YAMAHA TMAX 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 98

1-4
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het
monteren van in de handel verkrijgbare pro-
ducten of het verrichten van aanpassingen
die de ontwerp- of bedieningskenmerken
van uw machine wijzigen kan het risico op
ernstig letsel of overlijden van uzelf of ande-
ren vergroten. U bent verantwoordelijk voor
letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de
machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de
grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo- gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-18
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.

Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.

Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.

Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het fra-
me of de bovenste voorvorkklem (en
niet aan, bijvoorbeeld, het stuur, de
richtingaanwijzers of onderdelen die
kunnen afbreken). Kies de plaats voor
de spanbanden zorgvuldig om te voor-
komen dat deze tijdens het transport
schuurplekken op de lak veroorzaken.

Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
59C-9-D1.book 4 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 12 of 98

1-5
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1
niet overmatig kan stuiteren.
DAU10373
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden 
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.

Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.

Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.

Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.

Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.

De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.

Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.

Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van de
scooter en kan uw aandacht afleiden
van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
59C-9-D1.book 5 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 13 of 98

2-1
12
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
3
5
98
7
6
10
111
4
2
1. Accu (pagina 6-28)
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (links)
3. Helmbevestiging (pagina 3-20)
4. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-21)
5. Handgreep (pagina 5-2)
6. Olievuldop (pagina 6-11)
7. Zijstandaard (pagina 3-25)
8. Olieaftapplug (pagina 6-11) 9. Kijkglas olieniveau (pagina 6-11)
10.Oliefilterpatroon (pagina 6-11)
11.Kijkglas koelvloeist
ofniveau (pagina 6-14)
59C-9-D1.book 1 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 14 of 98

BESCHRIJVING
2-2
12
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
3
6
7
1
54
2
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
2. Tankdop (pagina 3-16)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-16)
4. Kuipruit (pagina 3-23)
5. Zekeringen (pagina 6-30)
6. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (rechts)
7. Middenbok (pagina 6-26)
59C-9-D1.book 2 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 15 of 98

BESCHRIJVING
2-3
23
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
4
2
3
6
7
8
1
11
9
5
10
12
1. Achterremhendel (pagina 3-14)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-12)
3. Achterremblokkeerhendel (pagina 3-14)
4. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-5)
6. Toerenteller (pagina 3-5)
7. Schakelaargroep rechte rstuurzijde (pagina 3-12)
8. Voorremhendel (pagina 3-13) 9. Gasgreep (pagina 6-17)
10.Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-21)
11.Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
12.Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-21)
59C-9-D1.book 3 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 16 of 98

3-1
1
23
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10977
Startblokkeersysteem Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)

twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd

een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)

een startblokkeereenheid

een ECU

een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-4.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821

ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-
daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.

Dompel de sleutels nooit in water.

Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.

Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).

Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.

Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.

U mag de sleutels nooit slijpen of de
vorm ervan wijzigen.

U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.

Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.

Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.

Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
59C-9-D1.book 1 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 17 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
234
5
6
7
8
9
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-lies te minimaliseren.
DAU10560
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentek enverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft aan
totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaidof de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-val.
DAU10684
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links. 2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
59C-9-D1.book 2 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 18 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU49392
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedru kt. Dit wijst echterniet op een storing.
DAU53990
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid

gaat branden of knipperen tijdens het
rijden

niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-15 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.)WAARSCHUWING
DWA16040
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor modellen met ABS)
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
5. Controlelampje startblokkering
1
541
1
2
3
ABS
ABS
59C-9-D1.book 3 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 19 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
234
5
6
7
8
9
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealercontroleren.OPMERKING
Als de startknop wordt ingedrukt terwijl
de motor draait gaat het ABS-waar-
schuwingslampje branden, maar dit
duidt niet op een storing.

Het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden wanneer er gas wordt
gegeven terwijl de scooter op de mid-
denbok staat. Er is dan echter geensprake van een storing.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren. Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
DAU11601
Snelheidsmeter De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.1. Snelheidsmeter1
59C-9-D1.book 4 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page 20 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 8250 tpm en hoger
DAU52242
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op eenongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:

een brandstofniveaumeter

een temperatuurmeter koelvloeistof

een kilometerteller
1. Rode zone toerenteller
2. Toerenteller
21
1. Linker instelknop
2. Brandstofniveaumeter
3. Waarschuwingsindicator brandstofniveau “”
4. Kilometerteller
5. Waarschuwingsindica tor koelvloeistoftem-
peratuur “ ”
6. Temperatuurmeter koelvloeistof
7. Rechter instelknop
23
4
56
11
7
1. Ritteller/ritteller brandstofreserve
2. Omgevingstemperatuur/gemiddeld brand- stofverbruik/huidig brandstofverbruik
1. Klok
211
59C-9-D1.book 5 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 100 next >