dashboard CITROEN C3 AIRCROSS 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2021Pages: 244, PDF Size: 6.31 MB
Page 6 of 244

4
Overzicht
Cockpit
1Openen motorkap
2 Zekeringen dashboard 3
Plafonnier
Paneel met waarschuwingslampjes voor 
veiligheidsgordels en airbag vóór aan 
passagierszijde
Bediening zonnescherm panoramadak
Binnenspiegel
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
4 Monochroom display in combinatie met 
audiosysteem
Touchscreen met CITROËN Connect Radio of 
CITROËN Connect Nav
5 Ventilatie
Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning
Ontwasemen - ontdooien voorruit
Ontwasemen - ontdooien achterruit
6 START/STOP-knop
Versnellingsbakbediening
7 Parkeerrem
8 USB-aansluiting
12 V-aansluiting
9 Claxon
10 Instrumentenpaneel
Stuurkolomschakelaars
1Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers
2 Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3 Bediening audiosysteem
4 Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer
Schakelaars aan de zijkant 
 
Opnieuw initialiseren van het bandenspanningscontrolesysteemUitschakelen van de Stop & Start 
Inschakelen van de voorruitverwarming 
OFF Lane Departure Warning System  
Elektrische kinderbeveiliging   
Page 25 of 244

23
Instruments de bord
1(minuten/seconden of uren/minuten)
Een teller registreert hoe lang de STOP-stand 
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet 
weer op nul gezet.
Dimmer 
dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van 
het dashboard en het touchscreen handmatig 
aanpassen aan het omgevingslicht.
Werkt alleen als de verlichting van de auto is 
ingeschakeld (dagrijverlichting uitgezonderd) en 
in nachtstand.
Twee knoppen 
  
 
Druk, terwijl de verlichting brandt, op knop A om 
de dashboardverlichting en de sfeerverlichting 
sterker te laten branden of op de knop  B om de 
verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte 
is bereikt.
Touchscreen 
 
► Selecteer in het menu Instellingen  de optie 
"Lichtsterkte".
► Stel de helderheid af door op de pijlen te drukken of de cursor te bewegen.
De helderheid kan verschillend worden 
ingesteld voor de dag en de nacht.
Datum en tijd instellen
Zonder audiosysteem 
  
 
Stel de datum en tijd in via het display van het 
instrumentenpaneel.
► Houd deze toets ingedrukt.
► Druk op een van deze toetsen om de instelling te selecteren die u wilt wijzigen.► Druk kort op deze toets om te bevestigen.► Druk op een van deze toetsen om de instelling te wijzigen en bevestig dit 
nogmaals om de nieuwe instelling op te slaan.
Met audiosysteem 
 
► Druk op de toets MENU om het hoofdmenu 
weer te geven.
► Druk op de knop "7" of "8" om het menu 
"Persoonlijke instelling - configuratie" weer te 
geven en druk vervolgens op  OK.
► Druk op de knop "5" of "6" om het menu 
"Configuratie display" weer te geven en druk 
vervolgens op  OK.
► Druk op de knop "5" of "6" om de regel 
"Datum en tijd instellen" te selecteren en druk 
vervolgens op  OK.  
Page 28 of 244

26
Toegang tot de auto
Ontgrendelen van de auto 
 
► Als u de elektronische sleutel op zak hebt binnen de detectiezone  A, kunt u de 
auto ontgrendelen door uw hand op de 
achterzijde van de portiergreep van een van de 
voorportieren te leggen of door de schakelaar 
voor het openen van de achterklep in te drukken.
Het gedurende enkele seconden 
knipperen van de richtingaanwijzers 
geeft aan dat:
–  de auto is ontgrendeld (uitvoeringen zonder alarmsysteem);– het alarmsysteem is uitgeschakeld (overige uitvoeringen).
Laat omwille van de veiligheid en ter 
voorkoming van diefstal de elektronische 
Ontgrendelen van de auto
► Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.
De eerste keer dat op de ontgrendelknop wordt 
gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers enkele 
seconden om aan te geven dat:
– de auto is ontgrendeld (uitvoeringen zonder alarmsysteem);– het alarmsysteem is uitgeschakeld (overige uitvoeringen).
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
► Druk op deze toets. 
De eerste keer dat op de ontgrendelknop wordt 
gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers enkele 
seconden om aan te geven dat:
– de auto is vergrendeld (uitvoeringen zonder alarmsysteem),– het alarmsysteem is ingeschakeld (overige 
uitvoeringen).
Als een van de portieren of de achterklep  niet goed is gesloten, wordt de auto niet 
vergrendeld. Als uw auto echter is uitgerust 
met het alarmsysteem, wordt dit na ongeveer 
45 seconden volledig ingeschakeld.
Als de auto per ongeluk wordt ontgrendeld 
en de portieren en de achterklep gesloten 
blijven, wordt de auto na ongeveer 30 
seconden automatisch weer vergrendeld. Als 
het alarmsysteem ingeschakeld was, wordt dit 
automatisch weer opnieuw ingeschakeld.
De vergrendelfunctie deactiveert ook de 
toets van de centrale vergrendeling op het 
dashboard.
Supervergrendeling  
► Druk één keer op deze knop om de auto te vergrendelen.► Druk binnen vijf seconden nogmaals op deze knop om de supervergrendeling van de auto in 
te schakelen.
Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem geeft het 
gedurende enkele seconden branden van de 
richtingaanwijzers tijdens het de tweede keer 
indrukken van de vergrendelknop aan dat de 
supervergrendeling is ingeschakeld.
Als de supervergrendeling is  ingeschakeld, werken de 
binnenportiergrepen niet.
Ook de knop van de centrale vergrendeling 
op het dashboard werkt dan niet meer.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er 
zich iemand in de auto bevindt.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand 
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig 
licht.
► Druk op deze toets. 
De parkeerlichten en het dimlicht gaan 
gedurende 30 seconden branden.
Door de toets nogmaals in te drukken terwijl 
de verlichting nog brandt, wordt de verlichting 
onmiddellijk uitgeschakeld.
Keyless entry and start 
 
Systeem dat het ontgrendelen, vergrendelen en 
starten van de auto mogelijk maakt terwijl u de 
elektronische sleutel gewoon op zak houdt.
De elektronische sleutel kan ook worden 
gebruikt als afstandsbediening.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over de  afstandsbediening .  
Page 48 of 244

46
Ergonomie en comfort
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem uit om een comfortabele temperatuur in het 
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over het Stop & 
Start-systeem.
Verwarming/
handbediende 
airconditioning
 
 
De verwarming werkt alleen bij draaiende motor. 
 
De handbediende airconditioning werkt bij 
draaiende motor.
1. Luchtrecirculatie in het interieur
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtverdeling
4. Regeling luchtstroom.
5. Airconditioning aan/uit
Luchtverdeling 
 
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste 
ventilatieroosters
5. Uitstroomopeningen voetenruimte bestuurder 
en voorpassagier
6. Uitstroomopeningen voetenruimte 
achterpassagiers
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en 
airconditioningssysteem
► Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur 
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de 
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters 
en overige uitstroomopeningen alsmede de 
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij 
blijven.
► Dek de zonnesensor op het dashboard niet af; deze wordt gebruikt 
voor het regelen van het automatische 
airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één of twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan 
om het systeem in perfecte staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken 
van een aanhanger op een steile helling 
bij een hoge buitentemperatuur) kan de 
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld 
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een 
uitgeschakelde aanjager en het te lang 
gebruiken van de luchtrecirculatie om te 
voorkomen dat de ruiten beslaan of de 
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft 
gestaan, is het raadzaam het 
passagierscompartiment korte tijd te 
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in 
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje 
water onder de auto vormt. Dit is een normaal 
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en 
airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen 
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd 
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het 
toegevoegde speciale actieve middel is de 
lucht die de inzittenden inademen schoner en 
blijft het interieur schoner (vermindering van 
allergische reacties, stank en vetaanslag).
► Om een correcte werking van de 
airconditioning te garanderen moet u deze 
overeenkomstig de aanbevelingen in het 
onderhouds- en garantieboekje laten 
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en 
airconditioningssystemen werken alleen als 
de motor draait.  
Page 53 of 244

51
Ergonomie en comfort
3Voorzieningen vóór1.Zonneklep
2. Dashboardkastje
3. 12 V-aansluiting (max. 120 W).
4. USB-aansluiting
5. Open opbergruimte
6. Open opbergruimte met twee bekerhouders
7. Middenarmsteun vóór
(afhankelijk van de uitvoering)
8. Opbergvakken
9. Open opbergruimte met bekerhouder
Zonneklep 
 
De zonnekleppen zijn voorzien van een make-
upspiegel met klep en een kaarthouder (of 
tickethouder).
Dashboardkastje 
 
► Trek de hendel naar u toe om het dashboardkastje te openen.
In het dashboardkastje bevindt zich ook 
de schakelaar voor het uitschakelen van 
de airbag voor de voorpassagier.
12 V-aansluitingen 
   
Page 68 of 244

66
Verlichting en zicht
Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de plek van de ruitensproeiers.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans 
op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwisserarmen niet los tijdens het 
omhoog zetten - Kans op beschadiging van 
de voorruit!
►  Reinig de voorruit met behulp van een reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten 
van het type "Rain X".
► Maak het versleten wisserblad dat zich het dichtste bij u bevindt los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.► Herhaal de procedure voor het andere ruitenwisserblad.► Begin met het ruitenwisserblad dat zich het dichtste bij u bevindt, houd nogmaals elke arm 
vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser 
voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen 
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.► Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor autoruiten.► Maak het versleten wisserblad los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.
Met touchscreen
► Selecteer in het menu Rijverlichting / 
Auto het tabblad "Overige instellingen ", 
vervolgens " Comfortverlicht." en activeer/
deactiveer " Ruitenwisser achter bij 
inschakelen achteruit".
Wanneer er sneeuw of ijs op de 
achterruit ligt of er een fietsendrager op 
de trekhaak is gemonteerd, schakel de 
automatische ruitenwisser dan uit via het 
menu Rijverlichting/Auto  op het 
touchscreen.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring helemaal richting het dashboard en houd hem in deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang 
aan de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt nog een laatste wisslag 
gemaakt.
Speciale stand van de 
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het 
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De 
stand kan ook in de winter (bij ijs en sneeuw) 
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los 
van de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de 
ruitenwissers raden wij u het volgende 
aan:
– Ga er voorzichtig mee om.– Reinig ze regelmatig met zeepsop.– Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk karton tegen de voorruit te houden.– Vervang ze zodra ze tekenen van slijtage vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit 
demonteert
 
 
► Wanneer u de wisserhendel binnen een minuut na het uitschakelen van het contact 
bedient, gaan de wisserbladen in een verticale 
positie staan.
► Ga verder met waar u mee bezig was of vervang de ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad 
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserhendel om de ruitenwissers weer in 
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen 
vervangen
Verwijderen/aanbrengen 
ruitenwisserbladen vóór
 
 
► Voer het vervangen van de ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.► Begin met het ruitenwisserblad dat zich het verste van u af bevindt. Houd elke arm vast bij 
het starre gedeelte en beweeg de arm zo ver 
mogelijk omhoog.   
Page 80 of 244

78
Veiligheid
Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of 
passagiers kleiner dan anderhalve meter 
gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan 
één kind gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens 
het rijden.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor 
meer informatie over  kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke 
veiligheidsvoorschriften moeten 
werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door 
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats, om te garanderen dat de 
werkzaamheden volgens de voorschriften 
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig controleren door een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats, 
vooral als de gordels beschadigingen 
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of 
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar 
bij CITROËN-dealers.
Airbags
Algemene informatie
Het systeem is speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen 
en de middelste zitplaatsen achterin bij ernstige 
aanrijdingen te verhogen. De airbags vullen 
de werking van de veiligheidsgordels met 
spankrachtbegrenzers aan.
Elektronische schoksensoren registreren en 
analyseren de frontale en zijdelingse krachten 
waaraan de detectiezones bij een aanrijding 
worden blootgesteld:
– Bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk geactiveerd en verhogen deze de 
bescherming van de inzittenden van de auto; 
direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit 
de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd 
en de inzittenden de auto eventueel kunnen 
verlaten.
– Bij een lichte aanrijding, een aanrijding van achteren en in sommige gevallen bij over de kop 
slaan, kan het zijn dat de airbags niet worden 
geactiveerd. In deze situaties bieden alleen de 
veiligheidsgordels bescherming.
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard 
van het obstakel en de snelheid van de auto op 
het moment van de aanrijding.
De airbags werken alleen als het 
contact is ingeschakeld.
Deze uitrusting werkt slechts één keer. Als 
er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens 
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de 
airbags niet meer geactiveerd.
Detectiezones bij aanrijdingen
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
Wanneer een of meerdere airbags 
worden geactiveerd, veroorzaakt de 
pyrotechnische lading in het systeem een 
geluid en een kleine hoeveelheid rook.
De rook is niet schadelijk, maar kan irriterend 
zijn voor personen die hier gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of 
meerdere airbags wordt geproduceerd, kan 
het gehoor gedurende een korte periode 
enigszins verminderen.
Airbags vóór 
 
Deze airbags beschermen de bestuurder 
en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding om de kans op hoofd- en borstletsel te 
verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het 
stuurwiel en de passagiersairbag in het 
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de 
airbag aan passagierszijde wanneer deze 
is uitgeschakeld *, bij een ernstige frontale 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone vóór  (A).
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de 
bestuurder en het stuur of tussen de passagier 
voorin en het dashboard om te verhinderen dat 
deze naar voren wordt geslingerd.
*  Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.   
Page 81 of 244

79
Veiligheid
5Airbags vóór 
 
Deze airbags beschermen de bestuurder 
en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding om de kans op hoofd- en borstletsel te 
verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het 
stuurwiel en de passagiersairbag in het 
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de 
airbag aan passagierszijde wanneer deze 
is uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone vóór  (A).
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de 
bestuurder en het stuur of tussen de passagier 
voorin en het dashboard om te verhinderen dat 
deze naar voren wordt geslingerd.
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
Zijairbags 
 
Bij een ernstige aanrijding van opzij beschermt 
dit systeem de bestuurder en voorpassagier om 
het risico op letsel tussen de heup en schouder 
te beperken.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van 
de rugleuning, aan de portierzijde.
Activering
De zijairbags worden geactiveerd aan één zijde 
bij een ernstige aanrijding van opzij tegen een 
deel van de of de gehele impactzone  B.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de 
heup en de schouder van de inzittende en het 
desbetreffende portierpaneel.
Window-airbags
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers 
(uitgezonderd de middelste passagier achter) 
te beschermen bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant 
van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen 
en in de hemelbekleding.
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de 
zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen 
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen 
(een gedeelte van) de impactzone opzij ( B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de 
inzittenden vóór en achter en de betreffende 
zijruiten.
Storing
Als dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden, 
raadpleeg dan altijd het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem 
te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige 
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij 
over de kop slaan, kan het zijn dat de 
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale 
aanrijding worden de zij- en window-airbags 
niet geactiveerd.   
Page 82 of 244

80
Veiligheid
Adviezen
Houd u aan de onderstaande 
veiligheidsvoorschriften voor een 
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze 
correct is geplaatst en afgesteld.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten, enz.) en bevestig niets 
in de buurt van de airbags of in het gebied 
waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende 
bij het afgaan van de airbag verwonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp 
van uw auto, vooral niet in de directe 
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto 
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen 
uitsluitend door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats worden 
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan 
op letsel of lichte brandwonden aan het 
hoofd, de borst of de armen als de airbag 
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens even snel 
leeg, waarbij de hete gassen via de daarvoor 
bestemde openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de 
spaken vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet 
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt 
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten 
of een pijp brandwonden of ander letsel 
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen 
gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet 
op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op 
het stuurwiel of op het dashboard. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde 
stoelhoezen aan die compatibel zijn met 
zijairbags. Voor informatie over stoelhoezen 
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich 
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets 
over de rugleuning van de stoelen (kleding 
enz.): dit zou bij het afgaan van de zijairbags 
kunnen leiden tot verwondingen aan armen 
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel 
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren 
bevatten de zijdelingse schoksensoren van 
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) 
die niet aan de voorschriften voldoen, kan 
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer 
goed werken - In dat geval werken de 
zijairbags mogelijk niet!
Laat dergelijke werkzaamheden uitsluitend 
uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de 
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de 
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los; 
deze maken deel uit van de bevestiging van 
de window-airbags.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het 
vervoer van kinderen verschilt per land. 
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende 
adviezen op:
– Conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner 
dan 1,50 m in goedgekeurde, aan het 
lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op 
met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen 
uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
– Volgens de statistieken is de achterbank 
van uw auto de veiligste plaats voor het 
vervoeren van een kind.
– Kinderen lichter dan 9 kg moeten in 
een naar achteren gerichte positie in de 
auto worden geplaatst, op de voorstoel of 
achterbank van de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op 
de achterzitplaatsen van de auto te 
vervoeren:
–  tot 3 jaar "met de rug in de rijrichting ",– vanaf 3 jaar "met het gezicht in de 
rijrichting ".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel 
correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat 
de steun goed contact maakt met de vloer.
Advies
Een onjuist geïnstalleerd kinderzitje kan 
de veiligheid van het kind in gevaar 
brengen in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of 
gesp van de veiligheidsgordel onder het 
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het 
zitje in gevaar kunnen brengen.   
Page 85 of 244

83
Veiligheid
5De airbag vóór aan 
passagierszijde 
uitschakelen
 
 
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind 
de airbag vóór aan passagierszijde altijd 
uit als u een kinderzitje “met de rug in de 
rijrichting” op de voorstoel plaatst. Wanneer u 
dit niet doet, kan uw kind ernstig of dodelijk 
gewond raken als de airbag wordt 
opgeblazen.
Auto's zonder uitschakelknop
Het is ten strengste verboden om een 
naar achteren gericht kinderzitje op de 
voorstoel te plaatsen! Wanneer u dat wel 
doet, kan uw kind dodelijk of ernstig gewond 
raken wanneer de airbag wordt geactiveerd.
De airbag vóór aan passagierszijde 
uit- of inschakelen
De schakelaar bevindt zich in het 
dashboardkastje.
 
 
Bij uitgeschakeld contact:► Steek de sleutel in de schakelaar voor de airbag en draai deze in de stand " OFF" om de 
airbag uit te schakelen. 
► Draai de sleutel in de stand "ON" om de 
airbag weer in te schakelen.
Als het contact wordt ingeschakeld:
Dit waarschuwingslampje gaat branden en blijft branden om uitschakeling aan te 
geven.
Of
Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer 1 minuut branden om inschakeling aan te 
geven.
Aanbevolen kinderzitjes
Deze aanbevolen kinderzitjes kunnen met 
een driepuntsveiligheidsgordel  worden 
vastgemaakt.
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg. 
 
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt naar achteren gericht geplaatst.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg 
 
L5
"RÖMER KIDFIX XP"
Kan aan de ISOFIX-bevestigingspunten van  de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de  veiligheidsgordel.
Alleen op de buitenste zitplaatsen van de  achterbank geplaatst.
De hoofdsteun van de stoel moet worden  verwijderd.