display CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2012Pages: 245, PDF Size: 8.34 MB
Page 4 of 245

2
INHOUDSOPGAVE
Instrumentenpaneel 22Verklikkerlampjes 23Signaleringen 31Regelknoppen 34
Ventilatie 47Achterruitverwarming 49Verwarming 49Handbediende airconditioning 49Automatische airconditioning metgescheiden regeling 51Parfumeur 53Voorstoelen 54Achterbank 56Spiegels 58Stuurwielverstelling 59
3 - COMFORT 47 Î 59
Sleutel met afstandsbediening 60Ruitbediening 64
Portieren 66Achterklep 68Panoramadak met glas 69Brandstoftank 70Vulpistoolrestrictie (diesel) 72
4 - TOEGANG TOTDE AUTO 60 Î72
Lichtschakelaar 73Koplampen verstellen 76Ruitenwisserschakelaar 77Plafonniers 80Verlichting bagageruimte 81
5 - ZICHT 73 Î81
Kinderzitjes 92ISOFIX-kinderzitjes 97Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 100
7 - VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN 92 Î 100 IN EEN OOGOPSLAG 4
Î 19
1 - CONTROLE TIJDENS
HET RIJDEN 22
Î 34
Display zonder autoradio 35Displays met autoradio 37Boordcomputer 44
2 - MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS 35 Î 46
Voorzieningen in het nterieur
vóór 82Voorzieningenachterpassagiers 86Voorzieningen voor debagageruimte 89
6 - VOORZIENINGEN 82 Î91
ECO-RIJDEN 20 Î21
Page 19 of 245

17
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
RIJDEN
Deze versnellingsbak met zes versnel-
lingen biedt u de keuze tussen het com-
fort van automatisch schakelen en het
plezier van handmatig schakelen.
1.
Selectiehendel.
2.
Flipper "-"
.
3.
Flipper "+"
.
De ingeschakelde versnelling of de ge-
selecteerde rijstand wordt weergegeven
op het display van het instrumentenpa-
neel.
N.
Neutral (Neutraalstand).
R.
Reverse (Achteruitversnelling).
1 t/m 6.
Ingeschakelde versnellingen.
AUTO.
Automatische stand.
)
Zet de selectiehendel in de stand
N
en trap het rempedaal tijdens het
starten van de motor stevig in.
)
Selecteer de automatische stand
(stand A
) of de handmatige stand
(stand M
) met de selectiehendel 1
,
of
schakel de achteruitversnelling in
door de selectiehendel 1
in de stand
R
te plaatsen.
)
Zet de handrem vrij.
)
Laat het rempedaal geleidelijk los
en geef vervolgens gas.
EGS6-versnellingsbak
Weergave op het
instrumentenpaneel
We
grijden
11 4
Page 24 of 245

1
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL
Het instrumentenpaneel, het multifunctionele display en de controle- en waarschu-
wingslampjes geven informatie over de werking van de auto.
1.
Toerenteller.
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2.
Gedeelte van de toerenteller dat aan-
geeft wanneer u moet opschakelen.
3.
Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
4.
Controlelampje elektrische kinder-
beveiliging.
Gaat bij het inschakelen van de elek-
trische kinderbeveiliging (blokkering
van de ruitbediening achter en van de
binnenportiergrepen van de achter-
portieren) enkele seconden branden
om het inschakelen te bevestigen.
Digitaal lichtdoorlatend instrumentenpaneel
Dit display geeft waarschuwings- en in-
formatiemeldingen weer.
Multifunctioneel display
Gedeelte controle- en
waarschuwin
gslampjes
Dit gedeelte bevat de controle- en waar-
schuwingslampjes die informatie geven
over de werking van de auto.
Resetknop
Met deze knop kunt u de geselecteerde
functie op 0 zetten (dagteller of onder-
houdsintervalindicator).
Regelknop dashboardverlichting
Met deze knop kunt u de lichtsterkte
van de dashboardverlichting regelen.
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weerga-
ve van een bepaalde functie de
desbetreffende paragraaf.
5.
Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
6.
Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan
(km/h of mph).
7.
Dagteller.
(km of miles)
8.
Onderhoudsintervalindicator.
(km of miles), vervolgens,
Kilometerteller.
(km of miles)
9.
Motorolieniveaumeter.
Page 25 of 245

1
23
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een aantal verklikkerlampjes
heeft beide mogelijkheden. Of
het constant branden of knip-
peren van een verklikkerlampje
duidt op een storing, is afhanke-
lijk van de werkingsfase van de
auto.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is inge-
schakeld.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer links
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar
omlaag beweegt.
Richtingaanwijzer rechts
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar
omhoog beweegt.
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Parkeerlichten".
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Dimlicht".
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar
naar u toe trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Page 28 of 245

1
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent. De schakelaar aan
passagierszijde in het
dashboardkastje staat in de
stand " OFF
".
De frontairbag aan
passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de
frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen
kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR
permanent. De toets midden op het
dashboard wordt ingedrukt.
Het bijbehorende
controlelampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het controlelampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 29 of 245

1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden
een van de volgende waarschuwingslamp-
jes gaat branden, wijst dit op een storing in
het desbetreffende systeem en moet de
bestuurder actie ondernemen. Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat
branden de aanvullende informatie, die via een melding op het multifuncti-
onele display wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent, alleen
of in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,
een geluidssignaal en
een melding op het
display.
Dit waarschuwingslampje
brandt bij een ernstige
storing met betrekking
tot het remsysteem, de
stuurbekrachtiging, de
motoroliedruk of bij een te
hoge koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats want de motor kan tijdens het rijden
uitvallen.
Parkeer de auto, zet het contact af en neem
contact op met het CITROËN-netwerk of met een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Service
tijdelijk, in
combinatie
met een
geluidssignaal en
een melding op
het display. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek controlelampje
gaat branden.
Identifi ceer de storing met behulp van de melding op
het display zoals bijvoorbeeld:
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- al dan niet branden van de lampen,
- vervuiling van het roetfi lter bijauto's met dieselmotor
(zie het hoofdstuk "Controles - § Roetfi lter").
Raadpleeg in andere gevallen het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek controlelampje
gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de melding
op het display en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Remsysteem
permanent, in
combinatie met
het STOP-lampje. Het remvloeistofniveau is
te laag.
Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van
een artikelnummer van CITROËN.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het
systeem dan controleren door het CITROËN-
netwerk of door eengekwalifi ceerde werkplaats.
+
permanent, in combinatie met
het waarschuwingslampje
ABS en het STOP-lampje.
Er is een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (EBD). Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 33 of 245

1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
aan hoeveel kilometer u nog verwij-
derd bent van de eerstvolgende onder-
houdscontrole volgens het schema van
de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhouds-
intervalindicator op basis van twee pa-
rameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
Enkele seconden na het aanzetten van
het contact verdwijnt de sleutel
; de
teller geeft weer de kilometerstand en
de stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display een paar seconden het vol-
gende aan:
Enkele seconden na het aanzetten
van het contact treedt de kilometertel-
ler weer in werking en blijft de sleutel
branden
om aan te geven dat er bin-
nenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende enkele seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilometertel-
ler geeft de resterende kilometers tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display een paar seconden het vol-
gende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.
Page 34 of 245

1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
5 minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator moet
na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de dagtel-
ler en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometertel-
ler begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden mee-
gewogen bij de nog af te leggen
kilometers, afhankelijk van de
rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan bran-
den als het interval van twee
jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
enkele seconden de sleutel knipperen
om aan
te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld:
u hebt de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudsbeurt met 300 km overschre-
den.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
een paar seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten
van het contact treedt de kilometertel-
ler weer in werking en blijft de sleutel
branden
.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhouds-
informatie weergeven.
)
Druk op de knop voor nulstelling van
de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt en-
kele seconden weergegeven en ver-
dwijnt vervolgens weer.
Page 35 of 245

1
33
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale onder-
grond staat en de motor minstens
30 minuten niet heeft gedraaid.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan of
het motoroliepeil in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt
eerst de onderhoudsintervalindicator
weergegeven en vervolgens gedurende
enkele seconden het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Als de aanduiding "OIL"
knippert in
combinatie met het verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, is
het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld om te
voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat. Als de aanduiding "OIL --"
knippert,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het motor-
type van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
- A
= maxi; het oliepeil mag
nooit boven het niveau A
uitkomen (kans op scha-
de aan de motor),
- B
= mini; als het oliepeil
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor de
motor van uw auto voor-
geschreven type motor-
olie worden bijgevuld via
de vuldop.
Page 37 of 245

2
35
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur (de tempera-
tuur knippert bij kans op gladheid),
- controle van te openen carrosserie-
delen (portieren, achterklep, ...),
- informatie van de boordcomputer
(zie het einde van dit hoofdstuk).
Het display kan tijdelijk waarschuwings-
meldingen of informatie weergeven.
Deze kunnen worden gewist door op de
toets "ESC"
te drukken.
MONOCHROOM DISPLAY A (ZONDER AUTORADIO)Toetsen
Algemeen menu
Het display kan met behulp van drie
toetsen worden bediend:
- "ESC"
om de uitgevoerde hande-
ling af te breken,
- "MENU"
om een overzicht van de
menu's of hulpmenu's weer te ge-
ven,
- "OK"
om het gewenste menu of
hulpmenu te selecteren.
)
Druk op de toets "MENU"
om een
overzicht van de diverse menu's in
het algemene menu
weer te ge-
ven:
- confi guratie van de auto,
- opties,
- instellingen display,
- talen,
- eenheden.
)
Druk op de toets "OK"
om het ge-
wenste menu te selecteren.