BMW X6 M 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X6 M, Model: BMW X6 M 2016Pages: 268, PDF Size: 5.32 MB
Page 211 of 268

De ontgrendeling bevindt zich in de bagage‐
ruimte.1.Afdekking van de rechter zijbekleding
openklappen.2.Aan de groene knop met het benzine‐
pompsymbool trekken. Tankdopklep wordt
ontgrendeld.
Bij het tanken op letten
ATTENTIE
Brandstoffen zijn giftig en agressief. Als
de brandstoftank te ver wordt gevuld, kan het
brandstofsysteem worden beschadigd. Bij
contact met gespoten oppervlakken kunnen
deze worden beschadigd. Schadelijk voor het
milieu. Er bestaat gevaar voor schade. Te ver
vullen vermijden.◀
Bij het tanken het vulpistool in de vulhals plaat‐
sen. Het optillen van het vulpistool tijdens het
tanken leidt tot:
▷Voortijdig afslaan.▷Verminderde terugvoer van brandstofdam‐
pen.De brandstoftank is vol wanneer het vulpistool
voor de eerste keer afslaat.
De bij tankstations geldende veiligheidsregels
in acht nemen.Seite 211TankenMobiliteit211
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 212 of 268

BrandstofUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Brandstofkwaliteit Algemeen
Afhankelijk van de regio wordt bij diverse tank‐
stations brandstof verkocht die is aangepast
aan het winter- of zomerseizoen. Brandstof die
in de winter wordt aangeboden vereenvoudigt
bijv. de koude start.
Opmerking ATTENTIE
Ook brandstoffen die voldoen aan de
specificaties kunnen een lagere kwaliteit heb‐
ben. Dit kan motorproblemen tot gevolg heb‐
ben, zoals slecht starten, verslechterde rij-ei‐
genschappen of verminderde rijprestaties. Er
bestaat gevaar voor schade. Bij motorproble‐
men een ander tankstation kiezen of merk‐
brandstof met een hoger octaangetal tanken.◀
BenzineDe benzine moet voor een optimaal brandstof‐
verbruik zwavelvrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.Brandstoffen die bij de brandstofpomp als me‐
taalhoudend zijn aangegeven, mogen niet wor‐
den gebruikt.
ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Bovendien wordt de katalysator
blijvend beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij benzinemotoren het volgende niet
tanken of aan de brandstof toevoegen:▷Loodhoudende benzine.▷Metaalachtige toevoegingen, bijv. man‐
gaan of ijzer.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist.◀
Er kunnen brandstoffen met een maximaal
ethanolgehalte van 10 %, dus E10, worden ge‐
tankt.
ATTENTIE
Verkeerde brandstoffen kunnen het
brandstofsysteem en de motor beschadigen.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen brand‐
stoffen met een hoger dan aanbevolen etha‐
nolgehalte tanken en geen methanolhoudende
brandstoffen tanken, bijv. M5 tot M100.◀
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar
dat verschillende benzinekwaliteiten kunnen
worden getankt.
Benzinekwaliteit
Super Plus met RON 98.
Tank deze benzine om de nominale waarden
voor rijprestaties en verbruik te bereiken.
Minimumkwaliteit
Superbenzine met RON 95.
Seite 212MobiliteitBrandstof212
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 213 of 268

ATTENTIE
Brandstof onder de aangegeven mini‐
mumkwaliteit kan de werking van de motor na‐
delig beïnvloeden of tot motorschade leiden.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen benzine
tanken die niet aan de minimumkwaliteitsver‐
eisten voldoet.◀Seite 213BrandstofMobiliteit213
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 214 of 268

Wielen en bandenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Bandenspanning Informatie over veiligheid
De conditie van de banden en de bandenspan‐
ning zijn van invloed op:▷Levensduur van de banden.▷Rijveiligheid.▷Rijcomfort.
Bandenspanning controleren
WAARSCHUWING
Een band met een geringe bandenspan‐
ning of spanningsverlies heeft een negatieve
invloed op de rijeigenschappen, bijv. het stuur-
en remgedrag. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De bandenspanning regelmatig controle‐
ren en zo nodig corrigeren: minstens tweemaal
per maand en voor een lange rit.◀
Bovendien bandenspanning van reservewiel in
bagageruimte regelmatig controleren en evt.
corrigeren.
Banden vertonen een natuurlijk, gelijkmatig
verlies van bandenspanning.
Banden worden warm tijdens het rijden en
door de stijgende bandtemperatuur stijgt ook
de bandenspanning. De gespecificeerde ban‐
denspanningen hebben betrekking op koude
banden of banden op omgevingstemperatuur.
Bandenspanning alleen met koude banden
controleren. D.w.z. na max. 2 km rijden of wan‐
neer de auto minstens 2 uur heeft stilgestaan.
Vulsystemen kunnen max. 0,1 bar te weinig af‐
beelden.
Bij indicatie bandenpech: na het op spanning
brengen van de band de indicatie van de ban‐
denpech opnieuw initialiseren.
Bij bandenspanningscontrole: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
een reset van de bandenspanningscontrole
uitvoeren.
Gegevens betreffende de
bandenspanning
De bandenspanningswaarden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten bevinden
zich op de portierstijl van het bestuurderspor‐
tier.
Als de snelheidsletter van de band niet te vin‐
den is, dan geldt de bandenspanning voor de
betreffende bandenmaat. De aangegeven
spanningswaarden gelden voor banden op
omgevingstemperatuur.
Seite 214MobiliteitWielen en banden214
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 215 of 268

Bandenmaat
De spanningswaarden gelden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten en aanbe‐
volen bandenmerken.
Meer informatie over wielen en banden kan bij
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
AanwijzingenAanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk trek‐
ken naar links of rechts.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Beschadigde banden kunnen hun ban‐
denspanning verliezen, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Service Partner of een
gekwalificeerde specialist rijden. Indien nodig
daarheen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Beschadigde banden kunnen hun ban‐
denspanning verliezen, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐
lijk na 6 jaar vervangen.
Productiedatum Op de zijkant van de band:
Seite 215Wielen en bandenMobiliteit215
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 216 of 268

DOT … 0115: de band werd in de 1e week van
2015 gefabriceerd.
Vervangen van wielen en
banden
Montage
Monteren en balanceren alleen toevertrouwen
aan een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
Wielbandcombinatie Een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist kan u informeren over de juiste wiel-
bandcombinaties voor uw auto.
Door verkeerde wiel-bandcombinaties wordt
de werking van verschillende systemen beïn‐
vloed, bijv. ABS of DSC.
Om de goede rij-eigenschappen te behouden
mogen alleen banden van hetzelfde merk en
met hetzelfde profiel worden gemonteerd.
Na bandenpech moet zo snel mogelijk weer de
oorspronkelijke wiel-bandcombinatie worden
gemonteerd.
WAARSCHUWING
Wielen en banden die door de autofabri‐
kant als niet geschikt zijn beoordeeld, kunnen
onderdelen van de auto beschadigen, bijv.
contact met de carrosserie als gevolg van tole‐
ranties, ondanks dezelfde nominale afmetin‐
gen. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Wielen
en banden gebruiken die door de fabrikant van
de auto als geschikt zijn aangemerkt voor het
betreffende type auto.◀Aanbevolen bandenmerken
Per bandenmaat worden bepaalde banden‐
merken door de fabrikant van uw auto aanbe‐
volen. Deze kunnen worden herkend aan een
ster op de zijwand van de band.
Nieuwe banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Coverbanden
De fabrikant van uw auto raadt u aan geen co‐
verbanden te gebruiken.
WAARSCHUWING
Coverbanden kunnen verschillende
bandonderlagen bezitten. Naarmate de leeftijd
toeneemt kan de houdbaarheid beperkt zijn. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Geen cover‐
banden gebruiken.◀
Winterbanden
Voor gebruik op een winters wegdek worden
winterbanden aanbevolen.
Zogenaamde banden voor het gehele jaar met
M+S-codering hebben weliswaar betere win‐
tereigenschappen dan zomerbanden, maar ze
hebben in het algemeen niet het prestatieni‐
veau van winterbanden.
Maximumsnelheid van winterbanden
Als de maximumsnelheid van de auto hoger is
dan de snelheid die voor de winterbanden is
Seite 216MobiliteitWielen en banden216
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 217 of 268

toegestaan, moet een overeenkomstige stic‐
ker in het zicht van de bestuurder worden aan‐
gebracht. De sticker is verkrijgbaar bij een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Bij het rijden met winterbanden de daarbij toe‐
gestane maximumsnelheid in acht nemen.
Voor- en achterwielen vervangen
De fabrikant van uw auto raadt of om de voor‐
ste wielen te wisselen naar achteren of omge‐
keerd. Daardoor kunnen de rijeigenschappen
worden beïnvloed
Bij auto's met verschillende bandmaten of
velgmaten aan de voor- en achteras is een der‐
gelijke wissel niet toegestaan.
Opslag
Verwijderde wielen of banden moeten koel,
droog en zo mogelijk in het donker worden be‐
waard.
Bescherm banden tegen olie, vet en brandstof.
De op de zijkant van de band weergegeven
maximumbandenspanning niet overschrijden.
Bandenpech verhelpen
Veiligheidsmaatregelen▷Auto zo ver mogelijk uit de buurt van de
verkeersstroom en op een vaste onder‐
grond parkeren.▷Alarmknipperlichten inschakelen.▷Auto beveiligen tegen wegrollen, daarvoor
de parkeerrem vastzetten.▷Alle inzittenden laten uitstappen en buiten
het gevarengebied brengen, bijv. achter de
vangrails.▷Eventueel gevarendriehoek op de juiste af‐
stand neerzetten.Mobility System
Principe
Met het Mobility System kan beperkte schade
aan een band afgedicht worden, zodat verder
kan worden gereden. Daartoe wordt een vloei‐
baar afdichtmiddel in de banden gepompt dat
bij het uitharden de beschadiging van binnen‐
uit afdicht.
De compressor kan gebruikt worden om de
bandenspanning te controleren.
Aanwijzingen▷Aanwijzingen voor de toepassing van het
Mobility System op de compressor en het
afdichtmiddelhouder in acht nemen.▷Bij beschadiging van de band vanaf een
grootte van 4 mm werkt het gebruik van
het Mobility System mogelijk niet.▷Contact opnemen met een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist als de
band niet rijklaar kan worden gemaakt.▷Vreemde voorwerpen die in de band zijn
terechtgekomen, zo mogelijk laten zitten.▷Stickers voor de snelheidsbegrenzing van
de afdichtmiddelhouder lostrekken en op
het stuurwiel plakken.▷Door de toepassing van afdichtmiddel kan
de RDC-wielelektronica beschadigd raken.
Controleer in dat geval de elektronica bij de
eerstvolgende gelegenheid en laat deze
evt. vervangen.
GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide.
In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
Seite 217Wielen en bandenMobiliteit217
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 218 of 268

Locatie
Het Mobility System bevindt zich in de baga‐
geruimte achter de linkerzijbekleding.
Afdichtmiddelreservoir▷Afdichtmiddelreservoir, pijl 1.▷Vulslang, pijl 2.
Houdbaarheidsdatum op afdichtmiddelhouder
controleren.
Compressor
1Bevestiging voor fles2Compressor3Stekker/bedrading voor contactdoos4Verbindingsslang5Aan/uit-schakelaar6Weergave van bandenspanning7Bandenspanning verlagenAfdichtmiddel in de band brengen1.Afdichtmiddelverpakking schudden.2.Verbindingsslang volledig uit de compres‐
sorbehuizing trekken. Slang niet buigen.3.Verbindingsslang op de aansluiting van de
afdichtmiddelhouder schroeven.Seite 218MobiliteitWielen en banden218
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 219 of 268

4.Afdichtmiddelhouder rechtop in de behui‐
zing van de compressor steken.5.Vulslang van afdichtmiddelhouder op het
bandventiel van het defecte wiel schroe‐
ven.6.Bij een uitgeschakelde compressor de
stekker in de contactdoos in het interieur
van de auto aanbrengen.7.Bij ingeschakeld contact of draaiende mo‐
tor de compressor inschakelen.
ATTENTIE
Als de compressor te lang in werking is
kan deze oververhit raken. Er bestaat gevaar
voor schade. Compressor niet langer dan 10
minuten laten draaien.◀
Compressor ca. 3 tot 8 minuten aan laten
staan om de lekkage met afdichtmiddel te vul‐
len en een bandenspanning van ca. 2,5 bar te
verkrijgen.
Bij het aanbrengen van het afdichtmiddel kan
de bandenspanning tijdelijk oplopen tot ca.
5 bar. Compressor in deze fase niet uitschake‐
len.
Indien er geen bandenspanning van 2 bar kan
worden bereikt:
1.Compressor uitschakelen.2.Vulslang van het wiel losdraaien.3.10 m voor- en achteruitrijden om het af‐
dichtmiddel in de band te verdelen.4.Banden opnieuw oppompen met de com‐
pressor.
Contact opnemen met een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist als de
bandenspanning lager dan 2 bar blijft.
Mobility System opbergen
1.Vulslang van afdichtmiddelhouder van het
wiel losdraaien.2.Verbindingsslang van de compressor van
de afdichtmiddelhouder schroeven.Seite 219Wielen en bandenMobiliteit219
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 220 of 268

3.De zojuist met het ventiel verbonden vul‐
slang van de afdichtmiddelhouder verbin‐
den met de vrije aansluiting op de afdicht‐
middelhouder.
Hierdoor kan worden verhinderd dat resten
van het afdichtmiddel uit de houder lekken.4.Lege afdichtmiddelhouder inpakken om
vervuiling van de bagageruimte te vermij‐
den.5.Mobility System weer in de auto opbergen.
Afdichtmiddel verdelen
Direct ca. 10 km rijden, zodat het afdichtmiddel
zich gelijkmatig in de banden verdeelt.
Snelheid van 80 km/h niet meer overschrijden.
Indien mogelijk niet langzamer rijden dan
20 km/h.
Bandenspanning corrigeren
1.Op een geschikte plaats stoppen.2.Verbindingsslang van de compressor di‐
rect op het ventiel van de band schroeven.3.Stekker in de contactdoos in het interieur
van de auto aanbrengen.4.Bandenspanning corrigeren tot 2,5 bar.▷Spanning verhogen: bij ingeschakeld
contact of draaiende motor de com‐
pressor inschakelen.▷Spanning verlagen: toets op de com‐
pressor indrukken.
Doorrijden
Toegestane maximumsnelheid van 80 km/h
niet overschrijden.
Bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren.
Bandenspanningscontrole opnieuw initialise‐
ren.
De defecte band en de afdichtmiddelhouder
van het Mobility System zo snel mogelijk laten
vervangen.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen met dunne schakels
Slechts bepaalde sneeuwkettingen met fijne
schakels zijn door de fabrikant van de auto ge‐
test en als verkeersveilig en geschikt aange‐
merkt.
Informatie over geschikte sneeuwkettingen is
verkrijgbaar bij een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist.
Gebruik
Het gebruik is uitsluitend paarsgewijs toege‐
staan op de achterwielen voor de volgende
wielmaten:▷285/40 R 20
Aanwijzingen van de sneeuwkettingfabrikant in
acht nemen.
Controleer of de sneeuwkettingen altijd vol‐
doende aangespannen zijn. Zo nodig de ket‐
tingen naspannen overeenkomstig de opgaven
van de fabrikant.
Met sneeuwkettingen de bandenpechwaar‐
schuwing niet initialiseren, omdat dit tot on‐
juiste weergaven kan leiden.
Met sneeuwkettingen de bandenspannings‐
controle niet initialiseren, omdat dit tot onjuiste
weergaven kan leiden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen evt. M Dy‐
namic Mode voor korte tijd activeren.
Maximale snelheid met
sneeuwkettingen
Met sneeuwkettingen niet harder rijden dan
50 km/h.
Seite 220MobiliteitWielen en banden220
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15