YAMAHA WR 250R 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 96


VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
ren:

De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen heet zijn, parkeer de motorfiets
daarom op een plek waar voetgan-
gers en kinderen hier geen last van
hebben.

Parkeer de motor niet op een helling
of op een zachte ondergrond, om
omvallen te voorkomen.

Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een petro-
leumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.

Als u de motor in een ander voertuig
vervoert, zorg dan dat deze rechtop
staat. Als de motor schuin staat, kan er
benzine uit de brandstoftank stromen.

Roep onmiddellijk medische hulp in
als u benzine heeft ingeslikt, veel ben-
zinedamp heeft ingeademd of benzine
in uw ogen is terechtgekomen. Morst u
benzine op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met zeep-
water en trek andere kleding aan.

Page 12 of 96


2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9

BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
4
5
1
2
3
6
7
8
9

1. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-13)
2. Zekeringenkastje (pagina 6-32)
3. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-13)
4. Stelschroef voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-15)
5. Accu (pagina 6-31)
6. Hoofdzekering (pagina 6-32)
7. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
8. Helmbevestiging (pagina 3-13)9. Stelschroef voor inveerdemping voorvork (pagina 3-13)

Page 13 of 96


BESCHRIJVING
2-2
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU10420
Aanzicht rechterzijde
3
1
2
5
4
6

1. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-24)
2. Luchtfilterelement (pagina 6-16)
3. Remlichtschakelaar (pagina 6-23)
4. Olievuldop (pagina 6-10)
5. Kijkglas olieniveau (pagina 6-10)
6. Steldraaiknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-15)

Page 14 of 96


BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU10430
Bedieningen en instrumenten
12 34 5 6
8
7

1. Koppelingshendel (pagina 3-9)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-8)
3. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
4. Multifunctioneel display (pagina 3-3)
5. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-8)
6. Remhendel (pagina 3-9)
7. Gasgreep (pagina 6-19)
8. Tankdop (pagina 3-10)

Page 15 of 96


3-1
2
34
5
6
7
8
9

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:

De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai hem dan naar de “LOCK”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING

DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF”
of naar “LOCK” draait.
1. Drukken.
2. Draaien.
1
2

1. Drukken.
2. Draaien.
1 2

Page 16 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11350
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 2.1 L (0.55 US gal) (0.46
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAU11440
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijdom af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
LET OP:

DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU43020
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch circuit dat de motor-
werking controleert defect is. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het zelfdiagnose-
systeem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
OPMERKING:

Dit waarschuwingslampje gaat branden
1. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
2. Controlelampje brandstofniveau “ ”
3. Vrijstandcontrolelampje “ ”
4. Controlelampje richtingaanwijzers
“ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1234
5 6

Page 17 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9

wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid en de startknop wordt ingedrukt. Er
is dan echter geen sprake van een storing.
DAU45272
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING

DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u
wijzigingen in de instellingen van het
multifunctionele display gaat aanbren-
gen.
OPMERKING:


Het multifunctioneel display kan in de
basismodus of in de meetmodus gezet
worden.

Ritteller A wordt automatisch terugge-
steld op nul bij het wisselen van de ba-
sismodus naar de meetmodus of
omgekeerd.
Basismodus:

een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)

een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
1. “RESET”-toets
2. “SELECT 1”-toets
3. “SELECT 2”-toets
4. Klok/stopwatch
5. Snelheidsmeter
6. Kilometerteller/ritteller/ritteller
brandstofreserve
1
23
4
5
6

1. Lampje stopwatch “ ”
2. Lampje ritteller A “ ”/ritteller voor
afstandscompensatie “ ”
3. Lampje ritteller B “ ”
1
3
2

Page 18 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9


twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)

een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)

een klok

een voorziening voor zelfdiagnose
Meetmodus:

een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)

een ritteller voor afstandscompensatie
(die de afgelegde afstand aangeeft
sinds het terugstellen op nul, en die
gekalibreerd kan worden om nauw-
keuriger rittellerwaarden te verkrijgen)

een stopwatch (die de tijd aangeeft die
verstreken is sinds de stopwatch ge-
start werd)

een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING:


Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT 1”, “SELECT 2” en “RESET”
gebruikt.

Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten op
het multifunctionele display en verdwij-nen dan weer om het elektrisch circuit
te testen.

Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/rittellers zet u het
contactslot op “ON” en drukt u de toets
“SELECT 2” in totdat de weergave ver-
andert.
Basismodus
Kilometerteller- en rittellermodus
Door het indrukken van de toets “SELECT 2”
wisselt de weergave tussen de kilometertel-
lermodus en de rittellermodi A en B in onder-
staande volgorde:
kilometerteller

ritteller A

ritteller B

kilometerteller
OPMERKING:

Als u ritteller A selecteert, gaat controle-
lampje “ ” branden, en als u ritteller B se-
lecteert, gaat controlelampje “ ” branden.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
1. Lampje ritteller A “ ”
1. Lampje ritteller B “ ”
11

Page 19 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9

veau gaat branden (zie pagina 3-2), wisselt
de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “F” en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt aangegeven. In
dit geval wordt door het indrukken van de
toets “SELECT 2” in de onderstaande volg-
orde gewisseld tussen de diverse weerga-
ven van rittellers en kilometerteller:
brandstofreserve-ritteller “F”

kilometer-
teller

ritteller A

ritteller B

brand-
stofreserve-ritteller “F”
OPMERKING:

Het waarschuwingslampje brandstofreser-
ve is mogelijk niet nauwkeurig tijdens
off-roadritten, omdat het gemeten brand-
stofniveau varieert met de bewegingen en
hellingshoeken van het voertuig.
Als het waarschuwingslampje brandstofre-
serve gaat branden terwijl u in de meetmo-
dus rijdt, wissel dan naar basismodus en
druk op de toets “SELECT 2” om de brand-
stofreserve-ritteller te laten weergeven.
OPMERKING:

Om van de meetmodus naar de basismo-
dus te wisselen dienen de stopwatch en de
ritteller voor afstandscompensatie stopge-
zet te worden.Om een ritteller op nul terug te stellen, selec-
teert u deze door op de toets “SELECT 2” te
drukken en dan de toets “RESET” minstens
1 seconde lang ingedrukt te houden. Wan-
neer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tan-
ken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de
vorige weergavemodus weer.
Klok
Draai de sleutel naar “ON”.OPMERKING:

Bij het op tijd zetten van de klok verhoogt u
de cijfers door op toets “SELECT 1” te druk-
ken en verlaagt u de cijfers door op toets
“SELECT 2” te drukken. Door deze toetsen
ingedrukt te houden verhoogt of verlaagt ude cijfers doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
Om de klok op tijd te zetten
1. Houd de toets “SELECT 1” minstens
twee seconden ingedrukt.
2. Druk zodra de urenaanduiding begint
te knipperen op één van de selectie-
toetsen om de uren in te stellen.
3. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de minutenaanduiding knipperen.
4. Druk op één van de selectietoetsen
om de minuten in te stellen.
5. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de secondenaanduiding knipperen.
6. Druk op één van de selectietoetsen
om de seconden op nul te stellen.
7. Houd de toets “RESET” minstens
twee seconden ingedrukt, en laat hem
daarna los om de klok te starten.OPMERKING:

Als u niet binnen 30 seconden op de toets
“RESET” drukt, wordt de klok niet op tijd ge-
zet en keert hij terug naar de vorige tijd.
Wisselen van de basismodus naar de
meetmodus
Selecteer de kilometerteller en houd de
toetsen “SELECT 1” en “SELECT 2” min-
1. Ritteller brandstofreserve “F”
1

Page 20 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9

stens twee seconden lang gelijktijdig inge-
drukt om te wisselen naar de meetmodus.
Wisselen van de meetmodus naar de
basismodus
OPMERKING:

De stopwatch moet stopgezet worden voor
het wisselen naar de basismodus.
1. Controleer of de stopwatch niet loopt.
Als de stopwatch loopt, zet hem dan
stop door de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” gelijktijdig in te drukken.
2. Houd de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” minstens twee seconden
lang gelijktijdig ingedrukt om te wisse-
len naar de basismodus.
Meetmodus (voor de stopwatch)
Wanneer de meetmodus geselecteerd is,
wordt de stopwatch weergegeven en kan
deze handmatig of automatisch gestart
worden.
Handmatig starten
Handmatig starten is de standaardinstelling
van de stopwatch. Lampje “ ” van de
stopwatch en lampje “ ” van de ritteller
voor afstandscompensatie gaan knipperen.1. Druk op de toets “RESET” om de stop-
watch te starten.
2. Druk gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2” om de
stopwatch stop te zetten.
3. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2”.
Om de stopwatch op nul terug te stel-
len, zie “De ritteller voor afstandscom-
pensatie of de ritteller voor
afstandscompensatie samen met de
stopwatch terugstellen op nul” op pagi-
na 3-7.
OPMERKING:

De stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 2 en 3 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-
pen.Automatisch starten
1. Houd de toets “SELECT 1” minstens
twee seconden lang ingedrukt om au-
tomatisch starten in te stellen.OPMERKING:

Wanneer de stopwatch op automatisch
starten ingesteld is, dan gaan lampje “ ”
van de stopwatch en lampje “ ” van de rit-
teller voor afstandscompensatie knipperen
en bewegen de cijfers op het display van
links naar rechts.
2. Zodra het voertuig in beweging komt,
begint de stopwatch te lopen.
3. Druk gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2” om de
stopwatch stop te zetten.
4. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u opnieuw gelijktijdig op de toet-
sen “SELECT 1” en “SELECT 2”.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 100 next >