YAMAHA TMAX 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 41 of 90


GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
2
3
4
56
7
8
9

DAU16792
Remmen
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen gelijk-
tijdig in en oefen geleidelijk meer druk
uit.
VoorAchter
WAARSCHUWING

DWA10300

Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.

Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.

Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:

Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.

Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.

Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).

Page 42 of 90


GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU36530
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan
4000 tpm draaien.
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan
6000 tpm draaien.
LET OP:

DCA11281
Na de eerste 1000 km (600 mi) moet de
motorolie worden ververst en de oliefil-
terpatroon of het oliefilterelement wor-
den vervangen.1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP:

DCA10310

Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone
wijst.

Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU17212
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING

DWA10310

De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.

Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de machine
zou dan kunnen omvallen.
LET OP:

DCA10380
Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras of
nabij ander ontvlambaar materiaal.

Page 43 of 90


6-1
2
3
4
5
67
8
9

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale veilig-
heid te waarborgen. Door periodiek inspec-
ties, afstellingen en smeerbeurten uit te
laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine
in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het perio-
diek smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities. Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN
VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
WAARSCHUWING

DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
WAARSCHUWING

DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in eenabnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
DAU17390
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden on-
der het rijderzadel. (Zie pagina 3-16.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om be-
paalde onderhoudswerkzaamheden cor-
rect uit te voeren.
OPMERKING:

Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
1. Helmborgkabel
2. Boordgereedschapsset
12

Page 44 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9

werkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING

DWA10350
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken.
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt.

Page 45 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
2
3
4
5
67
8
9

DAU1770A
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:


De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.

Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE

1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
1*
Brandstofleiding

Controleer de brandstofslan-
gen op scheurtjes of beschadi-
gingen.
√√√√√
2*
Bougies

Controleer de conditie.

Reinigen en elektro-
denafstand afstellen.
√√

Vervangen.
√√
3*
Ventielen

Controleer de klepspeling.

Afstellen.Elke 40000 km (24000 mi)
4
Luchtfilterelement

Vervangen.
√√
5*
Luchtfilterelemen-
ten in v-snaarbehui-
zing

Reinigen.
√√

Vervangen.
√√
6*
Voorrem

Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer
de machine op vloeistoflek-
kage.
√√√√√√

Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt

Page 46 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9

7*
Achterrem

Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer
de machine op vloeistoflek-
kage.
√√√√√√

Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
8
Achterremblokke-
ring

Controleer de werking.

Afstellen.
√√√√√√
9*
Remslangen

Controleer op scheurtjes en
beschadigingen.
√√√√√

Vervangen. Elke 4 jaar
10

*
Wielen

Controleer de speling en con-
troleer op beschadigingen.
√√√√
11

*
Banden

Controleer op slijtage en
beschadigingen.

Vervang indien nodig.

Controleer de bandspanning.

Corrigeer indien nodig.
√√√√√
12

*
Wiellagers

Controleer op speling of
beschadigingen.
√√√√
13

*
Balhoofdlagers

Controleer de lagers op spe-
ling en oppervlakteruwheid.
√√√√√

Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km (12000 mi)
14

*
Framebevestigingen

Controleer of alle moeren, bou-
ten en schroeven stevig zijn
vastgezet.
√√√√√
15

Scharnieras van
voorremhendel

Smeren met siliconenvet.
√√√√√
16

Scharnieras van
achterremhendel

Smeren met siliconenvet.
√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE

1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)

Page 47 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
2
3
4
5
67
8
9

17

Zijstandaard, mid-
denbok

Controleer de werking.

Smeren.
√√√√√
18

*
Zijstandaardschake-
laar

Controleer de werking.
√√√√√√
19

*
Voorvork

Controleer op een correcte
werking en olielekkage.
√√√√
20

*
Schokdemperunit

Controleer op een correcte
werking en olielekkage.
√√√√
21

*
Brandstofinjectie

Stel het stationair toerental en
de synchronisatie af.
√√√√√√
22

Motorolie

Verversen. (Zie pagina 3-6.)

Wanneer de indicator olieverversing knippert

Controleer het olieniveau en
controleer de machine op olie-
lekkage.Elke 5000 km (3000 mi)

23

Oliefilterpatroon

Vervangen.
√√√
24

*
Koelsysteem

Controleer het koelvloeistofni-
veau en controleer de machine
op vloeistoflekkage.
√√√√√

Verversen. Elke 3 jaar
25

Kettingkastolie

Controleer de machine op olie-
lekkage.

Verversen.
√√√√
26

*
V-snaar

Vervangen. Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert [elke 20000 km (12000 mi)]
27

*
Voor- en achterrem-
schakelaar

Controleer de werking.
√√√√√√
28

Bewegende delen en
kabels

Smeren.
√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE

1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)

Page 48 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU18680
OPMERKING:


Luchtfilter

Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.

Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.

Hydraulisch remsysteem

Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.

Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.

De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
29

*
Gaskabelhuis en
gaskabel

Controleer de werking en spe-
ling.

Stel indien nodig de speling af.

Smeer het gaskabelhuis en de
gaskabel.
√√√√√
30

*
Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaars

Controleer de werking.

Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE

1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)

Page 49 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
2
3
4
5
67
8
9

DAU18771
Panelen verwijderen en
aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU45012
Paneel A
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder de drukclips.2. Trek de linker- en rechterbovenkant
van het paneel omhoog en verwijder
het paneel. Trek het paneel daarna
naar beneden zoals afgebeeld.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de drukclips aan.

1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
4. Paneel D
5. Paneel E
34
5
12

1. Paneel F
1. Paneel A
2. Drukclip
1
2
1

1. Paneel A
1

Page 50 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Paneel B
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het paneel A.
2. Trek de rubberen kappen op beide
achteruitkijkspiegels omhoog en ver-
wijder de spiegels door de moeren te
verwijderen.
3. Verwijder de schroeven en trek dan
het paneel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng de achteruitkijkspiegels aan
door de moeren te monteren, breng
vervolgens de rubberen kappen op
beide spiegels weer op hun oude
plaats aan.
3. Breng het paneel A aan.
Paneel C
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek daarna het
paneel omhoog.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel D
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het paneel C.
2. Verwijder de schroeven en trek daarna
het paneel naar achteren en omhoog.

1. Moer
2. Rubberafdekking
3. Achteruitkijkspiegel
1
32

1. Schroef
2. Paneel B
21
1

1. Schroef
2. Paneel C
2
1

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 90 next >