage-indicatorgroeven om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer
1. Stelmoer
2. Lengte kabel achterremblokkeerhendel
1
2
(a) (b)
1. Slijtage-indicatorgroef
11