reset CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 19 of 306

17
Waarschuwings- resp.
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Bandenspanning
te laag Permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het ver wisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
of Knippert en
brandt vervolgens
permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje
SERVICE.
Er zit een storing in de functie:
de bandenspanning wordt niet
meer gecontroleerd.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat uw auto controleren door het
CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeer
-s
ysteem (ABS) Permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
Page 36 of 306

34
Touchscreen
De gegevens zijn toegankelijk via het menu
"Rijden ".
Weergave van informatie op het
touchscreen
Permanente weergave:
F
S electeer het menu " Connect-App" en
vervolgens " Boordcomputer ". Het tabblad "Actueel brandstofverbruik" met
daarin:
-
D
e actieradius.
-
H
et actuele brandstofverbruik.
-
D
e tijdteller van het Stop & Start-systeem.
Het tabblad "Traject 1 " met daarin:
-
D
e afgelegde afstand.
-
H
et gemiddelde brandstofverbruik.
-
D
e gemiddelde snelheid van het eerste
traject.
Het tabblad "Traject 2 " met daarin:
-
D
e afgelegde afstand.
-
H
et gemiddelde brandstofverbruik.
-
D
e gemiddelde snelheid van het tweede
traject.
Traject resetten
De informatie van de boordcomputer wordt in
tabbladen weergegeven.
F
D
ruk op een van de toetsen om het
gewenste tabblad te bekijken.
Tijdelijke weergave in een nieuw venster:
F
D
ruk op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om de informatie
te bekijken en de verschillende tabbladen
weer te geven. F
D
ruk, zodra het gewenste traject
wordt weergegeven, op de toets voor
het resetten of op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar.
Trajecten "1 " en "2" zijn onafhankelijk en
kunnen op dezelfde manier worden gebruikt.
Via traject " 1" kunnen dagelijkse berekeningen
en via traject " 2" maandelijkse berekeningen
worden uitgevoerd.
Instrumentenpaneel
Page 76 of 306

74
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.Waarschuwing te lage bandenspanning
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto .
Controle van de bandenspanning
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de
auto staat langer dan een uur stil of er is minder
dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden moet de
bandenspanning ten opzichte van de op de sticker
vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Deze waarschuwing bestaat uit het
permanent branden van het lampje,
een geluidssignaal en een melding
op het display.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien. Een visuele controle
is dus niet voldoende.
F
C
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Veiligheid
Page 77 of 306

75
Resetten
Zonder audiosysteemMet audiosysteemElke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor te lage
bandenspanning is alleen betrouwbaar
als de vier banden tijdens het resetten de
juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is. F
O pen het dashboardkastje.
F
H
oud deze toets ingedrukt.
Het resetten wordt bevestigd door een
laagtonig geluidssignaal.
Een hoogtonig geluidssignaal geeft aan dat het
resetten niet is gelukt.
De nieuwe opgeslagen
bandenspanningsgegevens worden door het
systeem als referentiewaarden beschouwd. F
D
ruk op de toets MENU om het algemene
menu weer te geven.
F
D
ruk op de toets "7" of " 8" om het menu
Persoonlijke instelling – configuratie te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de centrale toets te drukken.
F
D
ruk op de toets "7" of " 8" om het menu
Configuratie auto instellen te selecteren
en bevestig uw keuze door op de centrale
toets te drukken.
F
D
ruk op de toets "7" of " 8" om het menu
Rijhulpsysteem te selecteren en bevestig
uw keuze door op de centrale toets te
drukken.
5
Veiligheid
Page 78 of 306

76
Storing
of
Met touchscreen
F Druk op de toets "7" of " 8" om het menu
Bandenspanning en vervolgens het menu
" Resetten " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de centrale toets te drukken.
Het resetten wordt bevestigd door een melding. Druk op MENU
.
Selecteer in het menu Rijden / Auto
de optie " Bandenspan.contr. ".
Druk op " Ja" om uw keuze te
Bevestigen . Het resetten wordt
bevestigd door een geluidssignaal
en een melding.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen. Als het verklikkerlampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
Er verschijnt een melding in combinatie met
een geluidssignaal.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
niet goed.
Laat uw auto controleren door het
CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Na het uitvoeren van werkzaamheden
aan het systeem moet de spanning van de
vier banden worden gecontroleerd en het
systeem worden gereset.
Veiligheid
Page 111 of 306

109
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- d e selectiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
of
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
U dient bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken .
Als de auto enige tijd moet stilstaan met
draaiende motor, selecteer dan altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N staat
en de parkeerrem is aangetrokken.
Synchroniseren
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu moet de versnellingsbak worden gereset.
F
Z
et het contact aan.De aanduidingen AUTO
en – verschijnen op het
instrumentenpaneel.
F
S
electeer de stand N .
F
T
rap het rempedaal volledig in.
F
W
acht ongeveer 30 seconden tot op het
instrumentenpaneel de aanduiding N of de
ingeschakelde versnelling verschijnt.
F
B
eweeg de selectiehendel naar de stand A
en vervolgens naar de stand N .
F
S
tart, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt dan weer normaal. In uitzonderlijke gevallen kan het
noodzakelijk zijn om de automatische
transmissie te resetten: in dat geval kan
de auto niet worden gestart en schakelt de
transmissie niet.
Storing
of
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO
gaat
knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat ze controleren door het
CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. De aanduidingen AUTO
en – verschijnen op het
instrumentenpaneel.
Volg de hierboven beschreven procedure.
6
Rijden
Page 155 of 306

153
F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto. Om de bandenspanning te
verlagen: druk op de zwarte knop op de
slang van de compressor, bij de aansluiting
op het ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op. Controlesysteem bandenspanning
Het verklikkerlampje voor een
te lage bandenspanning zal
na het repareren van een wiel
blijven branden tot het systeem
is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Bandenspanningscontrolesysteem .
8
Storingen verhelpen
Page 222 of 306

220
Make-upspiegel .............................................. 60
Matten ............................................................. 63
Mat verwijderen
.............................................. 63
Milieu
............................................................... 38
Mistachterlicht
............................. 22,
64-65, 165
Mistlampen vóór ..........................23, 64-65 , 163
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren
...............................140
Motor
.................................................. 15 -16, 179
Motoren
.................................................. 179 -181
Motorgegevens
............................................ 179
Motorkap
....................................................... 141
Motorkapsteun
.............................................. 141
Motorolie
.................................................... 13 -14
M P3 (CD)
..............................
.................188 -189
Multifunctioneel display (met autoradio)
.......18 6 Oliefilter
.........................................................146
Oliefilter (vervangen)
....................................146
Olieniveau
.............................................. 14
3 -14 4
Oliepeilstok
............................................143 -14 4
Onder de motorkap ~ Motorruimte
...............142
Onderhoud (adviezen)
..................................140
Onderhoudsadviezen
...........................140, 142
Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator
.................. 2
5 -26
Ontdooien ............................................ 52-53, 58
Ontdooien onderzijde voorruit
........................ 58
L
M
N
O
Ontgrendelen .................................................. 36
O ntgrendelen bagageruimte ~
Bagageruimte ontgrendelen
.........................36
Ontluchten brandstofsysteem ~ Brandstofsysteem ontluchten
..................14
8
Ontwasemen
............................................. 52-53
Ontwasemen achter
........................................ 57
Ontwasemen voor
........................................... 57
O
pbergvak ....................................................... 63
Opbergvakken
........................................... 60 - 61
Opbergvakken portieren
................................. 60
O
penen bagageruimte ~
Bagageruimte openen
............................36, 43
Openen motorkap ~ Motorkap, openen
.......1
41
Openen portieren ~ Portieren openen
..... 36,
41
Opschakelindicator
....................................... 115
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht ...18 0 -181Overzicht zekeringen ~
Zekeringentabel ........................... 16
7-169, 171
Parkeerhulp achter
....................................... 125
Parkeerlichten
....................................... 163, 165
Plafonniers
...................................................... 69
Portieren
................................................... 15, 41
Portieren sluiten
........................................ 36 -37
Pyrotechnische gordelspanners
.....................82
Laden accu ~ Accu laden
.............................
174
Lampen (vervangen)
............................. 16
1
, 165
Lampen vervangen
...............................
161, 165
Lampen vervangen
.......................
162-163, 166
Lekke band
.....................................
14 9 -15 0, 152
Lichtschakelaar
...............................................
23
Lokaliseren van de auto
..................................
37
Luchtfilter
......................................................
146
Luchtfilter (vervangen)
..................................
146Niveau brandstofadditief diesel
~ Brandstofaddititiefniveau
.........................
145
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau ...145Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau ...144
Niveau ruitensproeiervloeistof ~ Ruitensproeiervloeistofniveau
................ 145
Niveaus controleren
............................... 143 -145
Niveaus en controles
............................. 142-145
Noodbediening achterklep
.............................. 44
Noodoproep ~ Urgence-oproep
................ 72-73
Noodprocedure starten
................................. 173
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist System (BAS)
.......................... 77
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS)
.................................... 77
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
....... 30
Nulstelling onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator resetten
......... 26
P
Trefwoordenregister
Page 223 of 306

221
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming, schakelaars ..................48
SCR (Selective Catalytic Reduction)
............132
SCR-systeem
...............................
.....21, 29 , 132
Selectiehendel
....................................... 1
0 6 -113
Selectiehendel automatische transmissie ~ Schakelen
automatische versnellingsbak
.............. 111
-114
Selectiehendel elektronisch gestuurde versnellingsbak
......................... 14
7
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen
elektronisch bediende versnellingsbak
......105
Serienummer auto
........................................ 183
Service
............................................................ 22
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
......................... 1
4 9 -15 0, 152
Slepen van een auto
..............................17 7-178
Sleutel
............................................................. 22
Sleutel met afstandsbediening
.........36-38 , 102
Sneeuwkettingen
.......................................... 13
6
Sneeuwscherm
............................................. 13 9
Sneeuwschermen
......................................... 13
9
Snelheidsbegrenzer
............................... 11
9 -12 1
Snelheidsregelaar
.................................. 12 2-124
Spaarfase
...................................................... 137
Starten ........................................................... 173
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
....131
Starten van de auto................. 102-104, 1 0 6 -114
Stilzetten van de auto
.............102-104 , 1 0 6 -114
Stoelen achter ~ Achterbank
....................4
8-49
Stoelen verstellen
...............................
............46
Stoelverwarming
...............................
..............48
Stop & Start
.....22-23 , 35, 59, 11 6 -118 , 172, 176
Streaming audio Bluetooth
...................192, 195
Stuurbekrachtiging
.......................................... 19Tankbeveiliging
.............................................13 0
Technische gegevens
............................180 -181
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
....................................16, 129
Telefoon
........................................................195
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~ Banden,
noodreparatie
..............................14 9 -15 0, 152
Tijd instellen
...............................................31- 32
Trekhaak
.......................................................13 9S
T
Stuurslot ........................................................ 102
Stuurwiel (verstellen) ...................................... 50
S
ynchroniseren afstandsbediening
................37RRadio ............................................................. 18 6
Regelmatige controles ~ Controles ....... 14
6 -147
Regeneratie roetfilter
.................................... 14
6
Reinigen (adviezen)
...................................... 14
0
Rembekrachtigingsysteem
.............................77
Remblokken
.................................................. 147
Remlichten
...............................
.....................165
Remmen
........................................................ 147
Remmen
......................................................... 13
Remschijven .................................................. 147
Remvloeistof
..............................
....................13
Reservewiel
.................................. 15 4 -15 6, 183
Reservoir ruitensproeiers ~ Ruitensproeierreservoir
..............................145
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
...75
Richtingaanwijzers
....................23, 71 , 162 , 165
Richtingaanwijzers
......................................... 23
Rijadviezen
..............................
.....................101
Rijstrookcontrolesystemen
.............................77
Roetfilter
...............................
..................145 -146
Ruitbediening
...............................
...................45
Ruitensproeiers vóór ....................................... 68
Ruitenwisserbladen (vervangen)
............68, 13 8
Ruitenwisserbladen vervangen
.............. 68,
13 8
Ruitenwissers
.................................................. 68
Ruitenwisserschakelaar
.................................. 68
U
Uitschakelen airbag passagier
~ Passagiersairbag uitschakelen .....83-84 , 90
UREA
.............................................................. 27
USB-aansluiting
...................................... 62
, 19 0
.
Trefwoordenregister
Page 274 of 306

42
Instellingen
VR A AGANTWOORD OPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen
wordt de instelling van de equalizer opgeheven.
Als u de instelling van de equalizer wijzigt, worden
de instellingen van de bassen en de hoge tonen
gereset. De instelling van de equalizer is gekoppeld aan de
bassen en hoge tonen.
Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden
de instellingen van de balans uitgeschakeld. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling naar
eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen, die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het veranderen
van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd
op de geluidsbron die u gebruikt. Het is raadzaam
de audiofuncties (Bass:, Treble:, Balans) in de
middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen"
te selecteren en de functie Loudness in de stand
"Actief " te zetten bij gebruik van de CD-speler en
in de stand "Inactief " bij gebruik van de radio.
Na uitzetten van de motor schakelt het systeem
na enkele minuten automatisch uit. Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de accu op
peil te houden.Schakel het contact in om de laadstroom van de
accu te verhogen.
Ik kan de datum en tijd niet instellen. De datum en tijd kunnen alleen worden ingesteld
als u de synchronisatie met de satellieten
deactiveert.Menu instellingen / Opties / Datum en tijd instellen.
Selecteer het tabblad "Tijd" en deactiveer de
"GPS-synchronisatie" (UTC).
CITRO