YAMAHA YZF-R1 2004 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
21*Relaisarm achterwie-
lophanging en schar-
nierpunten
verbindingsarmControleer de werking.√√√√
22*Elektronisch brandsto-
finjectiesysteemStel het stationair toerental en de synchronisatie af.√√√√√ √
23 MotorolieVerversen.
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.√√√√√ √
24 OliefilterpatroonVervangen.√√√
25*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau en controleer de ma-
chine op vloeistoflekkage.√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
26*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√ √
27Bewegende delen en
kabelsSmeren.√√√√ √
28*Gaskabelhuis en gas-
kabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.√√√√ √
29*LuchtinlaatsysteemControleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
Vervang beschadigde onderdelen indien nodig.√√√√ √
30*Uitlaatdemper en uit-
laatpijpControleer of de schroefklem goed vastzit.√√√√√
31*EXUP-systeemControleer de werking, de vrije slag van de kabel en de
positie van de katrol.√√√ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
U5VYD0D0.book Page 4 Thursday, November 27, 2003 10:52 AM
Page 52 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU18680
OPMERKIN
G:
Luchtfilter
Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
32*Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040U5VYD0D0.book Page 5 Thursday, November 27, 2003 10:52 AM
Page 53 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18721
Verwijderen en aanbrengen van
de stroomlijn- en framepanelen Bij het uitvoeren van sommige in dit hoofd-
stuk beschreven onderhoudswerkzaamhe-
den moeten het afgebeelde
stroomlijnpaneel en de framepanelen wor-
den verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepaneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
DAU33980
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de bout, draai de snelsluitschroe-
ven los en neem het stroomlijnpaneel van
de machine door dit naar achteren te schui-
ven.
1. Stroomlijnpaneel A
1. Paneel A
2. Paneel B
1. Paneel C
2. Paneel D
1. Drukclip
2. Bout
3. Stroomlijnpaneel A
U5VYD0D0.book Page 6 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 54 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Plaats de uitsteeksels in de uitsparin-
gen en schuif het stroomlijnpaneel
naar voren.2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie, breng de snelsluit-
schroeven aan en bevestig dan de
bout.
DAU19292
Panelen A en C
Om een van de panelen te verwijderenVerwijder de schroef en trek het paneel dan
los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
DAU33990
Panelen B en D
Om een van de panelen te verwijderen1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-18.)
2. Verwijder de schroef en verwijder dan
het paneel zoals afgebeeld.
1. Stroomlijnpaneel A
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
1. Schroef
2. Paneel A
1. Schroef
2. Paneel B
U5VYD0D0.book Page 7 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 55 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
Aanbrengen van het paneel1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroef aan.
2. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU19651
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, is de motor mogelijk de-
fect. Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
motorfiets nakijken door een Yamaha
dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9EK
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
U5VYD0D0.book Page 8 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 56 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.LET OP:
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan tedrukken.
DAU34002
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKIN
G:
Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan als volgt voldoende olie
van de aanbevolen soort bij tot het cor-
recte niveau.
a. Breng de rubber bescherming aan
op de speciale sleutel.
OPMERKING:De speciale sleutel en de rubber bescher-
ming maken deel uit van de boordgereed-schapsset.
b. Verwijder de olievuldop met de
speciale sleutel zoals afgebeeld.1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Olievuldop
U5VYD0D0.book Page 9 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 57 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
c. Vul voldoende olie van de aanbe-
volen soort bij tot het correcte ni-
veau.
d. Monteer de olievuldop met de spe-
ciale sleutel.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6.)
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop met de specia-
le sleutel.5. Verwijder de olieaftapplug om de olie
uit het carter te laten stromen.
OPMERKING:Sla de stappen 6–8 over als het oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
6. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
7. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
1. Olievuldop
2. Speciale sleutel
3. Rubber bescherming
1. Olieaftapplug
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
1. O-ring
U5VYD0D0.book Page 10 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 58 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.
8. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
9. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie
en monteer dan de olievuldop met de
speciale sleutel.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een “CD” dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING:Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, alshet olieniveau correct is.LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
12. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
13. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.10 L (3.28 US qt) (2.73 Imp.qt)
U5VYD0D0.book Page 11 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 59 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU34010
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de schroef van de
steun van het remvloeistofreservoir en
de dop van het koelvloeistofreservoir
en vul dan koelvloeistof bij tot het
merkteken voor maximumniveau.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1. Schroef van steun remvloeistofreservoir
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
U5VYD0D0.book Page 12 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
Page 60 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
4. Breng de dop van het koelvloeistofre-
servoir aan en monteer dan de schroef
van de steun van het remvloeistofre-
servoir.OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-41 nadere instructies ver-meld.
DAU33030
De koelvloeistof verversen
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer.
DAU34020
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-18.)
2. Verwijder de panelen B en D. (Zie pa-
gina 6-6.)
3. Verwijder de bouten.
4. Licht de brandstoftank aan de voorzij-
de op en kantel hem dan naar achte-
ren van het luchtfilterhuis vandaan.
(Maak de brandstofslangen niet los!)1. Bout
U5VYD0D0.book Page 13 Friday, November 21, 2003 1:41 PM