BMW X6 M 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X6 M, Model: BMW X6 M 2016Pages: 268, PDF Size: 5.32 MB
Page 71 of 268

▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.
De standby-modus van de radio blijft inge‐
schakeld als het contact bijv. wegens de vol‐
gende redenen automatisch wordt uitgescha‐
keld:
▷Openen en sluiten van het bestuurderspor‐
tier.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.▷Bij automatisch omschakelen van het dim‐
licht naar stadslicht.
Bij afgezette motor en ingeschakeld contact
wordt de radio bij het openen van het portier
automatisch in stand-by geschakeld, als het
licht uitgeschakeld is, of met specifieke uitrus‐
ting, de dagrijverlichting ingeschakeld is.
Starten van de motor Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
M Steptronic Sport versnellingsbak
Motor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Afzetten van de motor
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendel in neutraal schakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 71RijdenBediening71
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 72 of 268

WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 244, in acht nemen.
M Steptronic Sport versnellingsbak
Motor afzetten
1.Auto afremmen tot stilstand.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.
De standby-modus van de radio wordt in‐
geschakeld.3.Parkeerrem bedienen.
Automatische start-stop-
functie
Principe
De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. Het contact blijft
ingeschakeld. Voor het wegrijden start de mo‐
tor automatisch.
Automatisch bedrijf
Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afzetten van de motor
De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt of de auto wordt door
Automatic Hold tegengehouden.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De weergave geeft aan dat de
automatische start-stop-functie
klaar is voor het automatisch
starten van de motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Buitentemperatuur te laag.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Motor is nog niet op bedrijfstemperatuur.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.Seite 72BedieningRijden72
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 73 of 268

▷Na het achteruitrijden.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Hill Descent Control HDC is geactiveerd.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.▷Stilstaand en langzaam rijdend verkeer.▷Gebruik van brandstof met hoog ethanol‐
gehalte.
Starten van de motor
Voor het wegrijden start de motor onder de
volgende voorwaarden automatisch:
▷Door het loslaten van het rempedaal.
Bij geactiveerde Automatic Hold: gaspe‐
daal intrappen.
Na motorstart zoals op de gebruikelijke wijze
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na een automatische uitschake‐
ling niet automatisch, wanneer aan een van de
volgende voorwaarden voldaan is:
▷Veiligheidheidsgordel bestuurder afgedaan
en bestuurdersportier geopend.▷De motorkap werd ontgrendeld.
Sommige controlelampjes branden verschil‐
lend lang.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop ge‐
start worden.
Beperkte werking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:
▷Sterk opwarmend interieur terwijl de koel‐
functie is ingeschakeld.▷Tijdens het sturen.▷Wisselen van de keuzehendelstand D naar
N, R of D/S.▷Gas geven bij gelijktijdig ingedrukt rempe‐
daal.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Sterk afkoelend interieur terwijl de verwar‐
ming is ingeschakeld.
Automatische motorstop voorkomen
Principe Om een bijzonder vlot wegrijden mogelijk te
maken, bijv. bij een kruising, kan de automati‐
sche motorstop actief verhinderd worden.
Motorstop verhinderen via het
rempedaal
De motorstop laat zich actief verhinderen bin‐
nen een seconde na tot stilstand komen van
de auto:
▷Trap het rempedaal meteen na het tot stil‐
stand komen van de auto kort en krachtig
in.▷Rem meteen daarna weer met de normale
remkracht.
Systeem handmatig deactiveren/
activeren
Met toetsen
Toets indrukken.
Seite 73RijdenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 74 of 268

▷LED brandt: automatische start-stop-func‐
tie is gedeactiveerd.
Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop
worden afgezet of gestart.▷LED dooft: automatische start-stop-functie
is geactiveerd.
Auto uitzetten tijdens automatische
motorstop
Bij een automatische motorstop kan de auto
veilig stilgezet/geparkeerd worden, bijv. om
deze te kunnen verlaten.
1.Start/stop-knop indrukken. Het contact
wordt uitgeschakeld. De automatische
start-stop-functie is gedeactiveerd.
P wordt automatisch ingeschakeld.2.Parkeerrem bedienen.
Motorstart zoals gewoonlijk via de start/stop-
knop.
Automatische deactivering In bepaalde situaties wordt de automatische
start-stop-functie automatisch gedeactiveerd
om de veiligheid te garanderen, bijv. wanneer
wordt herkend dat de bestuurder niet aanwe‐
zig is.
Storing De automatische start-stop-functie schakelt
de motor niet meer automatisch uit. Er wordt
een Check-Control-melding weergegeven.
Verder rijden is niet mogelijk. Systeem laten
controleren.
Parkeerrem
Principe
De parkeerrem dient om de stilstaande auto te
beschermen tegen wegrollen.
Overzicht
Parkeerrem
Vastzetten WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendel in neutraal schakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.Seite 74BedieningRijden74
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 75 of 268

Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Aan schakelaar trekken.
LED brandt.
Controlelampje gaat rood branden.
Parkeerrem is vastgezet.
Tijdens het rijden
Gebruik tijdens het rijden is bedoeld als nood‐
remfunctie:
Schakelaar naar achteren drukken en inge‐
drukt houden. De auto remt krachtig zolang de
schakelaar wordt uitgetrokken.
Controlelampje gaat rood branden, er
klinkt een signaal en de remlichten
gaan branden.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Als de auto tot ca. 3 km/h wordt afgeremd,
wordt de parkeerrem vastgezet.
Vrijzetten
Met ingeschakeld contact:
Schakelaar bij ingedrukt rempedaal in‐
drukken.
LED en controlelampje doven.
Parkeerrem is vrijgezet.
Automatisch loszetten
Gaspedaal bedienen voor het automatisch vrij‐
zetten.
LED en controlelampje doven.
Onder de volgende voorwaarden wordt de par‐
keerrem door het bedienen van het gaspedaal
automatisch vrijgezet:▷Motor aan.▷Keuzestand ingeschakeld.▷Bestuurder heeft veiligheidsgordel omge‐
daan en portier is gesloten.
Automatic Hold
Principe Het systeem is behulpzaam door automatisch
vastzetten en losmaken van de rem, bijv. bij
stilstaand en langzaam rijdend verkeer.
De auto wordt bij stilstand automatisch op zijn
plaats gehouden.
Op hellingen wordt bij het wegrijden achteruit‐
rollen verhinderd.
Overzicht
Automatic Hold
Voor de veiligheid WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀Seite 75RijdenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 76 of 268

Onder de volgende voorwaarden wordt Auto‐
matic Hold automatisch gedeactiveerd en de
parkeerrem wordt vastgezet:▷De motor wordt afgezet.▷In stilstand wordt een portier geopend en
de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt.▷Tijdens het rijden wordt met de parkeer‐
rem geremd, totdat de auto stilstaat.
Controlelampje wisselt van groen naar
rood en de tekst AUTO H dooft.
Activeren Activering is mogelijk bij gesloten bestuurder‐portier, bevestigde veiligheidsgordel en motor.
Toets indrukken.
LED en de aanduiding AUTO H bran‐
den.
Controlelampje brandt.
Automatic Hold is ingeschakeld.
Uitschakelen Toets opnieuw indrukken.
LED en de aanduiding AUTO H gaan
uit.
Automatic Hold is uitgeschakeld.
Als de auto door Automatic Hold wordt tegen‐
gehouden dan voor het uitschakelen tevens op
de rem trappen.
Bij het handmatig vastzetten van de parkeer‐
rem wordt Automatic Hold automatisch ge‐
deactiveerd.
Rijden
Automatic Hold is ingeschakeld: de auto wordt
na het remmen tot stilstand automatisch tegen
wegrollen beveiligd.
Controlelampje brandt groen.
Voor het wegrijden het gaspedaal indrukken.
Rem komt automatisch los.
Controlelampje dooft.
ATTENTIE
Automatic Hold schakelt bij stilstaande
auto de parkeerrem in en verhindert in was‐
straten dat de auto gaat rollen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Voor het binnenrijden van de
wasstraat Automatic Hold deactiveren.◀
Parkeren
Parkeerrem wordt automatisch vastgezet als de auto door Automatic Hold op zijn plaats
wordt gehouden en de motor wordt afgezet.
Controlelampje wisselt van groen naar
rood.
Parkeerrem wordt niet vastgezet, als bij
het uitrollen van de auto de motor werd afge‐
zet. Automatic Hold wordt daarbij gedeacti‐
veerd.
Tijdens de motorstop door de automatische
start-stop-functie blijft Automatic Hold geacti‐
veerd.
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendel in neutraal schakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 76BedieningRijden76
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 77 of 268

StoringAuto bij uitval of storing van de parkeerrem
met bijv. een wielkeg tegen wegrollen beveili‐
gen wanneer hij wordt verlaten.
Met de hand ontgrendelen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Ingeval van een stroomonderbreking of elektri‐
sche storing kan de parkeerrem handmatig
worden ontgrendeld.
Ontgrendelen
Als de parkeerrem in verband met een defect
handmatig is ontgrendeld, kan deze alleen
door vakmensen weer in gebruik worden ge‐
nomen. Een storing door de Service Partner of een gekwalificeerde specialist laten verhelpen.
1.Linkerzijbekleding in de bagageruimte
openen.2.EHBO-tas en gevarendriehoek eruit ne‐
men.3.Schroevendraaier, in het boordgereed‐
schap onder de bagageruimtebodem, in de
lus van het ontgrendelingspunt, zie pijl,
steken.4.Schroevendraaier krachtig tegen de me‐
chanische weerstand in omhoog trekken
tot een duidelijke krachttoename te be‐speuren is en de parkeerrem goed hoor‐
baar ontgrendelt.5.Schroevendraaier, gevarendriehoek en
EHBO-tas opbergen en linkerzijbekleding
in de bagageruimte sluiten.
Na een stroomonderbreking
WAARSCHUWING
De werking van de parkeerrem is niet ge‐
waarborgd als deze handmatig is ontgrendeld
zonder dat zich een stroomonderbreking heeft
voorgedaan. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. Parkeerrem alleen in gebruik nemen als
deze vanwege een stroomonderbreking hand‐
matig is ontgrendeld.◀
Ingebruikneming
1.Contact inschakelen.2. Schakelaar bij ingedrukte rem of in‐
geschakelde transmissiestand P indruk‐
ken.
Het in bedrijf stellen kan enkele seconden du‐
ren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Het controlelampje in het instrumen‐
tenpaneel dooft zodra de parkeerrem
weer gebruiksklaar is.
Seite 77RijdenBediening77
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 78 of 268

Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
Richtingaanwijzer knippert driemaal.
De functie kan geactiveerd of gedeactiveerd
worden.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Driemaal knipperen"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Kortstondig knipperen
Hendel tot door het drukpunt drukken en inge‐
drukt houden zolang er geknipperd moet wor‐
den.
Storing
Ongewoon snel knipperen van de controle‐
lampje duidt op een uitgevallen richtingaanwij‐
zerlampje.
Bij rijden met aanhanger wijst de lamp evt. ook
op een uitgevallen knipperlicht van de aan‐ hangwagen.
Grootlicht, lichtsignaal▷Grootlicht, pijl 1.▷Grootlicht uit/lichtsignaal, pijl 2.
Ruitenwisserinstallatie
Wisser in-/uitschakelen en kort wissen
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebrui‐
ken, anders kunnen de wisserbladen sneller
slijten of beschadigd raken.
Aanwijzingen ATTENTIE
Bij vastgevroren wissers kunnen de wis‐
serbladen bij het inschakelen losscheuren of
kan de wissermotor oververhit raken. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het inschake‐
len van de wissers de ruit ontdooien.◀
Seite 78BedieningRijden78
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 79 of 268

WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen delen van
de auto worden beschadigd of lichaamsdelen
worden ingeklemd. Er bestaat kans op letsel of
schade. Erop letten dat het contact is afgezet
als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀
Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.
Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.
Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde
regensensor: als de rit binnen ongeveer 15 mi‐
nuten wordt voortgezet, wordt de regensensor
weer automatisch geactiveerd.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Seite 79RijdenBediening79
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 80 of 268

Intervaltijd of gevoeligheid van
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Ruitensproeiermonden Ruitensproeiermonden worden bij ingescha‐
keld contact automatisch verwarmd.
BMW X5 M: achterruitwisser
Achterruitenwisser inschakelen
Schakelaar vanuit ruststand 0 naar boven
draaien, pijl 1: intervalmodus. Bij ingescha‐
kelde achteruitversnelling vindt continuwer‐
king plaats.
Achterruit reinigen
In intervalmodus: schakelaar verder draaien,
pijl 2. Na het loslaten keert de schakelaar terug
naar de intervalstand.
In ruststand: schakelaar naar onderen draaien,
pijl 3. Na het loslaten keert de schakelaar terug
naar de ruststand.
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
Seite 80BedieningRijden80
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15