dashboard CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2012Pages: 245, PDF Size: 8.34 MB
Page 11 of 245

9
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar autoradio.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Opbergvak.
Parfumeur.
6.
Zonnesensor.
7.
Airbag aan passagierszijde.
8.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
10.
Dashboardkastje.
11 .
Schakelaar elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar Stop & Start-systeem.
12.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
13.
Autoradio.
14.
Urgence- of Assistance-oproep .
15.
12V-aansluiting (max. 100 W) .
16.
USB-aansluiting / Jack-aansluiting.
17.
Bekerhouder.
18.
Schakelaars stoelverwarming.
19.
Handrem.
COCKPIT
Page 24 of 245

1
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL
Het instrumentenpaneel, het multifunctionele display en de controle- en waarschu-
wingslampjes geven informatie over de werking van de auto.
1.
Toerenteller.
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2.
Gedeelte van de toerenteller dat aan-
geeft wanneer u moet opschakelen.
3.
Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
4.
Controlelampje elektrische kinder-
beveiliging.
Gaat bij het inschakelen van de elek-
trische kinderbeveiliging (blokkering
van de ruitbediening achter en van de
binnenportiergrepen van de achter-
portieren) enkele seconden branden
om het inschakelen te bevestigen.
Digitaal lichtdoorlatend instrumentenpaneel
Dit display geeft waarschuwings- en in-
formatiemeldingen weer.
Multifunctioneel display
Gedeelte controle- en
waarschuwin
gslampjes
Dit gedeelte bevat de controle- en waar-
schuwingslampjes die informatie geven
over de werking van de auto.
Resetknop
Met deze knop kunt u de geselecteerde
functie op 0 zetten (dagteller of onder-
houdsintervalindicator).
Regelknop dashboardverlichting
Met deze knop kunt u de lichtsterkte
van de dashboardverlichting regelen.
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weerga-
ve van een bepaalde functie de
desbetreffende paragraaf.
5.
Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
6.
Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan
(km/h of mph).
7.
Dagteller.
(km of miles)
8.
Onderhoudsintervalindicator.
(km of miles), vervolgens,
Kilometerteller.
(km of miles)
9.
Motorolieniveaumeter.
Page 27 of 245

1
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Passagiersairbag
permanent. De schakelaar in
het dashboard aan
passagierszijde staat in de
stand " ON
".
De passagiersairbag is
ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting". Zet de schakelaar in de stand " OFF
" om de
passagiersairbag uit te schakelen.
U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in
de rijrichting".
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Elektrisch
bediende
kinderbeveiliging
tijdelijk
. De elektrisch bediende
kinderbeveiliging is actief. Elke keer als u het contact aanzet en deze functie
inschakelt, brandt de signalering enkele seconden.
Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk
"Veilig vervoeren van kinderen".
Page 28 of 245

1
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent. De schakelaar aan
passagierszijde in het
dashboardkastje staat in de
stand " OFF
".
De frontairbag aan
passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de
frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen
kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR
permanent. De toets midden op het
dashboard wordt ingedrukt.
Het bijbehorende
controlelampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het controlelampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 36 of 245

1
34
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilo-
meterstand van de auto aan.
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de dash-
boardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven
bij het afzetten van het contact, bij het
openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen
van de auto.
Verander om aan de plaatselijke regelge-
ving te kunnen voldoen de eenheid van
de afstand (km of mijl) zodat deze over-
eenkomt met de eenheid die wordt ge-
bruikt in het land waar u zich bevindt. Dit
kunt u doen via het confi guratiemenu.
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers weer nadat de bestuurder de
teller op 0 heeft gezet.
Actief
Als de verlichting van de auto is inge-
schakeld:
)
druk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
)
laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet wor-
den ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
verlichting overdag, in de dagstand
staat.
Dagteller
)
Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat.
Page 50 of 245

3
48
COMFORT
Condensvorming in de aircon-
ditioning kan ertoe leiden dat er
zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk
voor de ozonlaag. GEBRUIKSADVIEZEN VOOR VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en aircondi-
tioning de volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Stel de aanjager zo in dat de interieurlucht goed ververst wordt.
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige ventilatieopeningen alsmede de uitstroom-
opening in het interieur aan weerszijden van de hoedenplank vrij blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard (achter het instrumen-
tenpaneel) niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van
de airconditioning.
)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om
het systeem in perfecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale
toegevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische
reacties, stank en vetaanslag).
)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Page 55 of 245

3
COMFORT
Voer om veiligheidsredenen han-
delingen met het geurelement uit-
sluitend uit bij stilstaande auto.
Haal geurelementen niet uit el-
kaar.
Probeer de parfumeur of de geu-
relementen niet bij te vullen.
Vermijd elk contact met de huid
en met de ogen.
Houd de geurelementen buiten
het bereik van kinderen en huis-
dieren.
Houd de middelste ventilatie-
roosters geopend.
De geursterkte is mede afhan-
kelijk van de instellingen van de
ventilatie en de airconditioning.
De parfumeur, die voor een aangena-
me geur in de auto zorgt, kan met een
draaiknop naar wens worden ingesteld.
Het geurelement is in verschillende
geuren leverbaar.
Geurelement plaatsen
)
Verwijder de houder van het ele-
ment.
)
Plaats het element (met de bloem
rechtsboven).
)
Druk de knop in en draai deze een
kwart omwenteling met de wijzers
van de klok mee.
De regelknop is geïntegreerd in het
dashboard of in het bovenste opberg-
vak van het dashboard.
Met behulp van deze knop kunt u de
sterkte van de geur instellen.
)
Draai de knop naar rechts om de
geur in de auto te verspreiden.
)
Draai de knop naar links om de par-
fumeur af te sluiten.
Geurelement
Het geurelement kan zeer eenvoudig
worden vervangen.
U kunt het geurelement op elk moment
verwisselen en buiten de auto bewaren,
dankzij de houder waarmee het element
kan worden afgesloten als het reeds is
gebruikt.
Bij het CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats zijn verschil-
lende geuren leverbaar.
Geurelement verwijderen
)
Druk het element in en draai het een
kwart omwenteling tegen de wijzers
van de klok in.
)
Verwijder het element
)
Sluit het element af met de houder.
Gooi het originele element niet
weg: dit moet worden gebruikt
om het systeem af te sluiten als
de geurelementen niet worden
gebruikt.
Draai de knop voor een langere
levensduur van het geurelement
naar links zodra de sterkte van
de geur in het interieur voldoen-
de is.
Page 84 of 245

6
VOORZIENINGEN
VOORZIENINGEN IN HET
INTERIEUR VÓÓR
1.
Zonneklep.
2.
Kinderspiegel.
3.
Handgreep met kleerhangerhaak.
4.
Bovenste opbergvak.
Instellen parfumeur.
5.
Bergruimte.
6.
Verlicht dashboardkastje.
7.
Kaartvakken.
8.
Open bergvak aan de buitenkant
van de passagiersstoel.
9.
Kaarthouder.
10.
12V-aansluiting (max. 120 W).
11 .
USB-stekker / jackstekker.
12.
Blikhouder.
Page 85 of 245

6
83
VOORZIENINGEN
KINDERSPIEGEL ZONNEKLEP
De zonneklep kan zowel omlaag als
naar opzij worden geklapt.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
afdekbare make-upspiegel en een tic-
kethouder.
DASHBOARDKASTJE
Het dashboardkastje bestaat uit speci-
ale ruimtes voor het opbergen van een
fl es frisdank, het instructieboekje van
de auto, ...
)
Trek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboardkastje
treedt in werking zodra de klep wordt
geopend.
De kinderspiegel is aangebracht boven
de binnenspiegel. Hiermee kunnen de
kleine passagiers achterin de auto in de
gaten worden gehouden of kan gemak-
kelijker een gesprek worden gevoerd
tussen de inzittenden voor en achterin,
zonder de instelling van de binnenspie-
gel te hoeven wijzigen en zonder dat u
zich hoeft om te draaien. De spiegel is
wegklapbaar om verblinding te voorko-
men.
Page 110 of 245

8
108
VEILIGHEID
AIRBAGS
Het activeren van de airbags
gaat gepaard met wat onscha-
delijke rook en een knal, als ge-
volg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar
kan voor personen die hier ge-
voelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Frontairbags
De frontairbags beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-
zen - behalve als de airbag aan pas-
sagierszijde is uitgeschakeld - bij een
ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
,
in de lengterichting van de auto en ho-
rizontaal vanaf de voorzijde richting de
achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het dashboard
om te verhinderen dat deze naar voren
wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij.
De airbags werken alleen als
het contact aan is.
De airbags werken slechts een-
maal. Als er een tweede aanrij-
ding plaatsvindt (tijdens hetzelfde
of een volgend ongeval), worden
de airbags niet meer opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier achter)
bij ernstige aanrijdingen te verbeteren.
Ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
spanbegrenzers (behalve bij de middel-
ste passagier achter).
De elektronische schoksensoren regi-
streren de frontale en zijdelingse aanrij-
dingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de
airbags onmiddellijk af om de inzit-
tenden van de auto (uitgezonderd
de middelste passagier achter) te
beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags,
zodat het zicht niet wordt belemmerd
en de inzittenden de auto eventueel
kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming.