CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: BERLINGO ELECTRIC, Model: CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2015Pages: 272, PDF Size: 9.3 MB
Page 61 of 272

3
Ventilatie
59
ERGONOMIE en COMFOR
T
VENTILATIE
de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
de voorruit.
De luchtverdeling kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten,
aangegeven door "●".
Handmatige bediening:
Luchtverdeling
De bediening van de luchtverdeling
wordt aangegeven door middel van de
volgende pictogrammen: naar rood, toevoer van
warme lucht. Zet de knop in de gewenste
stand:
van blauw, toevoer van koude
lucht, De kracht van de luchttoevoer
via de uitstroomopeningen
varieert van 1 tot 4. In de stand
0 is er geen luchttoevoer.
Bedieningspaneel verwarming
Bedieningspaneel airconditioning
Zet de knop in de gewenste stand voor
een optimaal comfort.
Temperatuur
Page 62 of 272

Ventilatie
60
Toevoer van buitenlucht
Luchtrecirculatie in het interieur
Airconditioning A/C
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Druk op de toets om
de airconditioning in te
schakelen; het lampje gaat
branden. Druk nogmaals op
de toets om de airconditioning
uit te schakelen; het lampje
gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de aanjager in de stand
0 staat. De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende Smotor.
Het lampje van de toets
brandt. Deze stand dient om
de toevoer van buitenlucht
bij stank en rookoverlast af te
sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt en
de aanjager (stand 1 t/m 4)
is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar
rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw)
sneller vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is. Schakel zodra
de omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in om
de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Gebruik deze stand zo
veel mogelijk.
Page 63 of 272

3
Ventilatie
61
ERGONOMIE en COMFOR
T
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld, door de
knop naar links te draaien tot LO wordt
weergegeven of hoger dan 27 worden
ingesteld, door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning.
Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de temperatuur
in graden Celsius of Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO
verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om
het comfort en de luchtcirculatie in het
interieur optimaal te houden. U hoeft het
systeem niet meer zelf bij te regelen. Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de
instellingen tussen twee
startmomenten opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
BESTUURDER EN PASSAGIER
Page 64 of 272

Ventilatie
62
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO
zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom te
verdelen naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind worden
door respectievelijk de toets
"kleine propeller"
of "grote
propeller"
in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst
op het display, de propeller, wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde
geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets: het symbool
A/C
wordt weergegeven
en de airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het
systeem
Druk op de toets "kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling tot
het symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden
dan uitgeschakeld, behalve de luchtrecirculatie
en de achterruitverwarming (volgens
uitvoering). De ingestelde waarde wordt niet
meer geregeld en verdwijnt van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool van de
luchtrecirculatie wordt weergegeven.
Het is raadzaam om niet
langdurig met uitgeschakelde
airconditioning te rijden. Druk
op de toets "grote propeller"
of op de toets AUTO
om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie
alleen als dit echt nodig is (om te
voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Page 65 of 272

Ventilatie
63
ERGONOMIE en COMFOR
T
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Handbediening
Zet de knop van de
temperatuurregeling in deze
stand.
Zet de aanjager in de
hoogste stand. Schakel de airconditioning in.
Schakel zodra de
omstandigheden dit toelaten
de toevoer van buitenlucht
weer in om de lucht in het
interieur te verversen
(lampje uit). Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Achterruitverwarming en/of
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor
op deze toets om de
achterruitverwarming en/of de
verwarming van de elektrisch
verstelbare buitenspiegels in
te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
- door op de toets te drukken,
- door de motor af te zetten,
- automatisch, om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Page 66 of 272

Ventilatie
64
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd
geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over 4 ventilatieroosters
in het midden en opzij, die gekanteld
en naar links of rechts en omhoog of
omlaag gedraaid kunnen worden. Sluit
de ventilatieroosters niet, maar richt de
luchtstroom voor een optimaal comfort
tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen in de beenruimte en
bij de voorruit completeren het geheel.
Dek de uitstroomopeningen bij de
voorruit en de openingen van de
luchttoevoer in de bagageruimte niet af.
Stoffilter/geurfilter (actieve kool)
Dit fi lter beperkt het binnendringen van
stof en stank in het interieur.
Zorg ervoor dat dit fi lter in goede staat
verkeert en laat de fi lterelementen
regelmatig vervangen.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Controles".
Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder
alle weersomstandigheden gesloten
zijn. Als de auto echter langdurig in de
zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur zeer hoog blijft, kunnen
de ruiten wel even geopend worden
om de ventilatie te bevorderen.
Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken: het
systeem regelt de luchtopbrengst, de
comforttemperatuur in het interieur, de
luchtverdeling, de luchttoevoer of -
recirculatie automatisch en optimaal.
Laat de airconditioning minimaal
één keer per maand 5 à 10 minuten
functioneren om het systeem in
perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de stilstaande auto
vormt; dit is een normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
controleren.
Automatische stand: programma
"zicht"
Voor het snel ontwasemen of ontdooien
van de ruiten (bij vocht, veel inzittenden,
vorst) kan het programma "comfort"
(AUTO) niet toereikend blijken.
Kies dan het programma "zicht". Het
verklikkerlampje van het programma
"zicht" gaat branden.
Het systeem schakelt de airconditioning
in, regelt de luchtopbrengst en stuurt de
optimale luchtstroom naar de voorruit
en de zijruiten.
De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.
Page 67 of 272

3
Stoelen
65
ERGONOMIE en COMFOR
T
VOORSTOELEN
Afhankelijk van de uitvoering en
inrichting van uw auto zijn er de
volgende mogelijkheden voor de
zitplaatsen vóór:
- bestuurdersstoel en
passagiersstoel,
- bestuurdersstoel en een
modulaire bank.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
volgende verstellingen mogelijk:
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.
3 - Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Trek, om de stoel in hoogte te
verstellen, de hendel omhoog en druk
niet met uw lichaamsgewicht op de
stoel.
Trek, om de stoel omlaag te zetten,
de hendel omhoog en druk met uw
lichaamsgewicht op de stoel.
2 - Rugleuningverstelling
Trek, terwijl u met de rug tegen de
rugleuning drukt, de hendel naar voren
en zet de rugleuning in de gewenste
stand.
Page 68 of 272

Stoelen
66
Ga nooit rijden als de
hoofdsteunen zijn verwijderd;
de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Armsteun
Klap de armsteun in verticale positie
tot deze vergrendeld is.
Klap de armsteun naar beneden om
deze weer te kunnen gebruiken.
Druk, om de armsteun te verwijderen,
op de ontgrendelingsknop als de
armsteun in de verticale stand staat en
trek er aan.
Schakelaars stoelverwarming
Elke voorstoel kan voorzien zijn van
een schakelaar op de zijkant van de
zitting.
Bij de 2+1 bank bedient de schakelaar
op de bestuurdersstoel ook de
stoelverwarming van de buitenste
zitplaats van de bank.
Druk op de schakelaar om de
stoelverwarming in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming uit te schakelen.
PASSAGIERSSTOEL
De rugleuning van de passagiersstoel
kan worden neergeklapt en verandert
hierbij in een schrijftafeltje.
In deze stand is het eveneens mogelijk
langere lading te vervoeren.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun
Schuif, om de hoofdsteun in hoogte te
verstellen, de hoofdsteun recht omhoog.
Druk, om de hoofdsteun te laten
zakken, op de knop en schuif de
hoofdsteun recht omlaag.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde van
het hoofd bevindt.
Druk, om de hoofdsteun te verwijderen, op
de knop en trek de hoofdsteun omhoog.
Steek om de hoofdsteun terug te
zetten de pennen in de openingen van
de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn
plaats blijft.
Rugleuning neerklappen
Trek de handgreep naar voren en klap
de rugleuning neer.
Rugleuning terugplaatsen
Trek de handgreep naar voren
en til de rugleuning omhoog in de
vergrendeling. Klem de armsteun in de verticale
positie vast om deze weer te
bevestigen.
Als de auto voorzien is van de extra
console en een armsteun, moet
de console of de armsteun worden
verwijderd om de passagiersstoel in de
tafelstand te zetten.
Page 69 of 272

3
Stoelen
67
ERGONOMIE en COMFOR
T
Bureaustand
Trek, om de rugleuning neer te
klappen, aan de lip die op de onderste
rand van de stoel is gemonteerd.
De leuning is voorzien van een
schrijftafeltje en een klemband.
Trek, om de leuning weer rechtop te
zetten, aan de lip en klap de leuning
omhoog tot deze vergrendeld is.
Let erop dat de lip tijdens deze
handelingen niet beklemd raakt onder
de zitting.
Opbergvak onder de zitplaats
Til de zitting van de middelste zitplaats
op om bij het opbergvak te komen.
Deze ruimte kan met een slot (niet
meegeleverd) worden afgesloten.
Middelste zitplaats
De middelste zitplaats is voorzien van
een driepuntsgordel. De oprolautomaat
van deze veiligheidsgordel is op de
laddervormige scheidingswand achter
de bestuurder gemonteerd.
Controleer voordat een stoel in
de zitstand wordt vergrendeld
of de uiteinden van de
veiligheidsgordels zichtbaar zijn en
de passagiers bij de desbetreffende
gordels kunnen komen.
Page 70 of 272

Stoelen
68
Stand zitting opgeklapt
Trek de gele hendel onderaan de stoel
omhoog om deze te ontgrendelen en
klap de zitting tegen de rugleuning op
tot deze vergrendeld is.
In deze stand kan hoge lading in de
cabine vervoerd worden.
Druk op de gele hendel onder de
zitting om de zitting weer neer te
klappen en druk de ziting omlaag tot
deze vergrendeld is in de stand stoel
op de vloer.
Buitenste zitplaats
De rugleuning is voorzien van een
metalen achterpaneel.
Weggeklapte stand
Trek aan de lip op de bovenste
rand van de stoel ter hoogte van de
hoofdsteun om het geheel te kantelen.
De stoel wordt weggeklapt in de vloer
van de voorste zitplaats waardoor er
één geheel ontstaat met de vloer van
de laadruimte.
In deze stand kunnen lange
voorwerpen, tot wel 3 m
(3,25 m bij de verlengde uitvoering),
met gesloten deuren in het interieur
worden vervoerd.
Het maximale gewicht dat op de
weggeklapte stoel vervoerd mag
worden, bedraagt 50 kg.
Zet, om de zitting weer terug te
plaatsen, de rugleuning omhoog tot
deze vergrendeld is in de stand stoel
op de vloer.