YAMAHA TDM 900 2004 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
2
3
4
5
67
8
9
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in
dit hoofdstuk moeten de afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepa-
neel moet worden verwijderd of aange-
bracht.
DAU18991
Stroomlijnpanelen A en B
Verwijderen van een stroomlijnpaneel
Verwijder de paneelschroeven en de
drukclip en trek het stroomlijnpaneel
dan los zoals getoond.
OPMERKING:
De drukclip wordt losgehaald door met
een schroevendraaier de pen op het
midden in te drukken en dan de druk-
clip los te trekken.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel A
2
1
1. Stroomlijnpaneel B
2. Paneel B
2
1
1. Schroef
2. Drukclip
1
1
1
(×6)
2
Page 52 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven en de drukclip aan.OPMERKING:
Om de drukclip te bevestigen wordt de
pen teruggedrukt zodat deze uitsteekt
uit de kop van de drukclip; steek dan de
drukclip in het stroomlijnpaneel en druk
de uitstekende pen naar binnen tot
deze gelijk ligt met de kop van de clip.
DAU19171
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderen
1. Verwijder het bijbehorende paneelA of B. (Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder het zadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder de schroef en haal dan
het paneel los.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de
schroef aan.
2. Breng het stroomlijnpaneel en het
zadel aan.
1. Drukclip (na verwijdering)
2. Drukclip (voor plaatsing)
12
1. Schroef
1
1. Paneel B
1
Page 53 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
2
3
4
5
67
8
9
DAU19641
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderde-
len van de motor die periodiek moeten
worden gecontroleerd, bij voorkeur
door een Yamaha dealer. Omdat bou-
gies door verhitting en neerslag altijd
langzaam slijten, moeten de bougies
worden verwijderd en gecontroleerd
volgens de tijden genoemd in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de con-
ditie van de motor.
De porseleinen isolator rond de centra-
le elektrode moet licht tot gemiddeld
bruin verkleurd zijn (de ideale kleur als
normaal met de machine wordt gere-
den), en alle bougies in de motor horen
dezelfde verkleuring te hebben. Wan-
neer een bougie een heel andere kleur
vertoont, is de motor mogelijk defect.
Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw motorfiets nakijken door een
Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektrodenblijken te zijn afgesleten en als overma-
tige koolaanslag of andere neerslag
gevonden wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat worden gemeten;
breng indien nodig de elektro-
denafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougie-pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. Voorgeschreven bougie:
NGK/DPR8EA-9
DENSO/X24EPR-U9
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in) 1
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf,
12.7 ft·lbf)
Page 54 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU19830
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieni-
veau worden gecontroleerd. Verder
moet de olie worden ververst en het
oliefilterelement worden vervangen vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te contro-
leren
1. Plaats de machine op een vlakke
ondergrond en houd deze verti-
caal.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat
wanneer u het olieniveau controleert.
Wanneer de machine iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgele-
zen.
2. Start de motor, laat hem 15 minu-
ten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de
olie tot rust te laten komen, verwij-
der de olievuldop, veeg de peilstokschoon, steek deze weer in de vu-
lopening (zonder vast te draaien
en met de pijlmarkering naar bo-
ven gericht, zoals getoond) en
neem dan weer uit om het olieni-
veau te controleren.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
LET OP:
DCA10010
Gebruik de machine alleen als u
weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
WAARSCHUWING
DWA10360
Draai de oliereservoirdop nooit los
direct nadat op hoge snelheid is ge-
reden, de hete motorolie kan dan
naar buiten spuiten en schade of
brandwonden veroorzaken. Geef de
motorolie steeds de gelegenheid
voldoende af te koelen voordat de
1. Olievuldop
1
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
1
2
3
4
Page 55 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
2
3
4
5
67
8
9
oliereservoirdop wordt verwijderd.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
OPMERKING:
Het motoroliereservoir zit achter
de cilinders.
Het motorolieniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau staan.
Om de motorolie te verversen (met
of zonder vervanging oliefilterele-
ment)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tappluggen om de olie uit het car-
ter te laten stromen.
OPMERKING:
Sla de stappen 4–6 over als het oliefil-
terelement niet wordt vervangen.
4. Verwijder het oliefilterdeksel door
de bouten te verwijderen.5. Verwijder en vervang het oliefilte-
relement en de o-ringen.
6. Monteer het oliefilterdeksel door
1. Olieaftapplug A
1
1. Olieaftapplug B
2. Oliefilterdeksel
3. Bout
1. Oliefilterelement
2. O-ring
12
2
3
1
2
Page 56 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
de bouten aan te brengen en zet
deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
7. Breng de olieaftappluggen aan en
zet deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppe-
ling te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
“CD” dieselspecificatie of
olëeen met een hogere kwaliteit
dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en con-
troleer daarbij op olielekkage. Als
er sprake is van olielekkage, zet
de motor dan direct af en zoek de
oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien no-
dig.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug A:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Olieaftapplug B:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilte-
relement:
3.80 L (4.02 US qt)
(3.34 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
3.90 L (4.12 US qt)
(3.43 Imp.qt)
Page 57 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
2
3
4
5
67
8
9
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet
de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU20101
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet wor-
den gecontroleerd terwijl de motor
koud is, temperatuurverschillen
zijn namelijk van invloed op het ni-
veau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen demerkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden
de merkstreep voor miniumumni-
veau staat, verwijder dan paneel B
(Zie pagina 6-6.), verwijder de re-
servoirdop, vul koelvloeistof bij tot
de merkstreep voor maximumni-
veau en breng de reservoirdop en
het paneel weer aan.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ver-
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1 2
3
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau):
0.25 L (0.26 US qt)
(0.22 Imp.qt)
1
Page 58 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de koelvloei-
stof in de koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 6-43 nadere in-
structies vermeld.
DAU20450
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de machine op een vlakke on-
dergrond en laat het motorblok in-
dien nodig afkoelen.
2. Verwijder het zadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder het stroomlijnpaneel B
en het paneel B. (Zie pagina 6-6.)
4. Verwijder de tankbevestigingsbou-
ten en licht dan de brandstoftank
op om deze bij het koelvloeistofre-
servoir te verwijderen. (Maak de
brandstofslangen niet los!)
5. Schuif een opvangbak onder de
motor om de gebruikte koelvloei-
stof op te vangen.
6. Verwijder de borgbout voor de ra-
diatorvuldop en de dop zelf.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
7. Verwijder de aftappluggen voor
koelvloeistof om het koelsysteem
leeg te maken.
8. Verwijder de bevestigingsbout van
het koelvloeistofreservoir.
1. Borgbout radiatorvuldop
2. Radiatorvuldop
1. Aftapplug koelvloeistof
1
2
11
Page 59 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
2
3
4
5
67
8
9
9. Trek het koelvloeistofreservoir om-
hoog en van de machine vandaan.
10. Draai de dop open zodat de ach-
tergebleven koelvloeistof uit het
reservoir kan stromen en keer ver-
volgens het reservoir om.
11. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand
te plaatsen en breng dan de bout
aan.
12. Spoel het koelsysteem grondig
door met schoon leidingwater, na-
dat alle koelvloeistof is uitge-
stroomd.
13. Breng de aftappluggen voor koel-vloeistof aan en zet ze vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegringen be-
schadigd zijn en vervang ze indien dat
nodig is.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof
in de koelvloeistofradiator tot hij vol
is.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk met
1. Bout
2. Koelvloeistofreservoir
1
2
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers
voor aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle lei-
dingen):
1.70 L (1.80 US qt)
(1.50 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.25 L (0.26 US qt)
(0.22 Imp.qt)
Page 60 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
1
2
3
4
5
6
7
8
9koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
15. Breng de radiatorvuldop aan, start
de motor, laat een paar minuten
stationair draaien en zet hem dan
uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om
het koelvloeistofniveau in de radia-
tor te controleren. Vul indien nodig
zoveel koelvloeistof bij tot het ni-
veau bovenin de koelvloeistofra-
diator staat en breng dan de
radiatorvuldop en de bijbehorende
borgbout aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir. Verwijder indiennodig de dop van het koelvloei-
stofreservoir, vul koelvloeistof bij
tot aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau en breng dan de dop
weer aan.
18. Monteer de brandstoftank.WAARSCHUWING
DWA11290
Controleer voor de installatie
van de brandstoftank of de
brandstofslangen niet zijn be-
schadigd. Start de motor niet
als een brandstofslang bescha-
digd is, maar vraag een Yamaha
dealer de beschadigde slangen
te vervangen om zo brandstof-
lekkage te voorkomen.
Controleer of de brandstofslan-
gen stevig zijn aangesloten en
de juiste ligging hebben en niet
worden afgekneld.
Zorg dat de tankbeluchtings-
slang weer in de oorspronkelij-
ke positie wordt gelegd.
19. Breng het stroomlijnpaneel, het
framepaneel en het zadel aan.20. Start de motor en controleer dan of
ergens aan de machine lekkage te
zien is. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het koelsysteem te
controleren.