sensor BMW X6 M 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X6 M, Model: BMW X6 M 2016Pages: 268, PDF Size: 5.32 MB
Page 163 of 268

In het AUTO-programma wordt eveneens au‐
tomatisch de koelfunctie, zie pagina 162, inge‐
schakeld.
Een condenssensor regelt tegelijkertijd het
programma zodanig, dat het beslaan van de
ruiten zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Intensiteit AUTO-programma
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de au‐
tomatische regeling van de intensiteit worden
veranderd.
Toets links of rechts indrukken: inten‐
siteit verlagen of verhogen.
De geselecteerde intensiteit wordt op het dis‐
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregeling AUC/
luchtrecirculatiefunctie
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De
lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Toets herhaald indrukken, om een
functie op te roepen:▷LED's uit: buitenlucht stroomt continu naar
binnen.▷Linker LED aan, AUC-werking: een sensor
herkent schadelijke stoffen in de buiten‐
lucht en regelt de blokkering automatisch.▷Rechter LED aan, luchtrecirculatiefunctie:
de toevoer van buitenlucht is permanent
afgesloten.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie ver‐
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en be‐
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de luchtreciculatie
uitschakelen en de AUTO-toets op de be‐
stuurderszijde indrukken, om gebruik te kun‐
nen maken van de voordelen van de condens‐
sensor. Ervoor zorgen dat er lucht naar de
voorruit kan stromen.
Luchthoeveelheid handmatig
Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitscha‐
kelen.
Toets links of rechts indrukken: lucht‐
hoeveelheid verlagen of verhogen.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio‐
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt evt. tot aan het uitschakelen geredu‐
ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdeling handmatig Toets herhaald indrukken om een pro‐
gramma te selecteren:▷Ter hoogte van het bovenlichaam.▷Ter hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.▷Beenruimte.▷Ruiten en beenruimte.▷Ruiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte.▷Ruiten: alleen aan de bestuurderszijde.▷Ruiten en ter hoogte van het bovenli‐
chaam.
Bij het beslaan van de ruiten de AUTO-toets
op de bestuurderszijde indrukken, om gebruik
te kunnen maken van de voordelen van de
condenssensor.
SYNC-programma Actuele instellingen van de bestuur‐
derszijde voor temperatuur, luchthoe‐
veelheid, luchtverdeling en AUTO-programma
worden op de passagierszijde en achterin
links/rechts overgedragen.
Het programma wordt uitgeschakeld als instel‐
lingen op de passagierszijde of achterin wor‐
den gewijzigd.
Seite 163KlimaatregelingBediening163
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 164 of 268

RestwarmteDe in de motor opgeslagen warmte wordt voor
de verwarming van het interieur gebruikt.
Voorwaarden voor een correcte werking▷Tot maximaal 15 minuten na het afzetten
van de motor.▷Bedrijfswarme motor.▷Voldoende laadtoestand van de accu.▷Buitentemperatuur onder 25 ℃.
Op het display van de geïntegreerde verwar‐
mings- en airconditioningsregeling wordt de
beschikbaarheid van de functie weergegeven.
Inschakelen
1.Contact uitschakelen.2. De toets aan bestuurderszijde
rechts indrukken.
Symbool wordt op het display van de air‐
conditioning met elektronische temperatuurre‐
geling weergegeven.
Met ingeschakeld contact kunnen interieur‐
temperatuur, luchthoeveelheid en luchtverde‐
ling worden ingesteld.
Uitschakelen
In de kleinste aanjagerstand de toets aan be‐
stuurderszijde links indrukken.
Symbool op het display van de airconditio‐
ning met elektronische temperatuurregeling
gaat uit.
Ruiten ontdooien en ontwasemen Toets indrukken.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zij‐
kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de koelfunc‐
tie inschakelen en de AUTO-toets indrukken,
om gebruik te kunnen maken van de voordelen
van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het microfilter filtert stof en pollen uit de bin‐
nenstromende lucht.
Het actief-koolstoffilter reinigt de binnenko‐
mende buitenlucht van gasvormige schadelijke
stoffen.
Dit gecombineerd filter moet bij het onder‐
houd, zie pagina 230, van uw auto worden ver‐
vangen.
Ventilatie Ventilatie, voor▷Gekartelde knoppen voor het variëren van
de temperatuur op bovenlichaam, pijl 1.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.
De ingestlede interieurtemperatuur voor
bestuurder en passagier wordt niet gewij‐
zigd.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 2.Seite 164BedieningKlimaatregeling164
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 230 of 268

OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 95,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
Informatie over het noodzakelijk onderhoud
wordt continu in de afstandsbediening opge‐
slagen. De Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist kan deze gegevens uitlezen
en een op uw auto afgestemde onderhouds‐
beurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner of een gekwali‐
ficeerde specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhoud en reparatie bij een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten uitvoe‐
ren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuwe
autobezitter worden ingezien. Bovendien kun‐Seite 230MobiliteitOnderhoud230
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 244 of 268

VerzorgingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Na het wassen van de auto Algemeen
Regelmatig vreemde voorwerpen, bijv. blade‐
ren, bij geopende motorkap in het gebied on‐
der de voorruit verwijderen.
Zeker in de winter de auto vaker wassen.
Sterke verontreiniging en strooizout kunnen
tot schade aan de auto leiden.
Stoomreiniger en hogedrukreinigerAanwijzingen ATTENTIE
Bij het reinigen met een hogedrukreini‐
ger kunnen verschillende onderdelen worden
beschadigd door een te hoge druk of een te
hoge temperatuur. Er bestaat gevaar voor
schade. Voldoende afstand aanhouden en niet
continu sproeien. De bedieningsinstructies
voor de hogedrukreiniger in acht nemen.◀
Afstanden en temperatuur▷Maximale temperatuur: 60 ℃.▷Minimale afstand tot sensoren, camera's,
afdichtingen: 30 cm.▷Minimale afstand tot glazen dak: 80 cm.
Automatische wasinstallaties of
wasstraten
Aanwijzingen Op het volgende letten:
▷Wasinstallaties met lappen of installaties
met zachte borstels verdienen de voorkeur
om lakbeschadigingen te voorkomen.▷Wielen en banden mogen niet door trans‐
portinrichtingen worden beschadigd.▷Buitenspiegels inklappen, anders kunnen
deze, door de breedte van de auto, worden
beschadigd.▷Regensensor deactiveren, zie pagina 79,
om een onbedoeld wissen te voorkomen.▷In veel gevallen kan, afhankelijk van de in‐
terieurbeveiliging van het alarminstallatie,
een ongewenst alarm geactiveerd worden.
Neem de aanwijzingen ter vermijding van
ongewenste alarmen, zie pagina 46, in
acht.
ATTENTIE
Te hoge geleiderails in wasinstallaties of
wasstraten kunnen carrosseriedelen beschadi‐
gen. Er bestaat gevaar voor schade. Wasinstal‐
laties of wasstraten waarvan de geleiderails
hoger dan 10 cm zijn vermijden.◀
Montage van verschillende banden ATTENTIE
De auto kan te groot zijn voor de was‐
straat. Er bestaat gevaar voor schade. Voor het
binnenrijden van de wasstraat controleren of
de auto niet te groot is.◀
Seite 244MobiliteitVerzorging244
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 247 of 268

bruik voor de reiniging een microvezeldoek. De
doek evt. licht met water bevochtigen.◀
Veiligheidsgordels
Vervuilde gordels rollen niet goed op, waar‐
door de veiligheid nadelig wordt beïnvloed.
WAARSCHUWING
Chemische reinigers kunnen de stof van
de veiligheidsgordels aantasten. Ontbrekende
beschermende werking van de veiligheidsgor‐
dels. Er bestaat kans op letsel of levensgevaar.
Voor het reinigen van de veiligheidsgordels al‐
leen mild zeepsop gebruiken.◀
Gordels alleen in ingebouwde toestand met
mild zeepsop schoonmaken.
Veiligheidsgordels altijd in volkomen droge
toestand oprollen.
Vloerbedekking en vloermatten WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
bevestigd kunnen worden. Geen losse vloer‐
matten gebruiken en niet meerdere vloermat‐
ten over elkaar leggen. Erop letten dat vol‐
doende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀
Voor het reinigen kunnen de vloermatten uit de
auto worden genomen.
Vloertapijt bij sterkere vervuiling met een mi‐
crovezeldoek en water of textielreiniger
schoonmaken. Hierbij in de rijrichting vooruit
en achteruit wrijven, het tapijt kan anders ver‐
vilten.Sensoren/cameralenzen
Gebruik voor de reiniging van sensoren of ca‐
meralenzen een met een beetje glasreiniger
bevochtigde doek.
Displays/beeldschermen/
beschermruit van het Head-Up
Display
ATTENTIE
Chemische reinigers, vocht of vloeistof‐
fen kunnen het oppervlak van displays en
beeldschermen beschadigen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Gebruik voor de reiniging
een schone, antistatische microvezeldoek.◀
ATTENTIE
Het oppervlak van displays kan door on‐
deskundig reinigen worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Niet te hard drukken
en geen krassende materialen gebruiken.◀
Gebruik voor de reiniging een schone, antista‐
tische microvezeldoek.
De beschermruit van het Head-Up Display met
een microvezeldoek een universeel afwasmid‐
del reinigen.
Auto buiten bedrijf stellen
Wanneer de auto langer dan drie maanden bui‐
ten bedrijf gesteld wordt, moeten bijzondere
maatregelen getroffen worden. Meer informa‐
tie is verkrijgbaar bij een Service Partner of een
gekwalificeerde specialist.Seite 247VerzorgingMobiliteit247
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 259 of 268

Frontlampen 233
Functiestoring, niveaurege‐ ling 144
G
Garantie 7
Gebruikte symbolen 6
Gedeeld scherm, split‐ screen 22
Gegevens, technische 250
Geheugen, stoel, spiegel, stuurkolom 59
Geïntegreerde gebruiksaan‐ wijzing in de auto 28
Geïntegreerde sleutel 32
Geïntegreerde universele af‐ standsbediening 171
Gemiddelde snelheid 100
Gemiddeld verbruik 100
Geparkeerde auto, condens‐ water 196
Gereedschap 232
Geschikte motoroliesoor‐ ten 226
Gesleept worden, zie Slepen/ wegslepen 241
Gevarendriehoek 239
Gewichten 251
Gladheid, zie buitentempera‐ tuurwaarschuwing 93
Glazen dak, elektrisch 49
Glazen dak, zie Glazen pano‐ ramadak 49
Glazen panoramadak 49
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 233
Goedgekeurde motoroliën, zie Geschikte motorolie‐
soorten 226
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 56
Gordelherinnering voor de achterbank 57 Gordels, veiligheidsgor‐
dels 55
Grootlicht 78
Grootlichtassistent 108
H Handmatige bediening, ach‐ teruitrijcamera 151
Handmatige bediening, bui‐ tenspiegel 61
Handmatige bediening, Park Distance Control PDC 148
Handmatige bediening, par‐ keerrem 77
Handmatige bediening, por‐ tierslot 37
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 210
Handmatige bediening, Top View 154
Handmatige luchthoeveel‐ heid 163
Handmatige luchtverde‐ ling 163
Handmatige snelheidsbe‐ grenzer 132
Handrem, zie Parkeerrem 74
Handzender, wisselende code 172
HDC Hill Descent Con‐ trol 141
Head-Up Display 103
Head-Up-Display, M-aan‐ zicht 104
Head-Up Display, Standaard aanzicht 104
Head-Up Display, verzor‐ ging 247
Heet uitlaatsysteem 195
Helderheid, van het Control Display 103
Hellingshoeksensor 46
Hill Descent Control HDC 141
Hoekverlichting 108 Homepage 6
Hoofdairbags 112
Hoofdsteunen 52
Hoofdsteunen, achterin 58
Hoofdsteunen, voorin 57
Hoogwater 195
Houder voor dranken 186
Hout, onderhoud 246
HUD Head-Up Display 103
Hulp bij het wegrijden 137
Hulp bij pechgeval 238
I
IBA, geïntegreerde gebruiks‐ aanwijzing in de auto 28
Identificatienummer, zie Voer‐ tuigidentificatienummer 8
iDrive 16
IJswaarschuwing, zie buiten‐ temperatuurwaarschu‐
wing 93
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 108
Individuele instellingen, zie M Drive 138
Individuele instellingen, zie Personal Profile 33
Info display, zie Boordcompu‐ ter 99
Inhaalverboden 97
Inhaalverbodinfo 97
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 117
Initialiseren, bandenspan‐ ningscontrole RDC 116
Inklembeveiliging, glazen dak 50
Inklembeveiliging, ruiten 48
Inparkeerassistent 157
Inrijden, rijaanwijzingen 194
Instellingen, M Drive 138
Instellingen op Control Dis‐ play 102
Instellingen opslaan van stoel, spiegel, stuurkolom 59 Seite 259Alles van A tot ZOpzoeken259
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 262 of 268

Office, zie Handleiding overnavigatie-, entertainment-
en communicatiesysteem
Offroad-ritten 197
Ogen voor het vastzetten van de bagage, bagage vastzet‐
ten 199
Olie 224
Olie bijvullen 225
Oliepeil elektronisch controle‐ ren, motorolie elektronisch
controleren, elektronische
oliepeilcontrole 224
Oliesoorten, alternatief 226
Oliesoorten, geschikt 226
Olietoevoegingen 226
Olieverversing 226
Olieverversingsinterval, servi‐ cebehoefte 95
Olievulpijp 225
Omgespen, zie Veiligheids‐ gordels 55
Omgevingsverlichting bij ont‐ grendelen 35
Omgevingsverlichting bij ver‐ grendelde auto 36
On-Board Diagnose OBD 231
Onderdelen en accessoires 7
Onderdelen vervangen 232
Onderhoud 230
Onderhoud, auto 245
Onderhoud, servicebe‐ hoefte 95
Onderhoudsmiddelen 245
Onderhoudssysteem BMW 230
Onderhoud van bekledings‐ stof 246
Onderste achterklep 41
Ongewild alarm 46
Ontdooien, zie Ruiten ont‐ dooien 164
Ontgrendelen/vergrendelen met afstandsbediening 35 Ontgrendelen/vergrendelen
via portierslot 37
Ontgrendelen, instellin‐ gen 44
Onverharde wegen, terreinrit‐ ten 197
Oog om te slepen, zie "Sleep‐ oog" 242
Oog voor borgkabel, rijden met een aanhangwa‐
gen 204
Opbergmogelijkheden 183
Opbergvakken 183
Opbergvakken in de portie‐ ren 184
Opbergvak op de middencon‐ sole 184
Openen/sluiten via portier‐ slot 37
Openen en sluiten 32
Openen en sluiten, met af‐ standsbediening 35
Openen en sluiten, zonder af‐ standsbediening 37
Opmerkingen 6
Opslag, banden 217
Oude accu verwerken 237
Overbruggen, zie Start‐ hulp 240
Oververhitting van de motor, zie Koelvloeistoftempera‐
tuur 92
P Park Distance Control PDC 147
Parkeerassistent 157
Parkeerfunctie 61
Parkeerlicht 107
Parkeerrem 74
Parkeerwaarschuwing, zie PDC 147
Parkeren met Automatic Hold 75 Passagiersairbags, deactive‐
ring/activering 114
PDC Park Distance Con‐ trol 147
Pech, bandenpechwaarschu‐ wing RPA 117
Pech, vervangen van een wiel 234
Personal Profile 33
Personal Profile, profiel ex‐ porteren 35
Persoonlijke gegevens wis‐ sen 23
Persoonsherkenning, zie Night Vision 124
Persoonswaarschuwing met City-remfunctie 122
Plaats voor kinderen 63
Pleister, zie EHBO-tas 239
Portieren, soft-close-auto‐ maat 38
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Portierslot 37
Praktische tips voor het rij‐ den 194
Profiel, banden 215
Profile, zie Personal Pro‐ file 33
R Racen op circuit 192
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
Radio, zie Handleiding over navigatie-, entertainment-
en communicatiesysteem
RDC bandenspanningscon‐ trole 115
Rechtsrijdend verkeer, instel‐ ling koplampen 110
Recycling 231
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 137
Regensensor 79 Seite 262OpzoekenAlles van A tot Z262
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 263 of 268

Reiniging displays 247
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 246
Reinigingsvloeistof 81
Reis-boordcomputer 101
Reisdoelafstand 100
Remassistent 137
Remlicht, adaptief 134
Remlichten, dynamisch 134
Remmen, aanwijzingen 196
Remschijven inrijden 194
Remvoeringen inrijden 194
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 94
Reservewiel 234
Reservezekering 237
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 116
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 116
Resterende actieradius 94
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 145
Restwarmte, automatische airconditioning 164
Richtingaanwijzer, lamp ver‐ vangen 233
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 78
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 194
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 128
Rijden op slechte wegen 197
Rijdynamiek, systeemtoe‐ standen 95
Rijdynamieksystemen 95
Rijprogramma's, zie Drivelo‐ gic 84
Rijstabiliteitsregelsyste‐ men 137
Rijstrookwisselmelding 130
Rijtips 194
Ritten op slechte wegen 197
Rokerspakket 173
RON, benzinekwaliteit 212 Rondom de dakhemel 15
Rondom de middencon‐ sole 14
Rondom het stuurwiel 12
RPA bandenpechwaarschu‐ wing 117
Rubber, verzorging 246
Rugleuning achterbank kan‐ telen 179, 181
Rugleuningbreedte 54
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 53
Ruitbediening 47
Ruitensproeiermonden 80
Ruitensproeiers, ruiten 80
Ruitenwisser 78
Ruitenwisserinstallatie 78
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 80
Ruitreinigingsinstallatie 78
S Schade, banden 215
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelpuntindicator 97
Scherm tegen verblin‐ ding 173
Schminkspiegel 173
Schoudersteun 54
Schroefdraad voor wegsleep‐ oog 243
Schroefdraad, zie Schroef‐ draad voor wegsleep‐
oog 243
Schroevendraaier, zie Boord‐ gereedschap 232
Schuif-/kanteldak 49
Sensoren, verzorging 247
Sequentiële modus 83
Servicegeschiedenis 96
Servotronic 143
Sfeerverlichting 111
Shift Lights 105
Side View 155 Signalen bij het ontgrende‐
len 45
Ski- en snowboardzak 182
Sleepoog, zie "Sleep‐ oog" 242
Sleeptouw voor het slepen/ wegslepen 241
Slepen, zie Slepen/wegsle‐ pen 241
Sleutel/afstandsbediening 32
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 114
Slingeren van de aanhanger, zie Aanhangerstabilisatie‐
regeling 202
Slot, portier 37
Sluiten/openen met afstands‐ bediening 35
Sluiten/openen via portier‐ slot 37
Sneeuwkettingen 220
Snelheidsbegrenzer, hand‐ matig 132
Snelheidsbeperking, weer‐ gave 97
Snelheidslimietinfo 97
Snelheidslimietinformatie, boordcomputer 100
Snelheidslimiet, zie Handma‐ tige snelheidsbegren‐
zer 132
Snelheidsregeling 145
Snelheidswaarschuwing 101
Soft-close-automaat, portie‐ ren 38
SOS-toets 238
Spanning, banden 214
Spanningscontrole, ban‐ den 115
Spanningwaarschuwing RPA, banden 117
Speciale uitrustingen, stan‐ daard uitrustingen 7
Speed Limit Device, zie Handmatige snelheidsbe‐
grenzer 132 Seite 263Alles van A tot ZOpzoeken263
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15