CITROEN C-ELYSÉE 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2014Pages: 257, PDF Size: 7.92 MB
Page 21 of 257

.
19
Eerste kennismaking
Onder het rijden
1.
Selecteren van de functie snelheidsbegrenzer.2.Ver lagen van de ingestelde snelheid. 3.Ver hogen van de ingestelde snelheid. 4.
Inschakelen / uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
85
1.Selecteren van de functie snelheidsregelaar.
2. Ver lagen van de ingestelde snelheid.3.
Ver hogen van de ingestelde snelheid.4.
Inschakelen / her vatten van desnelheidsregeling.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
87 De functie snelheidsre
gelaar of snelheidsbegrenzer wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
desbetreffende functie is geselecteerd.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbe
grenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Om het systeem te kunnen instellen en activeren moet de wagensnelheid hoger zijn dan 40 km/h en moet minimaal de 4eversnelling
van de handgeschakelde versnellingsbak zijn
ingeschakeld (2eversnelling van de elektronisch gestuurde versnellingsbak of de automatische
versnellingsbak).
Page 22 of 257

20
Eerste kennismaking
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van eenhandgeschakelde versnellingsbak, rijd danrustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweedeversnelling in en schakel bij voorkeur relatief snelover naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatischeversnellingsbak of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele
rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alleruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken(zonneschermen...).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt.
Schakel de achterruitver warming en deontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch wordenaangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en het mistlicht uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op alsu rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD -speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus hetbrandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Page 23 of 257

.
21
Eerste kennismaking
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen inde bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.Beperk de belading en de luchtweerstand(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk dewinterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan debandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet isgebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van hetreser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter
ver vangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u datbrandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruikzich stabiliseert.
Page 24 of 257

22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel benzine - diesel
1.
Toerenteller (x 1000 t/min). 2.
Display.3.Snelheidsmeter (km/h).
A.Informatie gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak of automatische transmissie. B.Tijd.C.Actieradius (km) of
Dagteller.D. Brandstofmeter. E.
Onderhoudsindicator (km)
ver volgens,
kilometerteller.
Deze twee functies worden achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven. F.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
4.Informatie over het onderhoud
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator)
Tijd instellen.
Klokken Display
Page 25 of 257

1
23
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes
Een aantal verklikkerlampjes heeftbeide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van eenverklikkerlampje duidt op een storing,is afhankelijk van de werkingsfase vande auto.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaanbranden in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
De verklikkerlamp
jes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Page 26 of 257

24
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer links
knipper t, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaagbeweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Dimlichtpermanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlichtpermanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.
Mistlampen vóórpermanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichtpermanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar het hoofdstuk "Zicht".
Page 27 of 257

1
25
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voorgloeien dieselmotor
permanent.Het contactslot staat in de tweedestand (Contact). Wacht met star ten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het
lampje uitgaat voordat u de motor start.
Handrem
permanent. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de handrem.
Voet op hetrempedaal
permanent.Het rempedaal moet worden ingetrapt. Trap bij de gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak het rempedaal in om de motor testarten (selectiehendel in stand N).
Bij de automatische versnellingsbak moet u bij een
draaiende motor en voordat u de handrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand Pin een andere stand te kunnen zetten. Als u de handrem vrijzet zonder het rempedaal in te
trappen, zal dit controlelampje blijven branden.
knippert.
Als u de auto met een gestuurdehandgeschakelde versnellingsbak
op een hellin
g te lang probeert tegen
te houden door het gaspedaal in te
trappen, raakt de koppeling over verhit. Gebruik het rempedaal en/of de handrem.
Page 28 of 257

26
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbagpermanent. De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF
".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld. In dit geval kunt u een kinderzitje metde "rug in de rijrichting" plaatsen. Z
et de schakelaar in de stand " ON" om de frontairbagaan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitjemet de "rug in de rijrichting".
ESP/ASRpermanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk o
p de toets om de functie ESP/ASR in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelhedenhoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 29 of 257

1
27
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeemen moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display wordt
weergegeven.
Raadplee
g indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOP
permanent, in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt bij een te lage motoroliedruk of bij een tehoge koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met hetCITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde
werkplaats.
Service
tijdelijk. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de storin
g met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:
- de mate van ver vuiling van het roetfilter (diesel),
- de stuurbekrachtiging,
- een kleine elektrische storing,
-
...
Raadpleeg in andere gevallen het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent. Er is een ernsti
ge storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identi
ficeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 30 of 257

28
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Remsysteem
permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van eenartikelnummer van CITROËN.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
+
permanent, incombinatie met het waarschuwingslampje
ABS. Er is een storin
g in de elektronische
remdrukregelaar (REF). Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Te hogekoelvloeistof-temperatuur
permanent rood. De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.