YAMAHA MAJESTY 400 2011 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 94
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
2
3
4
56
7
8
9
DAU16793
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10300
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
Voor
Achter
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
Page 42 of 94
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU34321
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan
4000 tpm maken.
LET OP:
Na 1000 km
(600 mi) moeten de motorolie, eindover-
brengingsolie en het oliefilterelement
worden vervangen.
[DCA12931]
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 6000
tpm draaien.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP
DCA10310
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone
wijst.
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU17213
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10311
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan de
machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.
Page 43 of 94
6-1
2
3
4
5
67
8
9
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
DAU17243
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn on-
der normale rijcondities. Het is echter mo-
gelijk dat de intervalperioden voor
onderhoud moeten worden verkort afhan-
kelijk van het weer, het terrein, de geografi-
sche locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10321
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15121
Zet voor het uitvoeren van onderhoud demotor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-1 voor meer in-
formatie over koolmonoxide.
WAARSCHUWING
DWA15460
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17302
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onder-
houdsschema’s is het
emissiecontrole-onderhoud apart gegroe-
peerd. Dit onderhoud vereist gespeciali-
seerde gegevens, kennis en gereedschap.
Onderhoud, vervanging, of reparatie van
emissiecontroleapparatuur en -systemen
kan door elke gecertificeerde reparateur
worden uitgevoerd (indien van toepassing).
Yamaha dealers beschikken over de trai-
ning en het gereedschap om dit onderhoud
uit te voeren.
Page 44 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17502
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in
het achterste opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-17.)
Trek de mat van het opbergcompartiment
omhoog en verwijder de boordgereed-
schapsset.
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Voor
de correcte uitvoering van bepaalde onder-
houdswerkzaamheden kan echter het ge-
bruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel vereist zijn.
OPMERKING
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn.
1. Bodembekleding opbergcompartiment
2. Boordgereedschapsset
1
2
Page 45 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-3
2
3
4
5
67
8
9
DAU46861
OPMERKING
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
DAU46910
Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
1*
Brandstofleiding
• Controleer de brandstofslangen
op scheurtjes of
beschadigingen.
√√√√√
2
Bougie
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand
afstellen.
√√
• Vervangen.
√√
3*
Ventielen
• Controleer de klepspeling.
• Afstellen.Elke 40000 km (24000 mi)
4*
Brandstofinjectie
• Controleer het stationair
toerental.
√√√√√√
5*
Luchtinlaatsysteem
• Controleer de luchtafsluitklep,
de membraanklep en de slang
op beschadiging.
• Vervang beschadigde
onderdelen indien nodig.
√√√√√
Page 46 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1770C
Algemeen smeer- en onderhoudsschema
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
1
Luchtfilterelemen-
ten
• Vervangen.
√√
2
Luchtfilterelement
in v-snaarbehui-
zing
• Reinigen.
√√√√
3*
Voorrem
• Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√√√
• Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
4*
Achterrem
• Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√√√
• Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
5*
Remslangen
• Controleer op scheurtjes en
beschadigingen.
• Zorg voor een correcte plaatsing
van slang(en) en klem(men).
√√√√√
• Vervangen. Elke 4 jaar
6
Achterremblokke-
ring
• Controleer de werking.
• Afstellen.
√√√√√√
7*
Wielen
• Controleer de speling en
controleer op beschadigingen.
√√√√
8*
Banden
• Controleer op slijtage en
beschadigingen.
• Vervang indien nodig.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
√√√√√
Page 47 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
2
3
4
5
67
8
9
9*
Wiellagers
• Controleer op speling of
beschadigingen.
√√√√
10 *
Balhoofdlagers
• Controleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid.
√√√√√
• Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km (12000 mi)
11 *
Framebevestigin-
gen
• Controleer of alle moeren,
bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.
√√√√√
12
Scharnieras van
voorremhendel
• Smeren met siliconenvet.
√√√√√
13
Scharnieras van
achterremhendel
• Smeren met siliconenvet.
√√√√√
14
Zijstandaard, mid-
denbok
• Controleer de werking.
• Smeren met lithiumvet.
√√√√√
15 *
Zijstandaardscha-
kelaar
• Controleer de werking.
√√√√√√
16 *
Voorvork
• Controleer op een correcte
werking en olielekkage.
√√√√
17 *
Schokdemperunits
• Controleer op een correcte
werking en olielekkage.
√√√√
18
Motorolie
• Verversen. (Zie pagina’s 3-5 en
6-13.)
√
Wanneer de indicator olieverversing knippert
• Controleer het olieniveau en
controleer de machine op
olielekkage.Elke 5000 km (3000 mi)
√
19
Oliefilterelement
• Vervangen.
√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
Page 48 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
20 *
Koelsysteem
• Controleer het
koelvloeistofniveau en
controleer de machine op
vloeistoflekkage.
√√√√√
• Verversen. Elke 3 jaar
21
Versnellingsbakolie
• Controleer de machine op
olielekkage.
√√ √
• Verversen.
√√√√√√
22 *
V-snaar
• Vervangen. Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert [elke 20000 km (12000 mi)]
23 *
Voor- en achterrem-
schakelaar
• Controleer de werking.
√√√√√√
24
Bewegende delen
en kabels
• Smeren.
√√√√√
25 *
Gasgreep
• Controleer de werking.
• Controleer de vrije slag van de
gasgreep en stel deze indien
nodig af.
• Smeer de kabel en het
kabelhuis.
√√√√√
26 *
Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaars
• Controleer de werking.
• Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
Page 49 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
2
3
4
5
67
8
9
DAU34491
OPMERKING
Motorluchtfilters en luchtfilter van V-snaarbehuizing
• De motorluchtfilters op dit model zijn voorzien van geoliede papieren filterelementen. Reinig deze niet met perslucht om bescha-
diging te voorkomen.
• De motorluchtfilterelementen moeten vaker worden vervangen en het luchtfilterelement van de V-snaarbehuizing moet vaker wor-
den gereinigd bij rijden in zeer stoffige of vochtige gebieden.
Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
Page 50 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU34282
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Verwijder de drukclips in het achterste
opbergcompartiment en trek dan het
stroomlijnpaneel los zoals getoond.OPMERKING
De drukclip wordt losgehaald door met een
schroevendraaier de pen op het midden in
te drukken en dan de drukclip los te trekken.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
drukclips aan.OPMERKING
Om de drukclip te bevestigen wordt de pen
teruggedrukt zodat deze uitsteekt uit de kop
van de drukclip; steek dan de drukclip in het
stroomlijnpaneel en druk de uitstekende
pen naar binnen tot deze gelijk ligt met de
kop van de clip.
2. Sluit het bestuurderszadel.
1. Stroomlijnpaneel C
2. Stroomlijnpaneel A
3. Stroomlijnpaneel B
4. Paneel A
5. Stroomlijnpaneel E
1
2
3
4
5
1. Stroomlijnpaneel D
1
1. Drukclip
2. Stroomlijnpaneel A
1
2