YAMAHA VITY 125 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 76

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU45310
OPMERKINGDit model is uitgerust met een hellingshoek-
sensor, waarbij de motor afslaat bij kante-
ling. Om de motor na een kanteling weer te
starten zet u het contactslot eerst op “OFF”
en daarna op “ON”. Als u dat niet doet zal
de motor niet starten, ondanks dat de motor
wordt aangezwengeld als u op de startknop
drukt.
DAU45422
Starten van de motor LET OP
DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-
ne in gebruik wordt genomen.Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-12 voor meer informatie.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd. LET OP: Trek
voor een maximale levensduur van
de motor nooit hard op als de motor
koud is!
[DCA11041]
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort moge-
lijk duren om de accu te sparen. Laat
de startmotor nooit langer dan vijf se-
conden achtereen draaien.
U4P7D2D0.book Page 1 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 32 of 76

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
DAU45091
Wegrijden 1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om lang-
zamer te gaan rijden.
1. Achterremhendel
2. Startknop
3. Voorremhendel
1
23
1. Handgreep
1
(b)
(a)
ZAUM0199
U4P7D2D0.book Page 2 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 33 of 76

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16793
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10300

Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.

Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.

Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
DAU16820
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruik Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.

Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.

Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
U4P7D2D0.book Page 3 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 34 of 76

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU16830
Inrijperiode De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
gedurende de eerste 1000 km (600 mi) niet
te zwaar worden belast. De verschillende
onderdelen van de motor slijten op elkaar in
totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn be-
reikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdu-
rig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAU45581
0–150 km (0–90 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 1/3
opengedraaid.
150–500 km (90–300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 1/2
opengedraaid.
500–1000 km (300–600 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 3/4
opengedraaid. LET OP: Na 1000 km (600
mi) moeten de motorolie en de eindover-
brengingsolie worden ververst en moet
de oliezeef worden gereinigd.
[DCA16501]
1000 km (600 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.LET OP
DCA10270
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren.
DAU17213
Parkeren Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10311

De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.

Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan de
machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.

Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.
U4P7D2D0.book Page 4 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 35 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17241
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities. Het is echter
mogelijk dat de intervalperioden voor on-
derhoud moeten worden verkort afhankelijk
van het weer, het terrein, de geografische
locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10321
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15121
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.

Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-1 voor meer in-
formatie over koolmonoxide.
U4P7D2D0.book Page 1 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 36 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-2
6
DAU46871
OPMERKING
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.

Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 30000 km (17500 mi), beginnend vanaf 6000 km (3500 mi).

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
DAU46920
Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
1*BrandstofleidingControleer de brandstofslangen
op scheurtjes of beschadigingen.√√√√√
2 BougieControleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand af-
stellen.√√
Vervangen.√√
3*Ve n tie l e nControleer de klepspeling.
Afstellen.√√√√
4*BrandstofinjectieControleer het stationair toerental.√√√√√√
5*LuchtinlaatsysteemControleer de luchtafsluitklep, de
membraanklep en de slang op be-
schadiging.
Vervang beschadigde onderde-
len indien nodig.√√√√√
U4P7D2D0.book Page 2 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 37 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-3
6
DAU17717
Algemeen smeer- en onderhoudsschema NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
1*LuchtfilterelementVervangen.√√
2Luchtfilterelement
in v-snaarbehuizingReinigen.√√√√
3*VoorremControleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.√√√√√√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
4*AchterremControleer de werking en stel de
speling van de remhendel af.√√√√√√
Vervang de remschoenen. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
5*RemslangControleer op scheurtjes en be-
schadigingen.√√√√√
Vervangen. Elke 4 jaar
6*WielenControleer de speling en contro-
leer op beschadigingen.√√√√
7*BandenControleer op slijtage en bescha-
digingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√√
8*WiellagersControleer op speling of bescha-
digingen.√√√√
9*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 24000 km (14000 mi)
U4P7D2D0.book Page 3 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 38 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
6
10*Framebevestigin-
genControleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet.√√√√√
11Scharnieras van
voorremhendelSmeren met siliconenvet.√√√√√
12Scharnieras van
achterremhendelSmeren met lithiumvet.√√√√√
13Zijstandaard, mid-
denbokControleer de werking.
Smeren met lithiumvet.√√√√√
14*Zijstandaardscha-
kelaarControleer de werking.√√√√√√
15*VoorvorkControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
16*SchokdemperunitControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
17 MotorolieVerversen. (Zie pagina 6-9.)
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge.√Elke 2000 km (1200 mi)
18*Olie-aanzuigzeefReinigen.√
19 VersnellingsbakolieControleer de machine op olielek-
kage.√√√√√
Verversen.√√√
20*V-snaarVervangen. Elke 12000 km (7000 mi)
21*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)U4P7D2D0.book Page 4 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 39 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
6
DAU45610
OPMERKING
Luchtfilter
Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht om beschadiging te
voorkomen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.

Luchtfilter in V-snaarbehuizing
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.

Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder en de remklauw worden vervangen en de remvloeistof
worden ververst.
De remslang dient elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze is gescheurd of beschadigd.
22Bewegende delen
en kabelsSmeren.√√√√√
23*Gaskabelhuis en
gaskabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de
gaskabel.√√√√√
24*Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
U4P7D2D0.book Page 5 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page 40 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
6
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen ver-
wijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU18852
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de schroeven en trek het stroom-
lijnpaneel dan los zoals getoond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
DAU45470
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder de schroeven en trek het
stroomlijnpaneel dan los zoals ge-
toond.
2. Trek de stekker van de koplamp en de
stekker van het parkeerlicht los.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
3. Paneel A
4. Paneel B
3
4
12
1. Schroef
11
1. Schroef
1. Schroef
1
1
U4P7D2D0.book Page 6 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 80 next >