YAMAHA VERSITY 300 2005 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 84

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
lijk letsel veroorzaken. Start de motor
alleen in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.

Zet de motor altijd uit voordat u de
scooter onbeheerd achterlaat en
neem de sleutel uit het contactslot. Let
op het volgende als u de scooter gaat
parkeren:
De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen heet zijn, dus parkeer de scoo-
ter op een plek waar voetgangers of
kinderen hiervan geen hinder heb-
ben.
Parkeer de scooter niet op een hel-
ling of op een zachte ondergrond,
om omvallen te voorkomen.
Parkeer de scooter niet nabij een
brandend toestel(bijv. een petro-
leumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.

Roep onmiddellijk medische hulp in
nadat u benzine heeft ingeslikt, veel
benzinedamp heeft ingeademd of ben-
zine in uw ogen is terecht gekomen.
Morst u benzine op uw huid of kleding,
spoel de bewuste plek dan direct met
zeepwater en trek andere kleding aan.
DAU10371
Andere aandachtspunten voor
veilig motorrijden 
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.

Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.

Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.

Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.

Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.

De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.

Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.

Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel.

Page 12 of 84

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1
65 4 3 2
1. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-13)
2. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-14)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-15)
4. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-15)
5. Zijstandaard (pagina 3-15/6-24)
6. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-14)

Page 13 of 84

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1
987 6 523 4
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Tankdop (pagina 3-9)
3. Accu (pagina 6-26)
4. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
5. Voorremblokken (pagina 6-21)
6. Hoofdzekeringkastje (pagina 6-27)
7. Olievuldop (pagina 6-11)
8. Middenbok (pagina 6-24)9. Achterremblokken (pagina 6-21)

Page 14 of 84

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
PUSHOPEN
11 10 123456789
1. Achterremhendel (pagina 3-9)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-7)
3. Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-12)
4. Snelheidsmeter/multifunctioneel display (pagina 3-2/3-4)
5. Bagagehaak (pagina 3-14)
6. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-7)
8. Gasgreep (pagina 6-17)9. Voorremhendel (pagina 3-8)
10.Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-12)
11.Zekeringenkastje (pagina 6-27)

Page 15 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10460
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU34121
ON “ ”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en de
parkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.
OPMERKING:De koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven
aan totdat de sleutel naar “” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-wogen.
DAU10660
OFF “ ”
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10680
LOCK “ ”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “”-stand in en
draai hem dan naar de “”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “ ”
of naar “ ” terwijl de machine rijdt; elek-
trische systemen worden dan afgescha-
keld en mogelijk zult u zo de macht over
het stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machine stil-
staat voordat u de sleutel naar “ ” ofnaar “ ” draait.
PUSHOPEN
ZAUM0253

Page 16 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10980
Controlelampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUM1050
Controlelampje dimlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor dimlicht.
DAU11590
Snelheidsmeter Alleen UK
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
1. Controlelampje dimlicht “ ”
2. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
3. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
12 34
ZAUM0578
1. Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
1
ZAUM0402
1
ZAUM0593

Page 17 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAUM1470
Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate
het brandstofniveau daalt. Wanneer de
brandstof in de tank ongeveer 1.9 L (0.50
US gal) (0.42 Imp.gal) bereikt, gaat het
waarschuwingslampje brandstofniveau
branden en schakelt het multifunctionele
display automatisch naar “Trip/fuel”-modus.
(Zie pagina 3-4.) Vul in dat geval zo snel
mogelijk brandstof bij.OPMERKING:Voorkom dat de brandstoftank geheeldroog komt te staan.
DAUM1101
Accuspanningsmeter/temperatu
urmeter voor koelvloeistof Wanneer de sleutel wordt gedraaid naar
“”, geeft deze meter het accuspannings-
niveau aan voordat de motor werd uitge-
schakeld.OPMERKING:Als de naald daalt naar het merkteken “9V”
(laag), moet u een Yamaha dealer vragende accu te controleren.
Wanneer de sleutel wordt gedraaid naar
“”, geeft deze meter de temperatuur van
de koelvloeistof aan. Als de naald in de rode
zone staat, moet u de scooter stilzetten en
de motor laten afkoelen. (Zie pagina 6-32.)
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingslampje brandstofniveau
1
2
ZAUM0403
1. Hoog niveau
2. Laag niveau
1
2
ZAUM0579
1. Rode zone
1
ZAUM0580

Page 18 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAUM2050
Multifunctioneel display Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)

twee rittellers (die de afgelegde af-
stand tonen sinds deze voor het laatst
op nul zijn gezet, de tijd die is verlopen
sinds de rittellers op nul zijn gezet en
de gemiddelde gereden snelheid ge-
durende deze tijd)

een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)

een klok

een omgevingstemperatuurweergave

een indicator olieverversing (die gaat
branden wanneer de motorolie moet
worden ververst)
OPMERKING:
Voor het Verenigd Koninkrijk wordt de
afgelegde afstand aangegeven in mij-
len en wordt de temperatuur aangege-
ven in °F.

Voor andere landen wordt de afgeleg-
de afstand aangegeven in kilometers
en wordt de temperatuur aangegevenin °C.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “MODE”-toets wis-
selt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller “Total” en
ritteller “Trip”:
Total → Trip 1 → Trip 2 → Trip/fuel → Total
OPMERKING:
De kilometerteller “Trip/fuel” wordt al-
leen geactiveerd wanneer het waar-
schuwingslampje brandstofniveau
gaat branden.

De kilometerteller “Trip 2” wordt auto-
matisch op nul teruggesteld nadat de
sleutel naar “” is gedraaid en ertwee uren zijn verstreken.
Door indrukken van de “SET”-toets in de ki-
lometertellermodus wisselt de weergave
volgens onderstaande volgorde tussen de
verschillende kilometertellerfuncties:
Trip 1 of Trip 2 → Time 1 of 2 → Gemiddel-
de snelheid 1 of 2 → Trip 1 of Trip 2
1.“MODE”-toets
2. Multifunctioneel display
3.“SET”-toets
1
23
ZAUM0581
1. Total
2. Trip 1
3. Trip 2
4. Trip/Fuel
"Mode"
"Mode"
"Mode"
"Mode"1
2
3
4
ZAUM0391

Page 19 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (Zie pagina 3-3.), wisselt
de weergave automatisch naar brandstofre-
serve-ritteller “Trip/fuel” -modus en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. In dat geval wordt door het indrukken
van de “MODE”-toets in de onderstaande
volgorde gewisseld tussen de diverse weer-
gaven van rittellers en kilometerteller:
Trip/Fuel → Trip 1 → Trip 2 → Total →
Trip/fuelAls u de ritteller op nul wilt terugstellen, se-
lecteert u deze met een druk op de “MO-
DE”-toets, waarna u de “SET”-toets
minstens 1 seconde lang ingedrukt houdt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens 2 se-
conden lang ingedrukt terwijl de “To-
tal”-weergave actief is.
2. Zodra de urenaanduiding begint te
knipperen, drukt u op de “SET”-toets
om de uren in te stellen.3. Druk op de “MODE”-toets en de minu-
tenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de minuten
in te stellen.
5. Druk op de “MODE”-toets en laat deze
dan los om de klok te starten. De weer-
gave keert weer terug naar de “Total”-
modus.1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
"Set"
"Set""Set"
12
3
ZAUM0392
ZAUM0393
ZAUM0394ZAUM0395

Page 20 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgevingstempe-
ratuur vanaf –30 °C (–86 °F) tot 50 °C (122
°F).
Het waarschuwingslampje vorst “” gaat
automatisch branden als de temperatuur la-
ger is dan 3 °C (37.4 °F).Indicator olieverversing “OIL”
De motorolie moet worden ververst wan-
neer deze indicator gaat branden. De indi-
cator blijft branden totdat deze wordt
teruggesteld. Nadat de motorolie is ver-
verst, stelt u de indicator als volgt terug.
1. Houd de “MODE”-toets en de “SET”-
toets ingedrukt en draai de sleutel naar
“”.
2. Houd de “MODE”-toets en de “SET”-
toets nog twee tot vijf seconden inge-
drukt.
3. Laat de knoppen los. De indicator olie-
verversing zal nu uitgaan.
OPMERKING:
De indicator olieverversing gaat bran-
den na de eerste 1000 km (600 mi) en
daarna om de 3000 km (4800 mi).

Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. Na het te-
rugstellen brandt de indicator gedu-
rende twee seconden. Als de indicator
niet gaat branden, herhaalt u de proce-dure.
1. Waarschuwingslampje vorst “”
2. Minteken
3. Temperatuur1
2
3ZAUM0396
1. Indicator olieverversing “OIL”
1
ZAUM0582

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 90 next >