YAMAHA TDM 900 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
2
3
4
5
67
8
9

DAU27055
Het luchtfilterelement vervangen
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en B
en de panelen A en B. (Zie
pagina 6-9.)
3. Verwijder de tankbevestigingsbouten.
OPMERKING

Sla bij de TDM900 de stappen 4 en 12 over.
4. Verwijder de houder van het remvloei-
stofreservoir door de bout los te halen.
Voor TDM900A
5. Licht de tank van het luchtfilterhuis,
maar koppel de brandstofslangen niet
los.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor
dat de brandstoftank goed wordt
ondersteund. Kantel de brandstof-
tank niet te veel en trek er niet te
hard aan, hierdoor kunnen de
brandstofslangen losraken met mo-
gelijk brandstoflekkage en brandri-
sico tot gevolg.
[DWA10411]

6. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
1. Bout
1

1. Bout1
1. Vloeistofreservoir achterrem
2. Houder remvloeistofreservoir achterrem
3. Bout
12
3
✼✥✯✣✱ ✤✩ 

   

Page 62 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9

7. Trek het luchtfilterelement uit.
8. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]

9. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
10. Plaats de brandstoftank terug. Contro-
leer of de brandstofslangen stevig zijn
aangesloten, de juiste ligging hebben
en niet worden afgekneld. Vergeet niet
de tankbeluchtingsslang en de over-
loopslang weer in hun oorspronkelijke
positie te plaatsen.
WAARSCHUWING! Controleer al-
vorens de brandstoftank te monte-
ren of de brandstofslangen niet
beschadigd zijn. Als een brand-
stofslang beschadigd is, start de
motor dan niet maar laat een
Yamaha dealer de slang vervangen,
anders kan brandstoflekkage ont-
staan met brandrisico tot ge-
volg.
[DWA11331]

11. Breng de tankbevestigingsbouten
aan.
12. Monteer de houder van het remvloei-
stofreservoir voor de achterrem door
de bout aan te brengen.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
1 2
2 21

1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Brandstofslang
1. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
12
1
✼✥✯✣✱ ✤✪ 

   

Page 63 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
2
3
4
5
67
8
9

13. Breng de framepanelen en de stroom-
lijnpanelen aan.
14. Breng het zadel aan.
DAU34301
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
OPMERKING

Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1100–1200 tpm
1(a)
(b)
✼✥✯✣✱ ✤✫ 

   

Page 64 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU21383
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33042
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING

DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.

De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel
1
✼✥✯✣✱ ✤✬ 

   

Page 65 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING

DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING

De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING

DWA10470

Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.

De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt. Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2

, 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm
2

, 36 psi)
TDM900 90–201 kg (198–443 lb)
TDM900A 90–198 kg (198–437 lb):
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2

, 33 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm
2

, 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2

, 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm
2

, 36 psi)
Maximale belasting*:
TDM900 201 kg (443 lb)
TDM900A 198 kg (437 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
21
✼✥✯✣✱ ✥✣ 

   

Page 66 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING

DWA10901

Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.

Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.

Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-tielbuisjes om te voorkomen dat de
banden onder het rijden leeglopen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING

DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te kun-
nen gebruiken.

Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
123

Voorband:
Maat:
120/70 ZR18M/C (59W)
Fabrikant/model:
TDM900 METZELER/MEZ4
FRONT
TDM900A DUNLOP/D220FSTJ
TDM900 DUNLOP/D220FSTJ
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
Achterband:
Maat:
160/60 ZR17M/C (69W)
Fabrikant/model:
TDM900 METZELER/MEZ4
TDM900A DUNLOP/D220STJ
TDM900 DUNLOP/D220STJ
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
✼✥✯✣✱ ✥✤ 

   

Page 67 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
2
3
4
5
67
8
9

Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.

Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.

Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.

Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.

Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalan-
ceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel
zal mogelijk slecht functioneren, of kan
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden tot ge-
volg hebben.

Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU22043
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen
De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Schuif de rubber afdekking terug naar
de koppelingshendel.
2. Draai de borgmoer los.
3. Draai de stelbout richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshen-
del. Draai de stelbout richting (b) voor
minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
1. Vrije slag van koppelingshendel
2. Borgmoer (koppelingshendel)
3. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
4. Rubberafdekking
23
1
(a)
(b)
4
✼✥✯✣✱ ✥✥ 

   

Page 68 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING

Als de voorgeschreven vrije slag van de
koppelingshendel wordt gehaald, zoals
hierboven beschreven, kunt u de stappen
4–7 overslaan.
4. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
5. Draai de borgmoer bij het carter los.
6. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshen-
del. Draai de stelmoer richting (b) voor
minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
7. Draai de borgmoer bij het carter vast.
8. Draai de borgmoer bij de koppe-lingshendel vast en schuif de rubber
afdekking weer naar de oorspronkelij-
ke positie.
DAU22273
Remlichtschakelaars
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
1. Borgmoer (carter)
2. Stelmoer voor vrije slag remhendel
(carter)
12
(a)(b)

1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1
2 (a)(b)
✼✥✯✣✱ ✥✦ 

   

Page 69 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
2
3
4
5
67
8
9

DAU22392
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22420
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha-dealer de remblok-ken als set te vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 0.8 mm (0.03 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
DAU38640
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
Achterrem (voor TDM900)
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1

1. Remvoeringdikte
1

1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1
1
✼✥✯✣✱ ✥✧ 

   

Page 70 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-25
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Achterrem (voor TDM900A)
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lek-
kage in het remsysteem. Als het remvloei-
stofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
OPMERKING

Bij model TDM900A bevindt zich het rem-
vloeistofreservoir voor de achterrem onder
het zadel. (Zie pagina 3-15.)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelenin acht:

Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.

Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.

Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.

Pas op en zorg dat tijdens het bijvullen
geen water of stof het remvloeistofre-
servoir binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden en vuil de hydraulisch
bediende kleppen van de ABS een-
heid kan verstoppen.

Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.

Naarmate de remblokken afslijten, zalhet remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
1. Merkstreep minimumniveau
1

Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
✼✥✯✣✱ ✥ 

   

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 100 next >