YAMAHA TDM 900 2004 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2004, Model line: TDM 900, Model: YAMAHA TDM 900 2004Pages: 100, PDF Size: 4.62 MB
Page 11 of 100
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening be-
perkt of lampen of reflectors af-
dekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aëro-
dynamische effecten. Accessoi-
res aan het stuur of nabij de
voorvork moeten zo licht moge-
lijk zijn en tot een minimum wor-
den beperkt.
Omvangrijke accessoires kun-
nen door hun aërodynamisch ef-
fect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de motor. De
motor kan door rijwind worden
opgetild of bij zijwind instabiel
worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt
of door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodza-
ken de bestuurder om een an-dere dan de normale zitpositie in
te nemen. Zo’n verkeerde zitpo-
sitie beperkt de bewegingsvrij-
heid van de bestuurder en kan
een comfortabele bediening hin-
deren, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de ca-
paciteit van het elektrisch systeem
van de motorfiets te boven gaan,
kan zich een gevaarlijke elektri-
sche storing voordoen waardoor
de verlichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzi-
ne tankt.
Pas op en mors tijdens het tan-
ken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afge-sloten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen al heel snel bewus-
teloosheid of dodelijk letsel
veroorzaken. Start de motor alleen
in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de
motorfiets onbeheerd achterlaat
en neem de sleutel uit het contact-
slot. Let op het volgende als u de
motor gaat parkeren:
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, parkeer de
motorfiets daarom op een plek
waar voetgangers en kinderen
hier geen last van hebben.
Parkeer de motor niet op een
helling of op een zachte onder-
grond, om omvallen te voorko-
men.
Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een pe-
troleumkachel) of bij open vuur,
hij zou zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voer-
Page 12 of 100
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
tuig vervoert, zorg dan dat deze
rechtop staat. Als de motor schuin
staat, kan er benzine uit de brand-
stoftank stromen.
Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingea-
demd of benzine in uw ogen is te-
recht gekomen. Morst u benzine
op uw huid of kleding, spoel de be-
wuste plek dan direct met zeepwa-
ter en trek andere kleding aan.
Page 13 of 100
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-6
1
Page 14 of 100
2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
12
345678
9 9 10 11 12 13 1412
345678
9 9 10 11 12 13 14
1. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-16)
2. Stelschroef voor veerdemping voorvork (pagina 3-16)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-16)
4. Stelknop voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
5. Accu (pagina 6-32)
6. Zekeringen (pagina 6-33)
7. Opbergcompartiment (pagina 3-15)
8. Handgreep9. Bagageriembevestiging (pagina 3-19)
10. Zadelslot (pagina 3-15)
11. Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
12. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
13. Schakelpedaal (pagina 3-11)
14. Olieaftapplug A (pagina 6-9)
Page 15 of 100
BESCHRIJVING
2-2
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1234
5
6 7 8 9 10
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
2. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-12)
3. Gasklepstelschroef (pagina 6-17)
4. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-25)
5. Radiatorvuldop (pagina 6-12)
6. Olievuldop (pagina 6-9)
7. Oliefilterelement (pagina 6-9)
8. Olieaftapplug B (pagina 6-9)9. Rempedaal (pagina 3-12)
10. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-25)
Page 16 of 100
BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1 2 345 6 7 8 9
1. Koppelingshendel (pagina 3-10)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-6)
4. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
5. Toerentellerunit (pagina 3-7)
6. Temperatuurmeter koelvloeistof (pagina 3-8)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)
8. Remhendel (pagina 3-11)9. Gasgreep (pagina 6-18)
Page 17 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
2
34
5
6
7
8
9
DAU10971
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een start-
blokkeersysteem waarmee diefstal kan
worden bemoeilijkt door de codering
van de standaardsleutels te wijzigen.
Het systeem bestaat uit de volgende
onderdelen:
een codeersleutel (met een rood
bovendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw
kunnen worden gecodeerd
een transponder (die is geïnte-
greerd in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
de ECU
een controlelampje van het start-
blokkeersysteem (Zie pagina 3-4.)
De sleutel met het rode bovendeel
wordt gebruikt om de twee standaards-
leutels te coderen. Het wijzigen van de
codes is een ingewikkelde procedure.
Breng het voertuig daarom met alle drie
sleutels naar een Yamaha dealer om
deze opnieuw te laten coderen. Ge-
bruik de sleutel met het rode bovendeel
niet om met het voertuig te rijden. Deze
sleutel dient uitsluitend te worden ge-
bruikt voor het opnieuw coderen van de
standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig
te rijden.
LET OP:
DCA11820
BEWAAR DE CODEERSLEU-
TEL ZORGVULDIG! NEEM ON-
MIDDELLIJK CONTACT OP MET
UW DEALER ALS DE SLEUTEL
VERLOREN RAAKT! Als de co-
deersleutel verloren raakt, is het
niet meer mogelijk om de stan-
daardsleutels opnieuw te code-ren. De standaardsleutels
kunnen nog steeds worden ge-
bruikt om het voertuig te star-
ten, maar wanneer de
codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe stan-
daardsleutel wordt gemaakt of
alle sleutels verloren zijn ge-
raakt) moet het volledige start-
blokkeersysteem worden
vervangen. Het is daarom aan te
bevelen een van de twee stan-
daardsleutels te gebruiken en
de codeersleutel te bewaren op
een veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan
extreem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt
van magneten (inclusief, maar
niet uitsluitend, producten zoals
luidsprekers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen
op de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slij-
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
Page 18 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9pen of de vorm ervan te veran-
deren.
Probeer niet het kunststof bo-
vendeel van de sleutels open te
maken.
Bevestig niet meer dan één
sleutel van hetzelfde startblok-
kersysteem aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en
sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van
de codeersleutel van dit voer-
tuig.
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen uit de buurt
van het contactslot, deze kun-
nen signaalstoring veroorza-
ken.
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtings-
systemen bediend en wordt het stuur
vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart bo-
vendeel) voor het normale gebruik van
het voertuig. Bewaar de codeersleutel
(rood bovendeel) op een veilige plaats
om verlies te voorkomen en gebruik de
sleutel uitsluitend voor het opnieuw co-
deren van de standaardsleutels.
DAU10570
AAN
Alle elektrische circuits worden voor-
zien van stroom; de instrumentenver-lichting, het achterlicht en het
parkeerlicht gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet
worden uitgenomen.
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden
als de motor wordt gestart en blijft aan
totdat de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitge-
schakeld. De sleutel kan worden uitge-
nomen.
DAU10690
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri-
sche systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
OFF ON
LOCK
P
Page 19 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
Om het stuur te vergrendelen
Draai het stuur helemaal naar links of
rechts.
1. Druk de sleutel in de “OFF”-stand
in en draai hem dan naar de
“LOCK”-stand. Houd de sleutel
hierbij ingedrukt.
2. Neem de sleutel uit.Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de ma-
chine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en moge-
lijk zult u zo de macht over het stuur
verliezen of een ongeval veroorza-
ken. Zorg altijd dat de machine stil-
staat voordat u de sleutel naar
“OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU10910
(Parkeren)
The steering is locked, the taillights and
auxiliary lights are on, and the hazard
light can be turned on, but all other
electrical systems are off. De sleutel
kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Drukken.
2. Draaien.
Page 20 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11001
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knip-pert terwijl de schakelaar voor richtin-
gaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11120
Waarschuwingslampje olieniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den als het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan
dooft, vraag dan een Yamaha dealer
om het elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bijplotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU11370
Waarschuwingssymbool brandstof-
niveau “”
Het waarschuwingssymbool voor
brandstofniveau gaat knipperen als het
brandstofniveau daalt tot ca. 3.5 L (0.92
US gal) (0.77 Imp.gal) .
DAU11500
Waarschuwingslampje motorsto-
ring “”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den of knippert wanneer een elektrisch
circuit dat de motorwerking controleert
defect is. Vraag in dat geval een
Yamaha-dealer het zelfdiagnosesys-
teem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha-dealer om het
elektrisch circuit te testen.
1. Controlelampje brandstofniveau “ ”
2. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
3. Controlelampje grootlicht “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
7. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
8. Controlelampje startblokkering “ ”
12345678