ECU CITROEN C-ZERO 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C-ZERO, Model: CITROEN C-ZERO 2016Pages: 176, PDF Size: 4.91 MB
Page 58 of 176

56
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
richtingaanwijzers
Gebruik de richtingaanwijzers om een verandering 
van rijrichting of rijstrook aan te geven.
F Links: duw de hendel helemaal omlaag,  
tot voorbij de weerstand.
F
  r
e
 chts: duw de hendel helemaal omhoog, 
tot voorbij de weerstand.
Automatisch 
inschakelen van de 
remlichten
De remlichten gaan automatisch branden zodra 
u het gaspedaal loslaat.
Dit gebeurt niet altijd: het is afhankelijk van de 
mate van deceleratie.
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige 
verkeer te waarschuwen in het geval van file, 
pech, slepen of een ongeval.
F
 
D
 ruk deze knop in: de richtingaanwijzers 
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het 
contact is afgezet. 
Veiligheid  
Page 59 of 176

57
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
urgence-oproep of 
A ssistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of 
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de 
desbetreffende 
c
It
 ro
Ën-
 helpdesk.
ra
adpleeg de rubriek "Audio en 
datacommunicatie" voor meer informatie over 
het gebruik van deze voorziening.
claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het  stuurwiel.
6 
Veiligheid  
Page 60 of 176

58
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en 
permanent de spanning van de vier banden 
zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band is een druksensor 
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder 
zodra het een daling van de spanning van 
een of meer banden ten opzichte van de in 
het systeem opgeslagen referentiespanning 
detecteert. Deze referentiespanning moet 
worden gereset als de spanning van een band 
is aangepast of een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de 
identificatiecodes van de sensoren door het 
cIt
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats in het systeem zijn opgeslagen.
u
 kunt twee sets banden in het geheugen 
van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld: 
wielen met zomerbanden en wielen met 
winterbanden).
Het bandenspanningscontrolesysteem 
is een hulpsysteem; de bestuurder moet 
altijd waakzaam blijven.on danks de aanwezigheid van dit 
systeem dient u maandelijks en voor 
elke lange reis de bandenspanning 
handmatig te controleren.
ee
n te lage bandenspanning heeft 
een negatief effect op de wegligging, 
verlengt de remweg en versnelt de 
bandenslijtage, met name onder zware 
omstandigheden (zware belading, hoge 
snelheid, lange rit).
ee
n te lage bandenspanning leidt ook 
tot een hoger brandstofverbruik. De door de fabrikant voor uw auto 
aanbevolen bandenspanning staat 
vermeld op de bandenspanningssticker 
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude" 
banden worden gecontroleerd (auto 
die langer dan 1
  uur heeft stilgestaan 
of na een traject van maximaal 10
  km 
met gematigde snelheid). Is dit niet het 
geval, verhoog dan de op de sticker 
vermelde waarden met 0,3
  bar. 
Veiligheid  
Page 61 of 176

59
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Waarschuwing te lage 
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning 
brandt dit verklikkerlampje permanent.
F
 
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak 
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet 
plotseling hard af.
F
 
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie 
dit toelaat.
co
ntroleer voordat u het systeem 
reset of de spanning van de vier 
banden is aangepast aan de 
gebruiksomstandigheden van de auto 
en overeenkomt met de voorgeschreven 
waarden die zijn vermeld op de 
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem 
waarschuwt niet als de spanning op het 
moment van resetten onjuist is.
ee
n lagere bandenspanning is niet altijd 
zichtbaar aan een vervorming van de 
band. 
b
e
 perk u daarom niet alleen tot 
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven 
totdat de referentiespanning, na het 
op spanning brengen, repareren of 
vervangen van de band(en), is gereset. 
Als een band of meerdere banden is/
zijn gerepareerd of vervangen, moeten 
de identificatiecodes van de sensoren 
door het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats worden 
opgeslagen.
F
  co ntroleer de spanning van de vier banden 
(bij koude banden) met de compressor van 
de bandenreparatieset.
 
r
i
 jd voorzichtig met lage snelheid verder 
als u niet direct de bandenspanning kunt 
controleren.
 
of
F
 
G
 ebruik in geval van een lekke band de 
bandenreparatieset.
Resetten van de 
referentiespanning
elke keer dat de spanning van een of meer 
banden is aangepast of een of meer wielen zijn 
gewisseld, moet het systeem worden gereset.
6 
Veiligheid  
Page 62 of 176

60
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
De waarschuwing voor een te lage 
bandenspanning is alleen betrouwbaar 
als het systeem wordt gereset op het 
moment dat de vier banden de juiste 
spanning hebben.
ra
 adpleeg het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats om het 
systeem te laten controleren of monteer na 
een lekke band het wiel met de originele 
velg, dat is voorzien van een sensor.
u
 kunt het systeem resetten via het display van 
het instrumentenpaneel, bij aangezet contact 
en stilstaande auto.
F
 
D
ruk op de knop A om de functie te 
selecteren.
F
 
H
oud vervolgens de knop A minimaal 
3 seconden  ingedrukt om het 
bandenspanningscontrolesysteem te 
resetten.
Het knipperen van het verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel geeft aan dat het systeem 
wordt gereset.
Als u vervolgens ongeveer 100   meter hebt 
gereden, dooft het verklikkerlampje.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage bandenspanning" 
knippert en vervolgens permanent brandt, duidt 
dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet 
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als:
-
 
e
 en of meer wielen niet zijn voorzien van 
een sensor,
-
 
d
 raadloze apparatuur die gebruikmaakt 
van dezelfde golflengte zich in de buurt van 
de auto bevindt,
-
 
s
 neeuw of ijs zich heeft opgehoopt in de 
wielkasten of op de velgen,
-
 
d
 e spanning van de batterij van het 
bandenspanningscontrolesysteem 
onvoldoende is,
-
 
d
 e identificatiecodes van de druksensoren 
van de velgen niet zijn opgeslagen door het 
cIt
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. Alle reparaties aan een wiel dat met dit 
systeem is uitgerust en het vervangen 
van een band moeten worden 
uitgevoerd door het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de tweede in het systeem 
opgeslagen set banden is gemonteerd, 
wordt de waarschuwing voor een 
storing weergegeven zolang de tweede 
set niet in het configuratiemenu is 
geselecteerd. 
Veiligheid  
Page 63 of 176

61
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Selecteren van de set 
banden
Via het display van het instrumentenpaneel 
kunt u, bij aangezet contact en stilstaande auto, 
de desbetreffende set banden selecteren.
co
ntroleer na de montage van de 
nieuwe set banden of de banden de 
juiste spanning hebben (vermeld op de 
bandenspanningssticker (zie de rubriek 
"Identificatie")). 
b
r
eng de banden indien 
nodig op de juiste spanning.
De spanning van de banden van de nieuwe 
set wordt door het systeem automatisch 
als referentiespanning opgeslagen (het 
verklikkerlampje te lage bandenspanning 
knippert tijdens deze bewerking).
Als u een tweede set banden in het systeem 
hebt laten opslaan door het  cIt roËn- netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats, moet u 
elke keer dat een set banden (winterbanden 
bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist 
is gemonteerd in het configuratiemenu 
selecteren.
F
 
D
 ruk op de knop A om de functie te 
selecteren.
F
 
H
 oud vervolgens de knop A langer dan 
10 seconden  ingedrukt om in plaats van 
de set banden nummer 1 de set banden 
nummer 2 te selecteren, of omgekeerd.
6 
Veiligheid  
Page 64 of 176

62
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem 
(ABS) en elektronische 
remkrachtverdeler (EBD)uw auto is voorzien van drie systemen die 
u helpen om de auto in een noodsituatie veilig 
tot stilstand te brengen:
-
 
h
 et antiblokkeersysteem (A
b
 s
)
 ,
-
 de
 elektronische remdrukregelaar (
e
 b
D
 ),
-
  b
r
 ake Assist  s
y
 stem (
bAs)
 .
tr
ap het rempedaal bij een noodstop 
krachtig en volledig in en laat het niet 
los.
Inschakelen
Het Abs  treedt automatisch in werking, 
wanneer de kans bestaat dat een wiel 
blokkeert.
De normale werking van het 
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door 
het trillen van het rempedaal.
Deze systemen zorgen tijdens het remmen 
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid 
van uw auto en voor een betere controle in 
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad 
wegdek. 
Veiligheid  
Page 65 of 176

63
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Als het verklikkerlampje permanent 
brandt, is er een storing in het Ab
s, 
w
aardoor u tijdens het remmen de 
controle over de auto zou kunnen 
verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
ra
adpleeg het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. Tijdens het rijden
Wanneer deze twee 
verklikkerlampjes 
branden, is er een storing 
in de elektronische 
remkrachtverdeler waardoor u tijdens het 
remmen de controle over de auto zou kunnen 
verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
ra
adpleeg het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden 
en velgen) voor, dat deze voldoen aan de 
voorschriften van de constructeur.
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen 
de optimale remdruk sneller wordt bereikt, 
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het 
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een 
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde 
bedieningskracht minder wordt en dat de 
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop 
zeer krachtig in en laat het pedaal  
niet los.
Storing
Bij stilstaande auto
Het verklikkerlampje brandt gedurende 
enkele seconden na het aanzetten van 
het contact (stand 
on
)
 .  r
a
 adpleeg het 
cIt
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats als het lampje niet uitgaat of 
niet gaat branden. Wanneer dit verklikkerlampje gaat 
branden, is er een storing in het A
b
s  
waardoor u tijdens het remmen de 
controle over de auto zou kunnen 
verliezen.
ra
adpleeg het  c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
6 
Veiligheid  
Page 66 of 176

64
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Antispinregeling 
(ASR) en elektronisch 
stabiliteitsprogramma (ESP)
stabiliteitscontrolesystemen
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de 
auto vastzit in modder, sneeuw, zand,
  ...) kan 
het nuttig zijn het A
s
r  /  es
P u
 it te schakelen, 
zodat de wielen weer grip kunnen krijgen.
F
 
D
 ruk op deze knop aan de onderzijde 
van het dashboard (bestuurderszijde) 
tot het bijbehorende symbool op het 
instrumentenpaneel verschijnt.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld 
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de 
wielen te weinig grip hebben of de koers van 
de auto afwijkt van de door de bestuurder 
gewenste richting. De weergave van dit symbool op het 
instrumentenpaneel geeft aan dat het 
A
s
r  en het  es
P z
 ijn uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden niet automatisch weer ingeschakeld.F Druk nogmaals op de knop om de systemen handmatig weer in te schakelen.
Als het symbool op het instrumentenpaneel 
verdwijnt, betekent dit dat het A
s
r  en het  es
P 
w
eer ingeschakeld is.
De antispinregeling verbetert de tractie van de 
wielen om het doorslippen te beperken, door in 
te grijpen op de remmen van de aangedreven 
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt 
in via de remmen van één of meer wielen en 
via het motorkoppel om de auto (binnen de 
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden) 
weer in de juiste koers te brengen.
In dat geval gaat dit controlelampje 
op het instrumentenpaneel 
knipperen. De bestuurder mag zich door de 
aanwezigheid van het A
s
r  /  es
P n
 iet 
laten verleiden risico's te nemen of te 
hard te rijden.
Deze systemen kunnen alleen goed 
werken als de voorschriften van de 
fabrikant op het gebied van wielen 
(banden en velgen), onderdelen 
van het remsysteem, elektronische 
componenten en montageprocedures 
worden opgevolgd en de 
werkzaamheden door het 
c
It
 ro
Ën-
n
etwerk worden uitgevoerd.
Laat de systemen na een aanrijding 
controleren door het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Als deze lampjes op het 
instrumentenpaneel gaan 
branden, is er sprake van een 
storing in deze systemen.
ra
adpleeg het 
c
It
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het A
s
r  /  es
P 
t
e laten controleren.
Als de wielen te veel spinnen, kan het 
differentieel van uw auto beschadigd 
raken. 
Veiligheid  
Page 67 of 176

65
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
Omdoen
F  trek aan de gordel en steek de gesp in de 
gordelsluiting A .
F
  c
o
 ntroleer of de gordel goed is 
vastgemaakt door even aan de riem te 
trekken.
Verklikkerlampje 
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
Als de bestuurder zijn gordel niet vastmaakt 
binnen een minuut na het aanzetten van het 
contact, gaat het verklikkerlampje knipperen en 
klinkt er een onderbroken geluidssignaal.
na
 ongeveer 90
 
 seconden gaat het 
verklikkerlampje uit en stopt het geluidssignaal, 
vervolgens gaat het lampje opnieuw branden 
en klinkt het geluidssignaal opnieuw. Dit blijft 
zo zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel 
niet heeft vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het 
rijden  wordt losgemaakt, worden dezelfde 
waarschuwingssignalen gegeven.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van 
een pyrotechnische gordelspanner en een 
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra 
bescherming van de bestuurder en passagier 
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. 
bi
j een krachtige aanrijding zorgen de 
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de 
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen 
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief 
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht 
waarmee de gordel tegen het lichaam van 
de inzittenden getrokken wordt en bevordert 
daarmee de veiligheid.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de  
gordelsluiting A .
 A
 ls het contact wordt aangezet, gaat 
dit lampje branden en wordt gedurende 
enkele seconden een geluidssignaal 
weergegeven als de bestuurder en/of 
de passagier zijn veiligheidsgordel niet 
heeft vastgemaakt.
6 
Veiligheid