YAMAHA XJR 1300 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
19*Zijstandaardscha-
kelaar Controleer de werking.
√√√√√√
20 *Vo o r vo r k Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage. √√√√
21 *Schokdemperunits Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage. √√√√
22 Motorolie Verversen.
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge. √√√√√√
23 Oliefilterelement Vervangen. √√√
24 *Voor- en achterrem-
schakelaar Controleer de werking.
√√√√√√
25 Bewegende delen
en kabels Smeren.
√√√√√
26 *Gasgreep Controleer de werking.
Controleer de vrije slag van de
gasgreep en stel deze indien no-
dig af.
Smeer de kabel en het kabelhuis. √√√√√
27 *Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaars Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√√
NR. ITEM
CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-TROLE
1000 km
(600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)
U5WMD9D0.book Page 7 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 52 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU36772
OPMERKING●
Luchtfilter Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papier en filterelement. Reinig dit niet met perslucht om beschadiging te
voorkomen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
●
Onderhoud aan hydraulisch rem- en koppelingssysteem
Controleer regelmatig het rem- en koppelingsvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Vervang de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en remklauwen en van de koppelingshoofdcilinder en -werkcilinder na elke twee jaar en ververs dan ook de rem- en de koppelingsvloeistof.
Vervang de rem- en koppelingsslangen na elke vier jaar of als ze zijn gescheurd of beschadigd.
U5WMD9D0.book Page 8 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 53 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU18771
Panelen verwijderen en aanbren-
gen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU43261
Panelen A en B
Verwijderen van een paneel1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Verwijder de bout en trek het paneellos zoals getoond. Aanbrengen van een paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bout aan.
2. Breng het zadel aan.
DAU19193
Paneel C
Verwijderen van het paneelVerwijder de bouten en haal het paneel los.
1. Paneel A
1. Paneel B
2. Paneel C
1. Bout
1
2
1
U5WMD9D0.book Page 9 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 54 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
DAU19545
Controleren van de bougies De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
Een bougie verwijderen1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset. Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen isolator rond de centrale elektrode licht
tot gemiddeld bruin verkleurd is (de
ideale kleur als normaal met het voer-
tuig wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor dezelfde kleur hebben.
OPMERKINGWanneer een bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.
1. Bout
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
U5WMD9D0.book Page 10 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 55 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
3. Controleer bij elke bougie of de elek-troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang indien nodig.
4. Meet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
Een bougie aanbrengen 1. Reinig het oppervlak van de bougie- pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie. 2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.3. Installeer de bougiedop.
DAU1969B
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Wanneer de machine
iets schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
Om het motorolieniveau te controleren1. Zet de machine op de middenbok.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
Voorgeschreven bougie:NGK/DPR8EA-91. ElektrodenafstandElektrodenafstand:0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment:Bougie:
18 Nm (1.8 m·kgf, 13 ft·lbf)
U5WMD9D0.book Page 11 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 56 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
4. Als de motorolie beneden de merk-streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment) 1. Zet de machine op een vlakke onder- grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen. 4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 5–15 over als het oliefiltere-
lement niet wordt vervangen.5. Verwijder het paneel C. (Zie pagina6-9.)
6. Verwijder de aftapschroef van het olie-
filterelement met de pakking om de
olie uit het oliefilterelement af te tap-
pen.
7. Verwijder het oliefilterdeksel door de bevestigingsbout los te draaien. 8. Verwijder het oliefilterelement en de o-
ringen.
OPMERKINGZorg ervoor dat de compressieveer en de
onderlegring niet losraken.
1. Olievuldop
2. Kijkglas olieniveau
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
3
4
1. Olievuldop
2. Olieaftapplug
3. Pakking
231
1. Aftapschroef oliefilterelement
2. Pakking
3. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
4. Oliefilterdeksel
1
2
43
U5WMD9D0.book Page 12 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 57 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
9. Breng nieuwe o-ringen aan op de be-vestigingsbout van het filterdeksel en
het filterdeksel.
10. Breng een dunne laag schone motoro-
lie op de o-ringen aan.
11. Breng de bevestigingsbout van het fil- terdeksel aan in het deksel.
12. Plaats de veer, de onderlegring en een nieuw oliefilterelement over de bout.OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
13. Monteer het deksel van het motorolie-filter (samen met de veer, de onderle-
gring en het oliefilter) door het
uitsteeksel op het deksel uit te lijnen
met de gleuf in het carter en dan de
bout aan te draaien met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
14. Monteer de aftapschroef van het olie- filterelement met de nieuwe pakking
en draai de schroef aan met het voor-
geschreven aanhaalmoment. 15. Monteer het paneel.
16. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
17. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
1. O-ring
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
3. Oliefilterdeksel
4. Drukveer
5. Ring
6. Oliefilterelement
2
3
4
5
6
1
1. Uitsteeksel
2. Sleuf
Aanhaalmoment: Bevestigingsbout oliefilterdeksel:15 Nm (1.5 m·kgf, 11 ft·lbf)
Aanhaalmoment:Aftapschroef oliefilterelement:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug: 43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het oliefilte-
relement:
2.80 L (2.96 US qt, 2.46 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
3.15 L (3.33 US qt, 2.77 Imp.qt)
U5WMD9D0.book Page 13 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 58 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620
●
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
●
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
18. Start de motor, laat deze een paar mi-nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.19. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU43451
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Om het luchtfilterelement te vervangen1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina 6-9.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
U5WMD9D0.book Page 14 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 59 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelementaan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.
6. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang 1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de voorkant van het luchtfilterhuis wa-
ter of vuil heeft verzameld. 2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
1. Luchtfilterelement
1. Aftapslang luchtfilter
1. Vrije slag van gasgreep
U5WMD9D0.book Page 15 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 60 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21776
Banden Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.●
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
●
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):0–90 kg (0–198 lb):Voor:250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
90–205 kg (198–452 lb):
Voor:250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid: Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Maximale belasting*: 205 kg (452 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U5WMD9D0.book Page 16 Monday, December 3, 2012 1:26 PM