YAMAHA XT660Z 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAUM1891
OPMERKINGVervang het luchtfilterelement vaker als u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder worden vervangen en de remvloeistof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.27*Lampen, richting-
aanwijzers en scha-
kelaars• Controleer de werking.
• Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
U2BDD1D0.book Page 7 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 52 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18773
Panelen verwijderen en aanbren-
genBij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeel-
de panelen worden verwijderd. Neem deze
paragraaf telkens door om een paneel te
verwijderen of aan te brengen.
DAUM3580
Paneel A
Om het paneel te verwijderenVerwijder de bouten en de drukclip en haal
dan het paneel los.Om het paneel aan te brengen
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten en de drukclip
aan.
Paneel B
Om het paneel te verwijderenVerwijder de bouten en haal het paneel los.
1. Paneel AZAUM1242
1
1. Paneel BZAUM1243
1
1. Bevestigingsbout paneel
2. Drukclip
3. Paneel A
3
ZAUM1239
U2BDD1D0.book Page 8 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 53 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
Om het paneel aan te brengenPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
DAU19605
Bougie controlerenDe bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat gemakkelijk te controleren is. Door
hitte en aanslag slijten bougies op de lange
duur. Daarom moeten bougies worden ver-
wijderd en gecontroleerd volgens het peri-
odieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de bou-
gie de conditie van de motor worden afge-
lezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKINGWanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
1. Bout
2. Paneel B
1. Paneel B
2. Pen
2
ZAUM1240ZAUM1241
1. Bougiedop
2. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
U2BDD1D0.book Page 9 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 54 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
De bougie monteren
1. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4…1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.3. Installeer de bougiedop.
DAUB1567
Motorolie en oliefilterelementVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKINGZorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het olieniveau. Wanneer de
machine iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.2. Start de motor, laat deze 10…15 minu-
ten warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Verwijder de olievuldop en veeg de
peilstok schoon. Steek de peilstok te-
rug in de olievulopening (zonder deze
vast te draaien) en verwijder deze
weer om het olieniveau te controleren.
WAARSCHUWING! Draai de olie-
vuldop nooit los direct nadat op
hoge snelheid is gereden, de hete
motorolie kan dan naar buiten spui-
ten en schade of brandwonden ver-
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.04 ft·lbf)
1
ZAUM0037
U2BDD1D0.book Page 10 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 55 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
oorzaken. Laat de motorolie altijd
voldoende afkoelen alvorens de
olievuldop te verwijderen.
[DWA17640]
OPMERKINGHet motoroliereservoir bevindt zich
binnen het frame.
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau. LET
OP: Gebruik het voertuig alleen als
u weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
[DCA10012]
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Verwijder het motorbeschermschild
door de schroeven te verwijderen.
3. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.5. Verwijder de aftapplug om de olie uit
het oliereservoir te laten stromen.
6. Verwijder de aftapbout van het oliefil-
terelement om de olie uit het oliefilte-
relement te laten stromen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Schroef
2. Motorbeschermschild
1. Olieaftapplug (carter)
1. Olieaftapplug (oliereservoir)ZAUM1262ZAUM1263
U2BDD1D0.book Page 11 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 56 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
OPMERKINGSla de stappen 7–9 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.7. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
8. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
9. Breng het oliefilterdeksel aan door de
bouten te monteren.
10. Breng de aftapbout oliefilterelement
aan.
11. Zet de bevestigingsbouten oliefilter-
deksel en de aftapbout oliefilterele-
ment vast met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
12. Breng de olieaftappluggen aan en zet
deze vervolgens vast met de voorge-
schreven aanhaalmomenten.13. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
LET OP
DCAM1063
Het oliereservoir moet in twee stappen
worden gevuld. Vul het motoroliereser-
voir eerst met 1.90 L (2.0 US qt,
1.67 Imp.qt) van de aanbevolen motor-
olie. Start vervolgens de motor, geef vijf
of zes keer flink gas, zet de motor weer
uit en vul dan de rest van de motorolie
bij.
1. Aftapbout oliefilterelement
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1. Oliefilterelement
2. O-ringAanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aftapbout oliefilterelement:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug (carter):
30 Nm
Olieaftapplug (oliereservoir):
18 Nm
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterele-
ment:
2.50 L (2.64 US qt, 2.20 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
2.60 L (2.75 US qt, 2.29 Imp.qt)
U2BDD1D0.book Page 12 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 57 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.14. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
15. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
16. Monteer het motorbeschermschild
door de schroeven aan te brengen.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20257
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het paneel A (Zie
pagina 6-8.), verwijder de koelvloei-
stofreservoirdop, vul koelvloeistof bij
tot de merkstreep voor maximumni-
veau en breng de reservoirdop en het
paneel weer aan. WAARSCHUWING!
Verwijder alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud is.
[DWA15162]
LET OP: Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Dop koelvloeistofreservoirZAUM1264
U2BDD1D0.book Page 13 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 58 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10473]
DAU33032
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUB1483
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slangHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Om het luchtfilterelement te vervangen
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit.4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis zoals ge-
toond. LET OP: Zorg ervoor dat het
filterelement goed aanligt in het
luchtfilterhuis. Laat de motor nooit
draaien met het luchtfilterelement
uitgenomen, hierdoor kunnen de
zuiger(s) en/of cilinder(s) overmatig
versleten raken.
[DCA10482]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
6. Breng het zadel aan.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de zijkant van het luchtfilterhuis water
of vuil heeft verzameld. Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.50 L (0.53 US qt, 0.44 Imp.qt)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
U2BDD1D0.book Page 14 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 59 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAU21321
Afstellen van het stationair toe-
rentalHet stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstel-
ling te verrichten.OPMERKINGDe motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening.Controleer het stationair toerental en stel
dit indien nodig volgens de specificatie af
door de gasklepstelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
1. Aftapslang luchtfilter
2. Plug luchtfilteraftapslang
1. Stationair stelschroef
Stationair motortoerental:
1400–1600 tpm
U2BDD1D0.book Page 15 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
Page 60 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21647
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagag
e en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag van gasgreepU2BDD1D0.book Page 16 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM