YAMAHA MAJESTY 400 2011 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 94


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-39
2
3
4
5
67
8
9

Oververhitte motor
WAARSCHUWING

DWAT1040

Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.

Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder de dop.
OPMERKING

Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.

Page 82 of 94


7-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
DAU37833
Matkleur, let op
LET OP

DCA15192
Sommige modellen zijn uitgerust met
matkleurige onderdelen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor advies over wat
voor producten gebruikt moeten worden
om het voertuig te reinigen. Het gebruik
van een borsteltje, chemische produc-
ten of reinigingsmiddelen tijdens het rei-
nigen van deze onderdelen kan het
oppervlak bekrassen of beschadigen.
Ook was moet niet worden aangebracht
op een van de matkleurige onderdelen.
DAU26094
Verzorging
De open constructie van een scooter maakt
de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de
machine is hierdoor ook meer kwetsbaar.
Er kan roestvorming en corrosie optreden,
ook al zijn hoogwaardige componenten ge-
bruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een
auto niet zo op, bij een scooter is dit echter
nadelig voor de algehele aanblik. Regelma-
tige en correcte verzorging is niet alleen
vereist volgens de garantiebepalingen,
maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de
scooter, verlengt de levensduur en verbe-
tert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopening af met
een plastic zak nadat de motor is afge-
koeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek-
pluggen en alle elektrische stekkers
en aansluitingen, inclusief de bougie-
doppen, stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zo-
als verbrande olie op het carter, met
een ontvetter en een borstel, maar ge-
bruik dergelijke producten nooit op af-
dichtingen, pakkingen en wielassen.
Spoel vuil en ontvetter altijd af met wa-
ter.
Reinigen
LET OP

DCA10783

Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelij-
ke producten toch worden gebruikt
om hardnekkig vuil los te maken,
laat het reinigingsmiddel dan niet
langer inwerken dan is vermeld in
de gebruiksinstructies. Spoel ver-
volgens grondig na met water, laat
direct drogen en breng daarna een
corrosiewerende spray aan.

Bij verkeerd reinigen kunnen kunst-
stof delen (zoals stroomlijnpanelen,
framepanelen, kuipruiten, koplamp-
lenzen, lenzen van de instrumen-
tenverlichting enz.) en de
uitlaatdempers beschadigd raken.
Gebruik alleen een zachte, schone
doek of een spons met water om
kunststof delen te reinigen. Als de
kunststof delen met water niet af-
doende kunnen worden gereinigd,
kan een mild reinigingsmiddel met
water worden gebruikt. Spoel reini-
gingsmiddelresten zorgvuldig af
met grote hoeveelheden water, aan-
gezien ze de kunststof delen kun-
nen beschadigen.

Page 83 of 94


VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
2
3
4
5
6
78
9


Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.

Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.

Bij scooters met een kuipruit: Ge-
bruik geen bijtende reinigingsmid-
delen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat geensporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik op
kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, een mild rei-
nigingsmiddel en een zachte, schone spons
en spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of flessenborstel
voor moeilijk bereikbare plekken. Hardnek-
kig vastzittend vuil en insectenresten laten
gemakkelijker los als de bewuste plek alvo-
rens te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZilte zeelucht en wegenzout waarmee we-
gen in de winter worden bestrooid hebben
in combinatie met water een zeer corrosie-
ve werking; handel daarom als volgt na een
rit in een regenbui, nabij de kust of op bepe-
kelde wegen.OPMERKING

In de winter gestrooid wegenzout kan nog
tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water enzachte zeep nadat de motor is afge-
koeld.
LET OP:
Gebruik geen warm
water, dit versnelt de corrosieve
werking van het zout.
[DCA10791]

2. Breng met een spuitbus een corrosie-
werend middel aan op alle metalen de-
len, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo cor-
rosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemleren
lap of een vochtabsorberende doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen door
steenslag e.d. bij.

Page 84 of 94


VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9

6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen alvo-
rens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING

DWA10942
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.

Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit. Reinig de
remschijven en remvoeringen in-
dien nodig met een normale rem-
schijfreiniger of aceton en spoel de
banden schoon met lauw water en
een mild reinigingsmiddel.

Test voor u de scooter in gebruik
neemt eerst de remwerking en het
weggedrag in bochten.
LET OP

DCA10800

Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.

Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.

Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING


Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.

Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
DAU36563
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en dro-
ge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
Zorg ervoor dat de motor en het uitlaatsys-
teem zijn afgekoeld alvorens de scooter af
te dekken.
LET OP

DCA10820

Als de scooter wordt gestald in een
slecht geventileerde ruimte of in
vochtige toestand wordt afgedekt
met een dekzeil, zal water en vocht
kunnen binnendringen en roestvor-
ming veroorzaken.

Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerdere
maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.

Page 85 of 94


VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-4
2
3
4
5
6
78
9

2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en
achteruitgang van de brandstof te
voorkomen.
3. Voer de volgende stappen uit om de
cilinder, de zuigerveren etc. te be-
schermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedop en de bou-
gie.
b. Giet een theelepel motorolie in het
bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie zoda-
nig op de cilinderkop dat de elek-
troden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilin-
derwand wordt zo geolied.)
e. Haal de bougiedop los van de bou-
gie en breng dan de bougie en de
bougiedop weer aan.
WAARSCHUWING! Verbind de
bougie-elektrodes met de mas-
sa bij het ronddraaien van de
motor om schade of letsel door
vonkvorming te voorko-
men.
[DWA10951]

4. Smeer alle bedieningskabels enscharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/mid-
denbok.
5. Controleer de bandspanning en corri-
geer deze indien nodig en breng dan
de scooter omhoog zodat beide wielen
los van de grond zijn. Een andere mo-
gelijkheid is de wielen elke maand iets
te draaien, zodat de banden niet op
één gedeelte sterker achteruitgaan.
6. Dek de uitlaatdemper af met een plas-
tic zak om te voorkomen dat vocht kan
binnendringen.
7. Verwijder de accu en laad deze volle-
dig bij. Berg de accu op een koele en
droge plek op en laad deze eens per
maand bij. Berg de accu niet op een
overmatig koude of warme plek op
[onder 0 °C (30 °F) of boven 30 °C
(90 °F)]. Zie pagina 6-30 voor meer in-
formatie over het opbergen van de ac-
cu.
OPMERKING

Verricht eventueel noodzakelijke reparaties
alvorens de scooter te stallen.

Page 86 of 94


8-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9

SPECIFICATIES
DAU50910
Afmetingen:
Totale lengte:
2230 mm (87.8 in)
Totale breedte:
780 mm (30.7 in)
Totale hoogte:
1380 mm (54.3 in)
Zadelhoogte:
760 mm (29.9 in)
Wielbasis:
1565 mm (61.6 in)
Grondspeling:
120 mm (4.72 in)
Kleinste draaicirkel:
2600 mm (102.4 in)
Gewicht:
Rijklaar gewicht:
YP400 220 kg (485 lb)
YP400A 223 kg (492 lb)
Motor:
Type motor:
Vloeistofgekoeld, 4-takt, DOHC
Cilinderopstelling:
1-cilinder
Slagvolume:
395 cm
3

Boring
×
slag:
83.0
×
73.0 mm (3.27
×
2.87 in)
Compressieverhouding:
10.60 :1
Startsysteem:
Elektrische startmotor
Smeersysteem:
Wet sump

Motorolie:
Aanbevolen merk:
YAMALUBE
Type:
SAE 10W-30, 10W-40, 10W-50, 15W-40,
20W-40 of 20W-50
Aanbevolen kwaliteit motorolie:
Type API service SG of hoger, JASO MA
norm
Hoeveelheid motorolie:
Zonder vervanging van oliefilterelement:
1.50 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterelement:
1.70 L (1.80 US qt, 1.50 Imp.qt)
Eindoverbrengingsolie:
Type:
YAMALUBE 4 (10W-30) of SAE 10W-30
type SE motorolie
Hoeveelheid:
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
Koelsysteem:
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau):
0.32 L (0.34 US qt, 0.28 Imp.qt)
Inhoud radiator (inclusief alle leidingen):
1.57 L (1.66 US qt, 1.38 Imp.qt)
Luchtfilter:
Luchtfilterelement:
Papieren element met oliecoating
Brandstof:
Aanbevolen brandstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzine
Inhoud brandstoftank:
14.0 L (3.70 US gal, 3.08 Imp.gal)
Brandstofinjectie:
Gasklephuis:
Het teken van identificatie:
5RUG 20
Bougie(s):
Fabrikant/model:
NGK/CR7E
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Koppeling:
Type koppeling:
Droog, automatisch centrifugaal
Versnellingsbak:
Primaire reductieverhouding:
1.000
Eindoverbrenging:
Tandwiel
Secundaire reductieverhouding:
6.643 (31/14 x 42/14)
-20 -10 0
10 20 30
40
50 ˚C
SAE 10W-30
SAE 15W-40SAE 20W-40SAE 20W-50
SAE 10W-40SAE 10W-50

Page 87 of 94


SPECIFICATIES
8-2
2
3
4
5
6
7
89

Type versnellingbak:
Automatisch, V-snaar
Chassis:
Type frame:
Backbone
Spoorhoek:
27.00 graad
Naspoor:
100 mm (3.9 in)
Voorband:
Type:
Tubeless
Maat:
120/80-14M/C 58S
Fabrikant/model:
IRC/MB67
Fabrikant/model:
DUNLOP/D305FL
Achterband:
Type:
Tubeless
Maat:
150/70-13M/C 64S
Fabrikant/model:
IRC/MB67
Fabrikant/model:
DUNLOP/D305L
Belading:
Maximale belasting:
YP400 188 kg (414 lb)
YP400A 185 kg (408 lb)
* (Totaal gewicht van bestuurder, passa-
gier, bagage en accessoires)
Bandenspanning (gemeten aan koude
banden):
Gewichtsverdeling:
0–90 kg (0–198 lb)
Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2

, 29 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm
2

, 36 psi)
Gewichtsverdeling:
YP400 90–188 kg (198–414 lb)
YP400A 90–185 kg (198–408 lb)
Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2

, 29 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm
2

, 36 psi)
Voorwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
14M/C x MT3.00
Achterwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
13M/C x MT4.00
Voorrem:
Type:
Dubbele schijfrem
Bediening:
Bediening met rechterhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Achterrem:
Type:
Enkele schijfrem
Bediening:
Bediening met linkerhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Voorwielophanging:
Type:
Telescoopvork
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/oliedemper
Veerweg:
120.0 mm (4.72 in)
Achterwielophanging:
Type:
Unit swing
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/oliedemper
Veerweg:
104.0 mm (4.09 in)
Elektrische installatie:
Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magneten
Accu:
Model:
GT9B-4
Voltage, capaciteit:
12 V, 8.0 Ah

Page 88 of 94


SPECIFICATIES
8-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Koplamp:
Type gloeilamp:
Halogeenlamp
Gloeilampen voltage, wattage
×× × ×
aantal:
Koplamp:
12 V, 60 W/55 W
×
1
Koplamp:
12 V, 55 W
×
1
Achterlicht/remlicht unit:
LED
Voorste richtingaanwijzer:
12 V, 21.0 W
×
2
Achterste richtingaanwijzer:
12 V, 21.0 W
×
2
Parkeerlicht:
12 V, 5.0 W
×
2
Kentekenverlichting:
12 V, 5.0 W
×
1
Instrumentenverlichting:
12 V, 2.0 W
×
3
Controlelampje grootlicht:
12 V, 1.4 W
×
1
Controlelampje richtingaanwijzers:
12 V, 1.4 W
×
2
Waarschuwingslampje motorstoring:
12 V, 1.4 W
×
1
ABS-waarschuwingslampje:
YP400A 12 V, 1.4 W
×
1
Controlelampje startblokkering:
LED

Zekeringen:
Hoofdzekering:
40.0 AKoplampzekering:
20.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
10.0 A
Circuitzekering alarmverlichtingssysteem:
10.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
YP400A 10.0 A
Zekering ABS-motor:
YP400A 30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïdeklep:
YP400A 20.0 A
Backup-zekering:
10.0 A

Page 89 of 94


9-1
2
3
4
5
6
7
8
9

GEBRUIKERSINFORMATIE
DAU48611
Identificatienummers
Noteer het voertuigidentificatienummer en
de gegevens op de modelinformatiesticker
in onderstaande ruimtes. Deze gegevens
heeft u nodig om reserveonderdelen bij een
Yamaha dealer te bestellen of wanneer uw
voertuig is gestolen.
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER:
MODELINFORMATIESTICKER:
DAU26410
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer is ingesla-
gen op het frame.
OPMERKING

Het voertuigidentificatienummer is bedoeld
voor identificatie van uw machine en kan
worden gebruikt om deze in uw land aan te
melden voor kentekenregistratie.
DAU26500
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is bevestigd aan
de binnenzijde van het achterste opberg-
compartiment. (Zie pagina 3-17.) Noteer de
informatie op deze sticker in het daartoe be-
stemde vakje. Deze informatie is nodig om
reserve-onderdelen te bestellen bij een
Yamaha dealer.
1. Voertuigidentificatienummer
1

1. Modelinformatiesticker
1

Page 90 of 94


INDEX
A
Aandachtspunten voor veilig rijden ........... 1-5
ABS (voor modellen met ABS)................ 3-12
ABS-waarschuwingslampje
(voor modellen met ABS) ....................... 3-3
Accu ........................................................ 6-30
Achterlicht/remlichtunit ............................ 6-34
Achterremblokkeerhendel ....................... 3-11
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).............. 3-9
B
Banden.................................................... 6-21
Bestuurderszadel, verstellen................... 3-17
Bougie, controleren ................................. 6-11
Brandstof................................................. 3-14
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 5-3
C
Claxonschakelaar ................................... 3-10
Contactslot/stuurslot ................................. 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ........ 3-3
Controlelampje grootlicht .......................... 3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers .......... 3-3
Controlelampje startblokkeersysteem ....... 3-4
D
Dimlichtschakelaar .................................... 3-9
E
Eindoverbrengingsolie ............................ 6-16
G
Gasgreep en gaskabel, controleren
en smeren............................................. 6-27
Gereedschapsset ...................................... 6-2
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ............................................. 6-35
Gloeilamp richtingaanwijzer (achter),
vervangen ............................................. 6-35
I
Identificatienummers ................................. 9-1
Inrijperiode ................................................. 5-4
K
Kabels, controleren en smeren................ 6-27
Kabel van achterremblokkeerhendel,
afstellen ................................................. 6-24
Klepspeling .............................................. 6-21
Koelvloeistof ............................................ 6-17
Koplampgloeilamp, vervangen ................ 6-34
L
Lichtsignaalschakelaar .............................. 3-9
Luchtfilterelementen, aftapslangen
en luchtfilterelement in
V-snaarbehuizing .................................. 6-18
M
Matkleur, let op .......................................... 7-1
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren .......................... 6-28
Modelinformatiesticker............................... 9-1
Motorolie en oliefilterelement................... 6-13
Multifunctioneel display ............................. 3-5
N
Noodstopschakelaar ................................ 3-10
O
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ......... 6-3
Opbergcompartimenten ........................... 3-17
P
Parkeerlichtgloeilamp .............................. 6-36
Parkeren .................................................... 5-4
Plaats van de onderdelen .......................... 2-1
Problemen oplossen ................................ 6-36
R
Remhendel, achterrem ............................ 3-11
Remhendels, smeren .............................. 6-28
Remmen .................................................... 5-3
Remvloeistofniveau, controleren ............. 6-26
Remvloeistof, verversen .......................... 6-27
Richtingaanwijzerschakelaar ..................... 3-9
S
Schakelaar alarmverlichting .................... 3-10
Schokdemperunits, afstellen ................... 3-19
Smering en onderhoud, periodiek ............. 6-4
Snelheidsmeter ......................................... 3-4
Sneller en langzamer rijden ...................... 5-2
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling ...................................................... 7-3
Startblokkeersysteem ................................ 3-1
Starten van de motor................................. 5-1
Startknop ................................................. 3-10
Startspersysteem .................................... 3-20
Storingzoekschema’s .............................. 6-38
Stroomlijn- en framepanelen,
verwijderen en aanbrengen .................... 6-8
Stuurschakelaars ...................................... 3-9
Stuursysteem, controleren ...................... 6-30
T
Tankdop .................................................. 3-13
Toerenteller ............................................... 3-5
U
Uitlaatkatalysatoren................................. 3-15
V
Veiligheidsinformatie ................................. 1-1
Verzorging ................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer ...................... 9-1

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 next >