ESP CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: BERLINGO ELECTRIC, Model: CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2017Pages: 328, PDF Size: 11.99 MB
Page 10 of 328

8
berlingo-2-Vu_nl_chap01_vue ensemble_ed01-2015
Asr - esP 95
Parkeerhulp 91-92
e
lektrisch verstelbare buitenspiegels
87-88
k
oplampverstelling 57
s
top & s tart
49-51
c
ontactslot 52
r
uitenwissers 58-59
Automatische ruitenwissers
58r
uitensproeier/
koplampsproeiers
59, 128b
oordcomputer 60
s
nelheidsregelaar 61-63
s
nelheidsbegrenzer 64-66
Verlichting
55-57
Automatische verlichting
56
Mistlampen
56, 57
COCkPIT
Zekeringen dashboard,
interieur 154-156
Motorkapontgrendeling
124
Handrem
90Instrumentenpanelen, klokken,
tellers
28-29
V
erklikkerlampjes 32-39
Meters
40, 43-44k
lok instellen via
instrumentenpaneel
29
Dimmer dashboardverlichting
44o
pschakelindicator 46
s
tuurwielschakelaars:
- t
ouchscreen
172
-
Autoradio
233
s
tuurwiel verstellen
45
Claxon
90
e
lektronisch gestuurde
6-versnellingsbak 47-48
Lokalisatie
Page 25 of 328

23
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Praktische informatie
bij het vervoer van lange voorwerpen
kan met de rechter achterdeur
geopend worden gereden. De linker
achterdeur wordt gesloten gehouden
door de duidelijk zichtbare gele
vergrendeling in de deurstijl. Deze
gesloten deur mag niet worden
gebruikt om lading op zijn plaats te
houden.
r
ijd alleen met een geopende deur
als het niet anders kan.
r especteer de
wettelijke veiligheidsvoorschriften om
medeweggebruikers op de uítstekende
belading te attenderen.
ACHTERDEUREN
V
an buitenaf
trek aan de hendel om de rechterdeur
te openen.
s
luit om de achterdeuren te sluiten
eerst de rechterdeur en vervolgens de
linkerdeur.
trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe. De twee achterdeuren zijn
asymmetrisch (2/3
- 1/3), met de kleine
deur rechts.
Ze zijn voorzien van een centraal slot.
b
ij uitvoeringen met achterklep is
de achterbumper versterkt en kan
deze als opstap worden gebruikt.
Let op: als er een aanhanger op
de trekhaakkogel is bevestigd
kunnen de achterdeuren mogelijk
niet geopend worden en moet u
de aanhanger losmaken.
toegang tot de auto
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Page 27 of 328

25
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
DAkkLEP
Steunstang
u heeft de beschikking over een
steunstang voor het vervoer van lange
stukken na het openen van de dakklep.
k
lap de steunstang neer door de
hendel omhoog te zetten.
b
reng het uiteinde van de stang naar
de achterdeursponning.
Houd de te vervoeren lange
voorwerpen met één hand vast, til
ze op en zet met de andere hand de
steunstang terug.
c
ontroleer of deze goed is vergrendeld
door de handgreep naar beneden te
duwen tot voorbij het zware punt en zet
de lading stevig vast. De achterbumpers zijn versterkt
voor het gebruik als treeplank bij
het instappen in de laadruimte.
Ga nooit rijden als de steunstang
niet op zijn plaats zit.
De steunen opzij kunnen worden
gebruikt als bevestigingspunten.
-
laat het zwarte hendeltje zakken
om de dakklep te vergrendelen.
Door de dakklep te vergrendelen, wordt
deze goed op het rubber geplaatst
waardoor een juiste afdichting, zonder
bijgeluiden, is gegarandeerd.
s
luiten van de dakklep:
-
controleer of de steunstang goed is
vergrendeld,
-
laat de dakklep zakken,
-
pak, terwijl u de dakklep naar
beneden duwt, de twee ringen van
de veer vast en zet de haak op zijn
plaats,
Deze dakklep achter is alleen mogelijk
bij uitvoeringen met achterdeuren.
o
penen van de dakklep:
-
til het zwarte hendeltje van de kap
omhoog,
-
duw de dakklep voorzichtig naar
beneden en maak de haak los,
-
trek de dakklep omhoog,
-
open de dakklep tot voorbij het
zware punt om hem te blokkeren
met de steunen.
Ga nooit rijden als de steunen niet
geplaatst zijn.
b
evestig de belading nooit aan de
dakklep.
De achterdeuren kunnen alleen
worden vergrendeld als de steunstang
is geplaatst.
Let bij het rijden met geopende girafon op
wegen met een beperkte doorrijhoogte.
Laat geen belading tegen de
achterdeuren rusten.
r
especteer de wettelijke voorschriften
om medeweggebruikers op de
uítstekende belading te attenderen.
b
eperk het gebruik van de dakklep tot
korte afstanden.
toegang tot de auto
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Page 35 of 328

33
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen.
c ontroleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in rubriek 7
het gedeelte " n iveaus".
n
eem contact op met het c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Service blijft kort
branden.
kleine storingen of
waarschuwingen.
r
aadpleeg het "Logboek meldingen" op het display.
Als uw auto is voorzien van een boordcomputer
of een display: zie in rubriek 4
het gedeelte
"
s tuurkolomschakelaars".
n
eem contact op met het c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. dat de bestuurder en/
of de voorpassagier de
veiligheidsgordel niet
hebben vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met een
geluidssignaal en blijft
vervolgens branden.dat de bestuurder en/
of de voorpassagier de
veiligheidsgordel niet hebben
vastgemaakt terwijl de auto rijdt.trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren.
Zie in rubriek 5
het gedeelte "Veiligheidsgordels".
ECO brandt
permanent.
dat de functie
s
top &
s
tart
de motor in de
sto
P-stand
heeft gezet nadat de auto
tot stilstand is gekomen
(verkeerslichten, files,
overig...). Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit en
wordt de motor automatisch opnieuw gestart
(START-stand).
knippert
enkele
seconden
en gaat
vervolgens uit. dat de
sto
P-stand tijdelijk
niet beschikbaar is.
of
dat de
st
A
rt
-
stand automatisch is
ingeschakeld. Zie in rubriek 3
het gedeelte " s top & s tart".
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
cockpit
Page 37 of 328

+
ABS
35
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Verklikkerlampje status signaleertOplossing - actie
Stuurbekrachtigingbrandt.een storing in het
systeem.De conventionele werking van de stuurinrichting, zonder bekrachtiging, b\
lijft behouden.
Laat de auto controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Geopend
portierbrandt in combinatie
met melding op het
display. een niet goed
gesloten portier.c
ontroleer of alle portieren goed zijn gesloten.
ABS blijft branden. een storing in het
antiblokkeersysteem.De conventionele werking van het remsysteem blijft
behouden.
n
eem contact op met het c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ESP knippert.
een ingreep van de
A
sr of de esc .
Het systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal over de
wielen en verbetert zo de koersvastheid van de auto.
Zie in rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het
systeem.
b
ijv.: een te lage
bandenspanning.
b
ijv.: controleer de bandenspanning.
Laat de auto controleren door het
c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
(wielsensor, hydraulisch regelorgaan, ...).
Bandenspanning
te laag
brandt. een te lage spanning
van een of meerdere
banden.c ontroleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden
te worden uitgevoerd.
knippert en brandt
vervolgens permanent,
in combinatie met het
verklikkerlampje Service
en, afhankelijk van de
uitrusting, de weergave
van een melding.
een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem
of het niet-detecteren van de sensor
van een van de wielen.De bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het
c
I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Roetfilter
brandt. een storing in het
roetfilter (niveau
brandstofadditief, kans
op verstopping, ...).Laat het filter controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zie in rubriek 7
het gedeelte " n iveaus".
VOORDAT U GAAT RIJDEN
3
Cockpit
Page 72 of 328

70
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. b ij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom te
verdelen naar:
-
de voorruit,
-
de voorruit en de beenruimte,
-
de beenruimte,
-
de linker
, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
-
de linker
, rechter en middelste
ventilatieroosters. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind worden
door respectievelijk de toets
"kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst
op het display, de propeller, wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde
geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool A/C wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het
systeem
Druk op de toets
"kleine
propeller" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en de
achterruitverwarming (volgens uitvoering).
De ingestelde waarde wordt niet meer
geregeld en verdwijnt van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
b ij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool
van de luchtrecirculatie wordt
weergegeven.
Het is raadzaam om niet
langdurig met uitgeschakelde
airconditioning te rijden. Druk
op de toets "grote propeller"
of op de toets AUTO om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen. De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten. Gebruik de
luchtrecirculatie alleen als dit echt
nodig is (om te voorkomen dat de
ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Ventilatie
Page 84 of 328

82
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
DUBBELE CABINE
Bank
In de portefeuillestand zetten
- s chuif, indien nodig, de
voorstoelen naar voren en maak de
veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats vast.
-
c ontroleer of de veiligheidsgordels
en de gespen op de juiste wijze
langs de zijpanelen zijn geplaatst,
zodat deze het omklappen van de
rugleuning niet hinderen.
-
o ntgrendel de rugleuning met
hendel A.
De dubbele cabine bestaat uit een
driezitsbank op de tweede zitrij,
waarvan de eendelige rugleuning is
bevestigd aan het scheidingsrooster.
De zitplaatsen achter zijn via de
schuifdeur bereikbaar.
Praktische voorzieningen
Page 100 of 328

98
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
ACTIVE CITy BRAkE
Active city brake is een rijhulpfunctie
die beoogt een frontale aanrijding te
voorkomen of de snelheid van een
frontale aanrijding te verminderen
wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende
intrappen van het rempedaal).
Dit systeem is ontwikkeld om de
veilig
heid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden
en de afstand tot en de snelheid
van andere weggebruikers blijven
inschatten.
Active
c ity b rake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven.
b
ekijk de lasersensor nooit
met een optisch instrument
(vergrootglas, microscoop enz.)
op een afstand van minder dan
10
cm: kans op oogletsel.Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een
lasersensor boven aan de voorruit
voertuigen die in dezelfde richting
rijden of die vóór de auto stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto
automatisch af om een aanrijding met
de voorligger te voorkomen.Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder
normaal gesproken zou doen. Het
systeem grijpt dus alleen in als de
kans op een aanrijding groot is.
Voorwaarden voor activering
Active city brake werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
●
het contact is aangezet,
●
de auto rijdt vooruit,
●
de snelheid ligt tussen ongeveer
5
en 30 km/h,
●
de remhulpsystemen (ABS, EBD,
BAS) zijn niet defect,
●
de stabiliteitscontrolesystemen
(ASR, CDS) zijn niet uitgeschakeld
of defect,
●
de auto maakt geen scherpe bocht,
●
het systeem is de laatste
10
seconden niet in werking
getreden.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 104 of 328

102
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag
(veilig
heidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).
Vastmaken
trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
trek aan de gordel om de
vergrendeling van de gesp te
controleren.
Verklikkerlampje(s) niet-
vastgemaakte veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te
laten aansluiten (zoals wasknijpers,
klemmen, veiligheidsspelden, ...).
c
ontroleer zowel voor als na het
gebruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
c
ontroleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is
opgerold en de gordelsluiting zich op
de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct
stevig tegen het lichaam van de
inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard
met een lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van de
pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrijding,
een noodstop of het over de kop slaan
van de auto.
Losmaken
Druk op de rode knop.
Als een inzittende voorin
zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij
het starten van de motor dit
verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het
wegrijden zeker van te zijn dat alle
inzittenden hun veiligheidsgordels op
de juiste manier hebben vastgemaakt.
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats van de voorbank is niet in
hoogte verstelbaar.
Veiligheidsgordels
Page 105 of 328

103
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
De veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners werken
alleen als het contact aan staat.
u
kunt de gordel losmaken door de
rode knop op de gesphouder in te
drukken. Geleid de gordel tijdens het
oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag
branden.
r aadpleeg het c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Voorschriften voor kinderen:
-
maak voor kinderen tot 12
jaar of
kleiner dan 1,50
m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
-
laat nooit een kind op schoot
zitten tijdens het rijden. De
veilig
heidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
r
aadpleeg voor meer informatie
over kinderzitjes in rubriek 5
het
gedeelte "
k inderen in de auto".
r
einig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
c
I tro Ë n -netwerk.
o
m aan de wettelijke
veiligheidsvoorschriften te
blijven voldoen is het raadzaam
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels door het
c I tro Ë n -
netwerk te laten uitvoeren.
Laat de veiligheidsgordels van
uw auto regelmatig (ook na een
kleine aanrijding) controleren door
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats: de gordels
mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen
aan de gordels zijn aangebracht.Veiligheidsgordels van de
zitplaatsen vóór
De zitplaatsen vóór zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners en
spankrachtbegrenzers.
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats van de voorbank is niet
voorzien van een pyrotechnische
gordelspanner.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
moet worden voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt en moet de
gordel in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken,
-
dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder
worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de
veiligheidsgordels niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen, moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door worden
geleid.
c
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
VeILIGHeID
5
Veiligheidsgordels