YAMAHA YZF1000 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU00630
Afstellen van de carburateurs De carburateurs vormen een belangrijk on-
derdeel van de motor en moeten zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afstel-
ling die in het volgende hoofdstuk is be-
schreven, wordt echter als onderdeel van
het routineonderhoud beschouwd en kan
wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
DC000095
LET OP:_ De carburateurs zijn afgesteld en uitge-
breid getest in de fabriek van Yamaha.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de mo-
tor achteruitgaan of wordt de motor be-
schadigd. _
DAU00632
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Start de motor en laat een paar minu-
ten warmdraaien bij 1.000–2.000 tpm,
terwijl nu en dan het gas wordt open-
gedraaid naar 4.000–5.000 tpm.OPMERKING:_ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. _
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifica-
tie af door de gasklepstelschroef te
verdraaien. Draai om het stationair
toerental te verhogen de schroef rich-
ting
a. Draai om het stationair toeren-
tal te verlagen de schroef richting
b.OPMERKING:_ Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren. _1. GasklepstelschroefStationair toerental:
1.000–1.100 tpm (voor CH, A)
1.050–1.150 tpm (behalve voor CH, A)
D_4sv.book Page 16 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 62 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–7 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU00658
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_ l
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
l
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
a. Vrije slag gaskabelD_4sv.book Page 17 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 63 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
CE-01D
CE-07DDWA00012
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht. l
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
l
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
l
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
l
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
l
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
250 kPa
(2,50 kg/cm
2
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kg/cm
2
2,50 bar)
90 kg–maximale
290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)
Rijden met hoge
snelheid
290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)
Maximale belasting* 196 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
D_4sv.book Page 18 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 64 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
DW000079
WAARSCHUWING
_ l
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
l
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
D_4sv.book Page 19 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 65 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
DW000080
WAARSCHUWING
_ l
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
l
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
l
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo het
weglekken van luchtdruk te voorko-
men.
l
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
_
CE-10D
CE-14DDAU00684
WAARSCHUWING
_ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.l
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
l
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig de
eerste 100 km nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
l
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
l
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
_
VOOR
Merk Maat Model
Bridgestone 120/70 ZR17 BT50F
Dunlop 120/70 ZR17 D204F
Michelin 120/70 ZR17MACADAM
90XM
Metzeler 120/70 ZR17 MEZ1
Metzeler 120/70 ZR17 MEZ2
ACHTER
Merk Maat Model
Bridgestone 180/55 ZR17 BT50R
Dunlop 180/55 ZR17 D204M
Michelin 180/55 ZR17MACADAM
90XM
Metzeler 180/55 ZR17 MEZ1
Metzeler 180/55 ZR17 MEZ2
VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
D_4sv.book Page 20 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 66 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU03773
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.l
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
l
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
l
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU00713
Afstellen van de
remlichtschakelaar achterrem De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet
de remlichtschakelaar op zijn plaats wor-
den gehouden. Draai de stelmoer
richting
a om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer richting
b om
het remlicht later te laten branden.
DAU00715
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicator zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijtage-
indicator de remschijf bijna raakt, vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Remlichtschakelaar achterrem
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
1. Slijtage-indicator remblok Voor
D_4sv.book Page 21 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 67 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
DAU03848
Controleren van
remvloeistofniveau Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht de
rem- of koppelingsystemen binnendringen,
waarna deze mogelijk minder effectief zul-
len werken.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
l
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
reservoir horizontaal zijn.
l
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen
de rubber afdichtingen verslechteren
en zo lekkage en slechte werking van
rem of koppeling teweegbrengen.
1. Slijtage-indicator remblok Achter
1. Merkstreep minimumniveauVoorremvloeistof
1. Merkstreep minimumniveauKoppeling
D_4sv.book Page 22 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 68 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
l
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de werking van rem of koppeling ver-
slechteren.
l
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
l
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.
l
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
l
Breng het vloeistofmembraan terug in
de oorspronkelijke vorm voordat u dit
aanbrengt.
1. Merkstreep minimumniveauAanbevolen remvloeistof: DOT 4Achterremvloeistof
Oorspronkelijke vorm
D_4sv.book Page 23 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 69 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
DAU03073
Verversen van remvloeistof Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Laat bovendien de
olie-afdichtingen van de hoofdremcilinder
en de remklauw en de remslangen vervan-
gen volgens de intervalperioden of wan-
neer ze lekken of zijn beschadigd.l
Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
l
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
Oorspronkelijke vorm
D_4sv.book Page 24 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page 70 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU00744
Doorbuiging aandrijfketting De doorbuiging van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en eventueel worden bijgesteld.
Aandrijfketting controleren op doorbui-
ging
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ Om de kettingdoorbuiging te controleren en
bij te stellen, moet de motorfiets rechtop
worden gehouden en mag deze geen ge-
wicht dragen. _2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.3. Draai het achterwiel door de motor-
fiets te duwen en vind zo het strakste
gedeelte in de aandrijfketting; meet nu
de doorbuiging van de ketting zoals af-
gebeeld.
4. Stel de doorbuiging van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU03608
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoeren los aan beide zijden
van de swingarm.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de swingarm richting
a. Draai om
de aandrijfketting losser te stellen de
stelbout aan beide uiteinden van de
swingarm richting
b en druk vervol-
gens het achterwiel naar voren.
a. Doorbuiging aandrijfketting
Doorbuiging aandrijfketting:
20–35 mm
1. Wielasmoer
2. Stelbout van de doorbuiging aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
D_4sv.book Page 25 Friday, November 10, 2000 2:59 PM

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 110 next >