BMW 4 SERIES COUPE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: 4 SERIES COUPE, Model: BMW 4 SERIES COUPE 2016Pages: 271, PDF Size: 5.41 MB
Page 61 of 271

Kinderen veilig vervoerenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
De juiste plaats voor kinderen
Opmerking
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendel in neutraal schakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Geschikte zitplaatsen
Informatie over de bruikbaarheid van met vei‐
ligheidsgordels bevestigde kinderzitjes - con‐
form norm ECE-R 16: GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoelAchterbank,
buitenste zit‐
plaatsen – b)Achterbank,
midden0Tot 10 kgTot 9 maan‐
denUUX0+Tot 13 kgTot 18 maan‐
denUUXI9 – 18 kgTot 4 jaarUUXII15 – 25 kgTot 7 jaarUUXSeite 61Kinderen veilig vervoerenBediening61
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 62 of 271

GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoelAchterbank,
buitenste zit‐
plaatsen – b)Achterbank,
middenIII22 – 36 kgVanaf 7 jaarUUXU: geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.
X: niet geschikt voor kindveiligheidssystemen van de universele categorie, die voor toepassing
in deze gewichtsgroep geschikt zijn.
b) Bij gebruik van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel aan‐
passen en de hoofdsteun van de achterbank aanpassen of verwijderen.Kinderen altijd achterin
WAARSCHUWING
Personen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel zonder geschikte aanvul‐
lende veiligheidssystemen niet correct dragen.
De beschermende werking van de veiligheids‐
gordels kan beperkt zijn of wegvallen als deze
verkeerd worden gedragen. Een verkeerd ge‐
dragen veiligheidsgordel kan extra letsel ver‐
oorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Personen kleiner dan 150 cm
vastzetten in geschikte veiligheidssystemen.◀
Ongevallenanalyse toont aan dat de achter‐
bank de veiligste plek is voor kinderen.
Kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan
150 cm alleen achterin vervoeren in geschikte
kinderveiligheidssystemen die zijn afgestemd
op hun leeftijd, gewicht en lengte.
Kinderen op de bijrijdersstoel
Bij gebruik van een kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel erop letten dat front- en
zij-airbag aan passagierszijde uitgeschakeld
zijn. De deactivering van de passagiersairbag
kan alleen met de Spiegelomschakelaar sleu‐
telschakelaar voor de passagiersairbag, zie pa‐
gina 106, worden uitgevoerd.Opmerking
WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Montage van
veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidssystemen voor kinderen Voor elke leeftijds- en gewichtsklasse zijn bij
een Service Partner of een gekwalificeerdeSeite 62BedieningKinderen veilig vervoeren62
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 63 of 271

specialist geschikte veiligheidssystemen voor
kinderen verkrijgbaar.
Aanwijzingen Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van kin‐
derveiligheidssystemen de informatie van de
fabrikant van het kinderveiligheidssysteem in
acht nemen.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde of door een ongeval
zwaarbelaste kinderveiligheidssystemen inclu‐
sief de bevestigingssystemen kan de bescher‐
mende werking daarvan verminderd of volledig
afwezig zijn. Een kind kan bijv. bij een ongeval of bij rem- en uitwijkmanoeuvres niet vol‐
doende worden opgevangen. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Beschadigde of bij
een ongeval zwaarbelaste kinderveiligheids‐
systemen inclusief de bevestigingssystemen
door de Service geautoriseerde werkplaats of
een gekwalificeerde werkplaats laten controle‐
ren en eventueel vervangen.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Op de bijrijdersstoel
Airbags deactiveren WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaatkans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Alvorens een veiligheidssysteem voor kinde‐
ren op de passagiersstoel te monteren, moe‐
ten de voor- en zij-airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Passagiersairbags met sleutelschakelaar deac‐
tiveren, zie pagina 106.
Naar achteren gerichte
veiligheidssystemen voor kinderen
GEVAAR
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een naar
achteren gericht kinderveiligheidssysteem do‐
delijk verwonden. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
De aanwijzing op de zonneklep aan de passa‐
gierszijde in acht nemen.
Stoelpositie en -hoogte Vóór montage van een universeel kinderveilig‐
heidssysteem de passagiersstoel indien mo‐
gelijk in de achterste en hoogste stand zetten,
om het beste verloop van de gordel en de
beste bescherming bij een ongeval te verkrij‐
gen.
Als het bovenste bevestigingspunt van de gor‐
del zich vóór de gordelgeleiding van het kin‐
derzitje bevindt, de passagiersstoel voorzichtig
Seite 63Kinderen veilig vervoerenBediening63
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 64 of 271

naar voren duwen tot de best mogelijke gelei‐
ding van de gordel bereikt wordt.
Rugleuningbreedte
Bij instelbare rugleuningbreedte: voor mon‐
tage van een veiligheidssysteem voor kinderenop de passagiersstoel de rugleuningbreedte
op maximaal zetten. De rugleuningbreedte niet
meer wijzigen en geen geheugenpositie meer
oproepen.
Kinderzitjesbevestiging ISOFIX
Opmerking
Voor het aanbrengen en gebruiken van ISO‐
FIX-kinderveiligheidssystemen de bedienings-en veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant
van het kinderveiligheidssysteem opvolgen.
Juiste ISOFIX-veiligheidssystemen voor kinderen
GroepGewicht van het
kindLeeftijd bij bena‐
deringKlasse/categorie
– a)Passa‐
giers‐
stoelAchter‐
bank,
buiten‐
ste zit‐
plaat‐
senAchter‐
bank,
midden0Tot 10 kgca. 9 maandenE - ISO/R1XILX0+Tot 13 kgca. 18 maandenE - ISO/R1
D - ISO/R2
C - ISO/R3X
X
XIL
IL
ILX
X
XI9 - 18 kgTot ca. 4 jaarD - ISO/R2
C - ISO/R3
B - ISO/F2
B1 - ISO/F2X
A - ISO/F3X
X
X
X
XIL
IL
IL, IUF
IL, IUF
IL, IUFX
X
X
X
XIL: de stoel is met inachtneming van de bij het kinderzitje gevoegde automodellenlijst geschikt
voor de inbouw van een ISOFIX-kinderzitje van de categorie Semi-Universal.IUF: de stoel is geschikt voor inbouw van een ISOFIX-kinderzitje met de goedkeuring Universal
en bevestiging met de bevestigingsgordel TOP TETHER.X: de stoel is niet met bevestigingspunten voor het ISOFIX-systeem uitgerust of goedgekeurd.a) Bij toepassing van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel
aanpassen.Seite 64BedieningKinderen veilig vervoeren64
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 65 of 271

Bevestigingen voor onderste ISOFIX-verankeringen
Opmerking WAARSCHUWING
Als de ISOFIX-kinderveiligheidssyste‐
men niet correct vergrendeld zijn, kan de be‐
schermende werking van de ISOFIX-kindervei‐
ligheidssystemen verminderd zijn. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Erop letten dat
de onderste verankering correct vergrendeld is
en dat het ISOFIX-kinderveiligheidssysteem
strak tegen de leuning aan ligt.◀
Positie Het desbetreffende symbool toont de
bevestigingen voor de onderste ISOFIX
verankeringen.
Afhankelijk van de uitvoeringen kunnen de vol‐
gende varianten ingebouwd zijn:
De bevestigingspunten voor de onderste ISO‐
FIX-verankeringen bevinden zich achter de ge‐
markeerde afdekkingen.
Bevestigingspunten voor de onderste ISOFIX-
verankeringen bevinden zich in de uitsparing
tussen de zitting en de rugleuning.
Vóór montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
De gordel uit het gebied van de kinderstoelbe‐
vestiging wegtrekken.
Montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
1.Kinderveiligheidssysteem monteren, zie de
aanwijzingen van de fabrikant.2.Erop letten dat de beide ISOFIX-veranke‐
ringen correct vergrendeld zijn.
Bovenste ISOFIX bevestigingsriem
Bevestigingspunten Dit symbool geeft het bevestigingspunt
voor de bovenste bevestigingsriem
aan.
De bovenste bevestigingsriem van ISOFIX-vei‐
ligheidssystemen voor kinderen heeft twee be‐
vestigingspunten.
Seite 65Kinderen veilig vervoerenBediening65
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 66 of 271

OpmerkingATTENTIE
De bevestigingspunten voor de bovenste
bevestigingsriemen van een kinderveiligheids‐
systeem zijn alleen bedoeld voor deze bevesti‐
gingsriemen. Bij het bevestigen van andere
voorwerpen kunnen de bevestigingspunten
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Alleen kinderveiligheidssystemen aan
de bovenste bevestigingsriemen bevestigen.◀
Geleiding van de bevestigingsriem WAARSCHUWING
Bij verkeerd gebruik van de bovenste be‐
vestigingsriem van het kinderveiligheidssys‐
teem kan de beschermende werking vermin‐
derd zijn. Er bestaat kans op letsel. Erop letten
dat de bovenste bevestigingsriem niet over
scherpe randen of gedraaid naar het bovenste
bevestigingspunt wordt geleid.◀1Rijrichting2Bovenste bevestigingsriem3Hoofdsteun4Hoedenplank5Bevestigingspunt6Haak van bovenste bevestigingsriemBovenste bevestigingsriem op
bevestigingspunt aanbrengen1.Afdekking van het bevestigingspunt naar
boven klappen.2.Bovenste bevestigingsriem over de hoofd‐
steun leiden.3.Haak van de bevestigingsriem aan het be‐
vestigingspunt vastmaken.4.Bevestigingsriem strak omlaag trekken.Seite 66BedieningKinderen veilig vervoeren66
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 67 of 271

RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt het contact in-
of uitgeschakeld en wordt de
motor gestart.
Steptronic versnellingsbak: De
motor start wanneer bij het indrukken van de
start/stop-knop het rempedaal wordt inge‐
drukt.
Handgeschakelde versnellingsbak: De motor
start wanneer bij het indrukken van de start/
stop-knop het koppelingspedaal wordt inge‐
drukt.
Contact aan Steptronic versnellingsbak: start/stop-knop in‐
drukken zonder de rem in te trappen.
Handgeschakelde versnellingsbak: Start/stop-
knop indrukken zonder de koppeling in te trap‐ pen.
Alle systemen zijn gebruiksklaar.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Contact uit
Steptronic versnellingsbak: start/stop-knop
opnieuw indrukken zonder de rem in te trap‐
pen.
Handgeschakelde versnellingsbak: Start/stop-
knop opnieuw indrukken zonder de koppeling
in te trappen.
Alle controlelampjes in het instrumentenpa‐
neel doven.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Aanwijzingen Bij het uitschakelen van het contact wordt au‐
tomatisch de keuzehendelstand P ingescha‐
keld wanneer de keuzehendelstand D of R is
ingeschakeld.
Het contact wordt bij stilstaande auto en afge‐
zette motor onder de volgende omstandighe‐
den automatisch uitgeschakeld:▷Bij het vergrendelen, ook bij ingeschakeld
dimlicht.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.▷Bij het openen of sluiten van het bestuur‐
dersportier, wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder is afgedaan en het dim‐
licht is uitgeschakeld.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel van
de bestuurder, wanneer het bestuurders‐
portier is geopend en het dimlicht is uitge‐
schakeld.
Na ca. 15 minuten zonder verdere bediening
wordt van dimlicht op stadslicht omgescha‐
keld.
Seite 67RijdenBediening67
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 68 of 271

Standby-modus van de radioStandby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:▷Na ca. 8 minuten.▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.
De standby-modus van de radio blijft inge‐
schakeld als het contact bijv. wegens de vol‐
gende redenen automatisch wordt uitgescha‐
keld:
▷Openen en sluiten van het bestuurderspor‐
tier.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.▷Bij automatisch omschakelen van het dim‐
licht naar stadslicht.
Bij afgezette motor en ingeschakeld contact
wordt de radio bij het openen van het portier
automatisch in stand-by geschakeld, als het
licht uitgeschakeld is, of met specifieke uitrus‐
ting, de dagrijverlichting ingeschakeld is.
Starten van de motor Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
Dieselmotor
Bij koude motor en temperaturen onder ca.
0 ℃ kan het starten door automatisch voor‐
gloeien iets worden vertraagd.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Steptronic versnellingsbakMotor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Handversnelling:
Motor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Koppelingspedaal indrukken en vrijstand
inschakelen.3.Start/stop-knop indrukken.Seite 68BedieningRijden68
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 69 of 271

Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Afzetten van de motor
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendel in neutraal schakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 237, in acht nemen.
Steptronic versnellingsbak
Motor afzetten1.Bij stilstaande auto de keuzehendelstand P
inschakelen.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.
De standby-modus van de radio wordt in‐
geschakeld.3.Parkeerrem bedienen.
Handversnelling:
Motor afzetten
1.Bij stilstaande auto de start-/stop-toets in‐
drukken.2.Eerste of achteruitversnelling inschakelen.3.Parkeerrem bedienen.
Automatische start-stop-
functie
Principe
De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. Het contact blijft
ingeschakeld. Voor het wegrijden start de mo‐
tor automatisch.
Automatisch bedrijf
Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afzetten van de motor De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:
Steptronic versnelling:
▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.Seite 69RijdenBediening69
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 70 of 271

▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Handversnelling:
▷De vrijstand is ingeschakeld en het koppe‐
lingspedaal is niet ingetrapt.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De Ready-weergave in de toe‐
renteller geeft aan dat de auto‐
matische start-stop-functie van
de motor gereed is voor het au‐
tomatisch starten van de motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Buitentemperatuur te laag.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Motor is nog niet op bedrijfstemperatuur.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.▷Na het achteruitrijden.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.▷Stilstaand en langzaam rijdend verkeer.▷Keuzehendel in stand N, M/S of R.▷Gebruik van brandstof met hoog ethanol‐
gehalte.
Starten van de motor
Voor het wegrijden start de motor onder de
volgende voorwaarden automatisch:
▷Steptronic versnelling:
Door het loslaten van het rempedaal.▷Handversnelling:
Koppelingspedaal wordt ingedrukt.
Na motorstart zoals op de gebruikelijke wijze
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na een automatische uitschake‐
ling niet automatisch, wanneer aan een van de
volgende voorwaarden voldaan is:
▷Veiligheidheidsgordel bestuurder afgedaan
en bestuurdersportier geopend.▷De motorkap werd ontgrendeld.
Sommige controlelampjes branden verschil‐
lend lang.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop ge‐
start worden.
Beperkte werking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:
▷Sterk opwarmend interieur terwijl de koel‐
functie is ingeschakeld.▷Tijdens het sturen.▷Steptronic versnellingsbak: wisselen van
de keuzehendelstand van D naar N, R of
M/S.Seite 70BedieningRijden70
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15