YAMAHA VITY 125 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2010, Model line: VITY 125, Model: YAMAHA VITY 125 2010Pages: 76, PDF Size: 2.05 MB
Page 41 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Sluit de stekker van de koplamp en de
stekker van het parkeerlicht aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
DAU19281
Paneel A
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroef en trek het paneel dan
los zoals getoond.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
DAU45450
Paneel B
Verwijderen van het paneel1. Trek de voetplaatmat omhoog.2. Verwijder de schroeven en trek het pa-
neel los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
1. Koplampstekker
2. Parkeerlichtstekker
1
2
1. Schroef
1
1. Mat op de voetplaat
1. Schroef
1
1
U4P7D2D0.book Page 7 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 42 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
2. Leg de voetplaatmat terug in de oor-
spronkelijke positie.
DAU45590
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-6.)
3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel uit
het achterste opbergcompartiment.
(Zie pagina 3-10.)Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKIN
G
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw voertuig nakijken door een Yamaha
dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
1. Bougiesleutel
1
1. Bougiesleutel
1
U4P7D2D0.book Page 8 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 43 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.4. Installeer de bougiedop.
5. Monteer het paneel.
DAU45482
Motorolie Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motorolie moet ook worden ververst na
de eerste 1000 km (600 mi) en wanneer de
indicator olieverversing rood in plaats van
groen wordt. De olieverversingsindicator
moet na de eerste 1000 km (600 mi) wor-
den teruggesteld. (Zie pagina 3-2 voor het
terugstellen.)
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren. Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
U4P7D2D0.book Page 9 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 44 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen het uitein-
de van de peilstok en de merkstreep voor
maximumniveau liggen.4. Als het motorolieniveau niet tussen het
uiteinde van de peilstok en de merk-
streep voor maximumniveau ligt, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de motoroliepeilstok in de vulo-
pening en draai dan de olievuldop
vast.
Verversen van de motorolie
1. Zet de machine op de middenbok.2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en verwijder
dan de olieaftapplug met de pakking
om de olie uit het carter te laten stro-
men.
5. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de motorolievuldop aan en
zet deze vast.
LET OP
DCA11670
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
7. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
8. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
9. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-2 voor het terugstellen.)
1. Olievuldop
2. Motoroliepeilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Uiteinde van de motoroliepeilstok
32
1 4
1. Olieaftapplug
2. PakkingAanhaalmoment:
Olieaftapplug
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
1 1
2
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)
U4P7D2D0.book Page 10 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 45 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
OPMERKINGAls de motorolie wordt ververst voordat de
olieverversingsindicator rood in plaats van
groen wordt (dus voordat het einde van de
interval voor periodieke olieverversing
wordt bereikt), moet de olieverversingsindi-
cator na de olieverversing worden terugge-
steld om de eerstvolgende periodieke
olieverversing correct aan te geven.
DAU20065
Eindoverbrengingsolie Het eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindoverbren-
gingsolie op door enkele minuten te rij-
den en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de gebruik-
te olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis.
5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.6. Monteer de aftapplug van de eindover-
brengingsolie met de nieuwe pakking
en zet de bout vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
1. Aftapplug versnellingsbakolie
2. Pakking
1
1
2
11
2
U4P7D2D0.book Page 11 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 46 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
7. Vul met de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen eindoverbrenging-
solie. WAARSCHUWING! Zorg er-
voor dat geen vreemde materialen
in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
komt.
[DWA11311]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-
gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU45492
Luchtfilter en luchtfilterelemen-
ten in v-snaarbehuizing reinigen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen en het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing moet worden gereinigd volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Reinig
de luchtfilterelementen vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. De lucht-
filteraftapslangen moeten regelmatig wor-
den gecontroleerd en zo nodig worden
gereinigd.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit.4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen. Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.13 L (0.14 US qt, 0.11 Imp.qt)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
2 1
2
1. Luchtfilterelement
1
U4P7D2D0.book Page 12 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 47 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
Reinigen van de luchtfilteraftapslangen
1. Controleer of zich in de aftapslangen
aan de achterkant van het luchtfilter-
huis geen water of vuil heeft verza-
meld.
2. Als er stof of water in de aftapslang
van het luchtfilter zichtbaar is, verwij-
der dan de slangklemmen en pluggen
om de slangen leeg te laten lopen.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing
1. Zet de scooter op de middenbok.2. Verwijder de schroeven en trek vervol-
gens het deksel van het luchtfilterele-
ment in de V-snaarbehuizing naar
buiten en van de V-snaarbehuizing
vandaan.
3. Verwijder de luchtfilterelementhouder
van de V-snaarbehuizing door de
schroef te verwijderen.4. Haal het luchtfilterelement van de V-
snaarbehuizing eruit en reinig het met
oplosmiddel. Verwijder na het reinigen
het achtergebleven oplosmiddel door
het element uit te wringen.
WAARSCHUWING! Gebruik alleen
een speciaal reinigingsmiddel voor
onderdelen. Gebruik geen benzine
of oplosmiddelen met een laag ont-
vlammingspunt om het risico op
brand of explosie te vermijden.
[DWA10431]
LET OP: Spring voorzichtig
om met het filterelement en verdraai
het niet om beschadiging te voorko-
men. [DCA10521]
1. Aftapslang luchtfilter
2. Klem
3. Plug luchtfilteraftapslang
1
23
1. Deksel luchtfilterelement in V-snaarbehui-
zing
2. Schroef
2 1
1. Houder luchtfilterelement in V-snaarbehui-
zing
2. Schroef
1
2
U4P7D2D0.book Page 13 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 48 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.OPMERKINGHet luchtfilterelement moet nat zijn maar
mag niet druipen.
6. Plaats het element in de V-snaarbe-
huizing.
7. Monteer de houder van het luchtfiltere-
lement door de schroef aan te bren-
gen.
8. Monteer het deksel van het luchtfiltere-
lement door de schroeven aan te bren-
gen.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
1
Aanbevolen olie:
Yamaha olie voor schuimrubberen
luchtfilterelementen of een vergelijk-
baar product
1. Vrije slag gaskabel1ZAUM0051
U4P7D2D0.book Page 14 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 49 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33601
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–83 kg (0–183 lb):
Vo o r :
175 kPa (1.75 kgf/cm², 25 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm², 29 psi)
83–167 kg (183–368 lb):
Vo o r :
175 kPa (1.75 kgf/cm², 25 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*:
167 kg (368 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U4P7D2D0.book Page 15 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 50 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:
Maat:
100/90-10 56J
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-922
Achterband:
Maat:
100/90-10 56J
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-940
U4P7D2D0.book Page 16 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM