YAMAHA WR 250R 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
OPMERKING:

De stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 3 en 4 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-
pen.
Meetmodus (om de ritteller voor af-
standscompensatie te kalibreren)
De ritteller voor afstandscompensatie is be-
doeld om nauwkeuriger rittellerwaarden te
verkrijgen tijdens enduroritten. Door de tel-
ler te kalibreren volgens de afstanden die
op de enduroroutekaart gespecificeerd zijn,
kunt u zich als berijder beter vertrouwd ma-
ken met de route. Daarnaast kan kalibratie
van de teller nodig zijn wanneer u banden,
velgen, kettingwielen etc. gebruikt van an-
dere maten dan de originele. Voor meer in-
formatie over het gebruik van deze ritteller
kunt u terecht bij uw plaatselijke
Yamaha-dealer.
Kalibreer de ritteller voor afstandscompen-
satie als volgt.
Om de weergegeven waarde te verhogen
drukt u op de toets “SELECT 1”. Om de
weergegeven waarde te verlagen drukt u
op de toets “SELECT 2”. Door deze toetsen
ingedrukt te houden, verhoogt of verlaagt u
de waarde doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
OPMERKING:

Kalibratie van de ritteller voor afstandscom-
pensatie is ook mogelijk wanneer de stop-
watch loopt.
De ritteller voor afstandscompensatie
of de ritteller voor afstandscompensa-
tie samen met de stopwatch terugstel-
len op nul
OPMERKING:

U kunt alleen de ritteller voor afstandscom-
pensatie of de ritteller voor afstandscom-
pensatie samen met de stopwatch
terugstellen op nul.
Ritteller voor afstandscompensatie terug-
stellen op nul1. Controleer of de stopwatch loopt.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen-
satie terug op nul door de toets
“RESET” minstens twee seconden
lang ingedrukt te houden.
De ritteller voor afstandscompensatie sa-men met de stopwatch terugstellen op nul1. Zet de stopwatch stop.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen-
satie en de stopwatch terug op nul
door de toets “RESET” minstens tweeseconden lang ingedrukt te houden.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje motorstoring bran-
den en geeft het display een foutcode van
twee cijfers weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP:

DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
1. Weergave foutcode
1

Page 22 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.
LET OP:

DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-
dat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
1. Dimlichtschakelaar “ / ”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3

1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2

Page 23 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9

DAU12820
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-18.)
DAU12870
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU12890
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
1. Koppelingshendel
1

1. Schakelpedaal
1

1. Remhendel
1

Page 24 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU12941
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU44361
Tankdop
Verwijderen van de tankdop
1. Steek de sleutel in het slot en draai
hem linksom zoals afgebeeld.
2. Draai de tankdop naar links en trek
hem los.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
ning van de brandstoftank met de
sleutel in het slot en draai dan de dop
rechtsom.2. Draai de sleutel rechtsom en neem
deze dan uit.
OPMERKING:

De tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en ver-
grendeld is.
WAARSCHUWING

DWA10120
Controleer of de tankdop correct is afge-
sloten en vergrendeld alvorens te gaan
rijden.
1. Rempedaal
1

1. Sleutel
2. Tankdop1
2
1. Sleutel
2. Tankdop
1
2

Page 25 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9

DAU13211
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
WAARSCHUWING

DWA10880

Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.

Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
LET OP:

DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, debrandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
DAU13390
LET OP:

DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk.
Door loodvrije benzine te gebruiken gaan
bougies langer mee en blijven de onder-houdskosten beperkt.
1. Brandstofniveau
2. Vulpijp brandstoftank
2
1

Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE SU-
PERBENZINE
Inhoud brandstoftank:
7.6 L (2.01 US gal) (1.67 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden):
2.1 L (0.55 US gal) (0.46 Imp.gal)

Page 26 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU13431
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING

DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
LET OP:

DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.

Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.

Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.

Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
DAU13970
Zadel
Verwijderen van het zadel
Verwijder de bouten en neem dan het zadel
los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.2. Plaats het zadel in de oorspronkelijke
positie en draai dan de bouten vast.
OPMERKING:

Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1. Bout
1

1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2

Page 27 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9

DAU14281
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevesti-
ging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen en
dan de sleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING

DWA10160
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
DAU45200
Afstellen van de voorvork
Deze voorvork is voorzien van stelschroe-
ven voor uitveerdemping en stelschroeven
voor inveerdemping.
WAARSCHUWING

DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
schroef op beide vorkpoten in de richting
(a). Draai om de uitveerdemping te verla-
gen en zo de vering zachter te maken destelschroef op beide vorkpoten in de rich-
ting (b).
Inveerdemping
1. Verwijder de rubber dop door hem uit
de voorvorkpoot te trekken.
2. Draai om de inveerdemping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken
de stelschroef op beide vorkpoten in
1. Helmbevestiging
2. Openen.
1
2

1. Stelschroef voor uitveerdemping
1
(b)
(a)

Afstelling uitveerdemping:
Minimum (zacht):
24 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
1. Rubber dop
1

Page 28 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9

de richting (a). Draai om de inveer-
demping te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelschroef op
beide vorkpoten in de richting (b).
3. Breng de rubber dop aan.
LET OP:

DCA10100
Probeer nooit een stelmechanisme voor-
bij de maximum- of minimuminstelwaar-
den te verdraaien.
OPMERKING:

Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmecha-
nisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenko-
men; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te ra-
den het aantal klikken van elk veerdem-
pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
DAU14790
Voorvork ontluchten
Als u het voertuig in zeer zware omstandig-
heden gebruikt, zullen de temperatuur en
druk van de lucht in de voorvork stijgen.
Daardoor zal de veervoorspanning stijgen
en de voorwielophanging verharden. Ont-
lucht de voorvork in dat geval als volgt.
1. Breng het voorwiel los van de grond
door een geschikte standaard onder
het motorblok te plaatsen.
OPMERKING:

Tijdens het ontluchten van de voorvork mag
er geen gewicht op de voorzijde van het
voertuig rusten.
2. Verwijder de ontluchtingsschroeven
en laat alle lucht uit beide vorkpoten
ontsnappen.
1. Stelschroef voor inveerdemping
Afstelling inveerdemping:
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
1(a) (b)

1. Ontluchtingsschroef
1

Page 29 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
2
34
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING

DWA10200
Ontlucht altijd beide vorkpoten, want an-
ders kan dat slecht weggedrag en ver-
minderde rijstabiliteit tot gevolg hebben.
3. Bevestig de ontluchtingsschroeven
weer.
DAU45260
Afstellen van de
schokdemperunit
Deze schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning, een stel-
wiel voor uitveerdemping en een stel-
schroef voor inveerdemping.
LET OP:

DCA10100
Probeer nooit een stelmechanisme voor-
bij de maximum- of minimuminstelwaar-
den te verdraaien.
Veervoorspanning
De veervoorspanning moet worden inge-
steld door een Yamaha-dealer, omdat hier-
toe speciaal gereedschap en technisch
vakmanschap vereist zijn. De voorgeschre-
ven instellingen kunt u in de lijst hieronder
vinden.
OPMERKING:

De afstelling voor veervoorspanning wordt
gecontroleerd door de afstand A te meten,
zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter
de afstand A, hoe hoger de veervoorspan-
ning; hoe langer de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning.
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken het stelwiel
in de richting (a). Draai om de uitveerdem-
ping te verlagen en zo de vering zachter te
maken het stelwiel in de richting (b).
1. Afstand A
Veervoorspanning:
Minimum (zacht):
Afstand A = 216 mm (8.50 in)
Standaard:
Afstand A = 211.5 mm (8.33 in)
Maximum (hard):
Afstand A = 206 mm (8.11 in)
1

Page 30 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Inveerdemping
Draai om de inveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stel-
schroef in de richting (a). Draai om de in-
veerdemping te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelschroef in de rich-
ting (b).
OPMERKING:

Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmecha-
nisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenko-
men; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te ra-
den het aantal klikken van elk veerdem-pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
WAARSCHUWING

DWA10220
Deze schokdemper is gevuld met stik-
stofgas onder hoge druk. Lees en be-
grijp de volgende informatie alvorens de
schokdemper te gebruiken. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade aan eigendommen of voor
persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit
verkeerd gebruik.

Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.

Stel de schokdemper niet bloot aan
open vuur of aan andere hittebron-
nen, anders kan deze door de op-
lopende druk exploderen.

Vervorm of beschadig de gascilin-
der op geen enkele wijze, de dem-
pende werking zal dan
achteruitgaan.

Laat onderhoud aan de schokdem-
per altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
1. Stelwiel voor uitveerdemping
Afstelling uitveerdemping:
Minimum (zacht):
25 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
12 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
3 klik(ken) in de richting (b)*
* Met het stelwiel volledig gedraaid in
de richting (a)
(a) (b) 1

1. Stelschroef voor inveerdemping
Afstelling inveerdemping:
Minimum (zacht):
12 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)1 (a)
(b)

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 100 next >