YAMAHA XJR 1300 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAU18771
Panelen verwijderen en aanbren-
gen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU43260
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderen1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Verwijder de bout en trek het paneel
los zoals getoond.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bout aan.
2. Breng het zadel aan.
DAU19193
Paneel C
Verwijderen van het paneelVerwijder de bouten en haal het paneel los.
1. Paneel A
1. Paneel B
2. Paneel C
1. Bout
U5WMD6D0.book Page 7 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 52 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
DAU19544
Controleren van de bougies De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode licht
tot gemiddeld bruin verkleurd is (de
ideale kleur als normaal met de machi-
ne wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
OPMERKINGWanneer een bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamahadealer.
1. Bout
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
U5WMD6D0.book Page 8 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 53 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang indien nodig.
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
DAU19697
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Wanneer de machine
iets schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan. Voorgeschreven bougie:
NGK/DPR8EA-9
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.7 ft·lbf)
U5WMD6D0.book Page 9 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 54 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKIN
G
Sla de stappen 5–11 over als het oliefiltere-lement niet wordt vervangen.
5. Verwijder het paneel C. (Zie pagina
6-7.)
6. Verwijder de aftapschroef van het olie-
filterelement om de olie uit het oliefilte-
relement af te tappen.
7. Haal het oliefilterdeksel los door de
bout te verwijderen.8. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
9. Monteer het oliefilterdeksel door het
uitsteeksel aan het deksel in lijn te
brengen met de sleuf in het carter;
1. Olievuldop
2. Kijkglas olieniveau
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
3
4
1. Olieaftapplug
1. Aftapschroef oliefilterelement
2. Bout
3. Oliefilterdeksel
1. Oliefilterelement
2. O-ring
U5WMD6D0.book Page 10 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 55 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
breng dan de bout aan en zet deze
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.
OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
10. Breng de aftapschroef van het oliefilte-
relement aan en zet deze vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
11. Monteer het paneel.12. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
13. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogengeen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
14. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
1. Uitsteeksel
2. SleufAanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
15 Nm (1.5 m·kgf, 11 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Aftapschroef oliefilterelement:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
2.80 L (2.96 US qt, 2.46 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
3.15 L (3.33 US qt, 2.77 Imp.qt)
1.“CD” specificatie
2.“ENERGY CONSERVING II”
1
2
U5WMD6D0.book Page 11 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 56 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als hetolieniveau correct is.LET OP
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
15. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU43451
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Om het luchtfilterelement te vervangen
1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-7.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
6. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de voorkant van het luchtfilterhuis wa-
ter of vuil heeft verzameld.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
U5WMD6D0.book Page 12 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 57 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Aftapslang luchtfilter
1. Vrije slag gaskabel
U5WMD6D0.book Page 13 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 58 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU21772
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht. Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
90–205 kg (198–452 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Maximale belasting*:
205 kg (452 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires 1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U5WMD6D0.book Page 14 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 59 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10481
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F L
Achterband:
Maat:
180/55 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252 L
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U5WMD6D0.book Page 15 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM
Page 60 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aanvolgens de rijomstandigheden.
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU22073
Koppelingshendel Omdat dit model is uitgerust met een hy-
draulische koppelingsbediening, hoeft de
vrije slag van de koppelingshendel niet te
worden afgesteld. Wel moeten voor elke rit
het niveau van de koppelingsvloeistof en
het hydraulisch systeem op lekkage worden
gecontroleerd. (Zie pagina 6-18.) Misschien
zit er lucht in het koppelingssysteem als de
koppelingshendel te veel vrije slag heeft en
schakelen moeizaam gaat, of als de koppe-
ling slipt en de machine slecht accelereert.
Als er lucht in het hydraulisch systeem zit,
moet het systeem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motorfiets wordt
gebruikt.
U5WMD6D0.book Page 16 Wednesday, August 20, 2008 9:19 AM